• No results found

De hoofdvraag van het onderzoek is “Hoe heeft de governance van de lokale voedselketen in

de Amsterdamse metropoolregio zich ontwikkeld vanaf 2006?”. Deelvragen in dit onderzoek

zijn;

I. Welke partijen doen mee aan de governance van de lokale voedselketen in de Metropoolregio Amsterdam?

II. Hoe komt besluitvorming tussen de partijen tot stand?

III. Voldoet het platform Voedsel Verbindt aan Elinor Ostrom’s design principles voor polycentrisch beheer?

Voedselbeleid in Nederland wordt niet overgelaten aan de vrije markt, overheidspartijen voelen zich genoodzaakt om beleid te vormen. Negatieve externe effecten van voedselproductie, zoals het verlies aan biodiversiteit, moeten op deze manier zoveel mogelijk beperkt worden. Daarnaast trachten overheidspartijen via voedselbeleid consumptiegedrag enigszins te sturen. Binnen de Amsterdamse regio probeerde de gemeente Amsterdam in 2006 met het programma Proeftuin Amsterdam bewustzijn te creëren onder de bewoners van de stad. Door schooltuinen en boerderijeducatie zouden inwoners een beter beeld krijgen van de herkomst van hun voedsel. De thema’s van Proeftuin Amsterdam waren:

- Dichtbij en natuurlijk - Gezond en lekker

- Duurzaam en diervriendelijk - Kennis, werk en opleiding

2012). Via actieprogramma’s werd voedsel een steeds belangrijker beleidsthema. Wethouder Marijke Vos (GroenLinks) en de planoloog Pim Vermeulen (Dienst Ruimtelijke Ordening) staken veel energie in het project. De governance van Proeftuin Amsterdam werd gedaan door overheidspartijen. De gemeente Amsterdam werkte vooral samen met de gemeente Zaanstad, de provincie Noord-Holland, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Stuurgroep Groene Hart. Hoewel deze partijen niet een dominante hiërarchische macht waren, was de sturing van het programma wel vanuit de overheid. Burgers konden met initiatieven terecht bij Pim Vermeulen en Marijke van Schendelen, die bepaalden welke projecten de moeite waard waren om in te investeren (Bijlage E)

De opvolgende voedselstrategie was de voedselvisie. Deze werd na een motie uit 2011 van de Partij voor de Dieren in 2014 gepresenteerd door wethouder Freek Ossel (PvdA). De belangrijkste doelstellingen waren onder andere het verbeteren van de volksgezondheid en het effectiever inrichten van de infrastructuur rondom de voedselketen.

De gemeente Amsterdam nam opnieuw het voortouw in het samenstellen van de voedselvisie. Via bijeenkomsten werden er in 2013 verschillende partijen betrokken bij de samenstelling van de visie. De belangrijkste betrokkenen waren de gemeente Amsterdam, Amsterdam Economic Board, ANMEC en het programmateam Gezond Gewicht.

Toch wordt de voedselvisie door velen als een mislukt project gezien. De opvolger van wethouder Freek Ossel, Abdeluheb Choho (D66), had andere prioriteiten dan de ambities uit de voedselvisie. Hij presenteerde Agenda Groen, waar andere projecten omtrent duurzaamheid voorrang kregen. Er werd in de jaren na de opstelling van de voedselvisie weinig met voedsel gedaan in de Metropoolregio Amsterdam.

Toch was het opstellen van de voedselvisie geen compleet verspilde energie. Het onderwerp bleef, ondanks het feit dat er weinig doelstellingen behaald zijn, op de beleidsagenda staan. Daarnaast ontstonden er door de bijeenkomsten rondom de voedselvisie grote netwerken van betrokkenen bij de voedselketen. Deze netwerken begonnen zich te verenigen in platforms. Arnold van der Valk richtte de Food Council MRA in 2017 op. De Food Council heeft als doel om burgerbewegingen en start-ups te verenigen en in contact te brengen met overheidspartijen en het bedrijfsleven.

In april 2019 werd de stichting Voedsel Verbindt officieel opgericht, waar ook de Food Council MRA een partner van is. Dit platform presenteert zichzelf als polycentrisch, er is

geen sprake van een hiërarchie of top-down beleid. Bij Voedsel Verbindt zijn de volgende zes pijlers centraal gesteld:

I. Circulaire voedseleconomie II. Gezond eten is gezond leven III. Leren van eigen data

IV. Voedsellandschappen: voedsel uit eigen regio. V. Slimmere voedselstromen

VI. Talent boeien en binden voor de voedseleconomie

De onderstaande design principles van Elinor Ostrom (1990) zijn gebruikt om het polycentrische model van het platform Voedsel Verbindt te analyseren.

I. Design principle 3:

Most individuals affected by the operational rules can participate in modifying the operational rules.

Voedsel Verbindt heeft de ambitie vrijwillige samenwerking tussen overheidspartijen, onderwijsinstellingen, burgerbewegingen en private partijen te faciliteren. De kracht van het platform moet gaan liggen in het zelforganiserende vermogen van de partners. Initiatieven komen van onderaf (bottom-up). Voedsel Verbindt is op deze manier minder afhankelijk van machtswisselingen bij (gekozen) overheidsorganisaties na verkiezingen. Er bestaat geen top-

down beleid, waar één partij alle regels van het platform bepaalt. Waar eerder

overheidspartijen de richting van het programma Proeftuin Amsterdam bepaalden, worden plannen nu vaker door niet-gouvernementele partijen naar voren geschoven.

Er zijn een aantal belangrijke verschillen tussen Proeftuin Amsterdam en het Voedsel Verbindt. In 2006, bij de start van het actieprogramma, bepaalden overheidspartijen (met name de gemeente Amsterdam) de koers. Ook was het Rijk, via het ministerie van LNV nog betrokken bij Proeftuin Amsterdam. Inmiddels is de gemeente Amsterdam niet meer de voorloper in de regionale voedselstrategie. De gemeente is via onder andere Frank Bakkum (Ruimte en Duurzaamheid) wel aangehaakt bij Voedsel Verbindt, maar bestuurlijk is Amsterdam nog niet aangesloten bij het platform (Bijlage D). Toch toont het contact met Frank Bakkum aan dat het platform makkelijk toe te treden is. Partijen kunnen zich aansluiten bij initiatieven. Het Rijk is niet direct betrokken bij Voedsel Verbindt, ondanks de gesprekken

die hierover gevoerd zijn (Bijdrage C). II. Design principle 5:

Appropriators who violate operational rules are likely to be assessed graduated sanctions (depending on the seriousness and context of the offense) by other appropriators, by officials accountable to these appropriators, or by both.

Voedsel Verbindt werkt niet met een sanctiesysteem. Hierin wijkt het platform af van de

design principles van Elinor Ostrom. Ostrom (1990) beschrijft de noodzaak van sancties als

volgt:

“CPR appropriators create their own internal enforcement to (1) deter those who are tempted to break rules and thereby (2) assure quasi-voluntary compliers that others also comply”

(p.95)

Het is volgens Ostrom van belang dat leden elkaar lichte sancties kunnen opleggen. Het is een manier om andere deelnemers scherp te houden. Een lichte sanctie herinnert partijen aan de regels, waardoor ze in het vervolg beter afspraken nakomen. Het platform Voedsel Verbindt heeft (nog) geen duidelijke afspraken gemaakt. De toekomst zal moeten uitwijzen of het platform ook zonder sanctiesysteem genoeg slagkracht heeft om resultaten te boeken.

III. Design principle 7:

The rights of appropriators to devise their own institutions are not challenged by external governmental authorities.

Voedsel Verbindt krijgt genoeg ruimte vanuit het Rijk. Er is wel contact met het platform geweest, maar toch is de Rijksoverheid niet bestuurlijk aangesloten bij de stichting (Bijlage B, C, D). Voedsel Verbindt en de landelijke overheid streven vergelijkbare doelen na, zoals bijvoorbeeld het realiseren van gezond voedsel voor de consument en een effectief functionerende voedselketen. Het regionale platform is natuurlijk afhankelijk van kaders die door nationale en Europese wetgeving gesteld worden, maar het heeft veel autonomie om zelf beleid te maken.

Het governance-model van Voedsel Verbindt lijkt nog niet helemaal uitgewerkt. Er wordt nu nog nagedacht over de inhoud van hun eigen agenda. Daarnaast kunnen verschillende partners zich nog altijd aansluiten bij het platform. Wel is het duidelijk dat de structuur van Voedsel

Verbindt minder overzichtelijk is dan de structuur van Proeftuin Amsterdam. Het is een model waarin de leiders minder makkelijk aan te wijzen zijn. Het platform zal de komende jaren moeten bewijzen dat het op eigen kracht kan overleven. Een aantal partijen uit gevestigde bedrijfsleven zijn aangesloten bij het platform, de Rabobank ondersteunt Voedsel Verbindt. Overheidspartijen spelen nog wel een rol in het platform, deze rol is nu het faciliteren van initiatieven. Deze initiatieven komen vaak van onderaf. Burgers kunnen op deze manier hun invloed uitoefenen binnen het platform.

De nieuwe manier van samenwerking die Voedsel Verbindt voor ogen heeft, zal dienen als experiment binnen de voedselketen van de Metropoolregio Amsterdam met een polycentrische manier van governance. Het organisatiemodel van Voedsel Verbindt lijkt op het horizontale polycentrische model dat in Elinor Ostrom’s Governing the Commons (1990) beschreven wordt. Hoewel de rol van overheidspartijen belangrijk blijft, ligt er nu meer macht en autonomie bij niet-gouvernementele organisaties die zich richten op maatschappelijk belang.

6.1 Discussie

In dit onderzoek zijn maar een aantal principes van Ostrom meegenomen in de analyse. De overige vijf principes zouden voor eventueel vervolgonderzoek gebruikt kunnen worden. Daarnaast zijn in dit onderzoek niet alle platforms die met voedsel te maken hebben uitvoerig besproken. De beschreven platforms zijn maar een gedeelte van het netwerk dat zich bezig houdt met regionaal voedselbeleid.

Het gesprek met Daniëlle Lieuwen vond telefonisch plaats. Bryman (2012) wijst erop dat telefonische interviews vaak anders verlopen dan gesprekken die face-to-face plaatsvinden. Dit verschilt uiteraard per gesprek. Gevoelige thema’s kunnen volgens Bryman makkelijker telefonisch besproken worden dan in een persoonlijke ontmoeting. Wel stelt de auteur dat telefonische gesprekken vaak een stuk korter zijn. Bovendien is het telefonisch uiteraard niet