• No results found

In deze scriptie staat de vraag centraal of en in hoeverre de persoonlijkheidsrechten een beperking vormen van het eigendomsrecht. Onderzocht is onder welke omstandigheden de uitoefening van de persoonlijkheidsrechten van de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk een inbreuk op het eigendomsrecht van de eigenaar van dat werk rechtvaardigt. De nadruk ligt hierbij op bouwwerken, omdat dit de werken zijn waarbij geschillen tussen bovengenoemde twee rechten zich veelal voordoen. Om tot een vaststelling van factoren te komen die bij een belangenafweging in acht dienen te worden genomen en om te bepalen wanneer deze belangenafweging dient te worden toegepast is als volgt te werk gegaan.

Het eigendomsrecht en het persoonlijkheidsrecht zijn beide uiteengezet en toegelicht. Specifiek is hierbij ingegaan op de aard van deze rechten. Het eigendomsrecht is als fundamenteel recht vastgelegd in het EVRM en beschermt de eigenaar tegen inbreuk op het ongestoord genot van zijn eigendom. Maar ook het persoonlijkheidsrecht van de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk kan worden gezien als een fundamenteel recht. De reputatie en eer en goede naam die door de persoonlijkheidsrechten worden beschermd vallen onder het recht op privacy uit art. 8 EVRM. Beide rechten dienen derhalve als gelijkwaardig te worden beschouwd. Het EHRM hanteert een eigen toetsingskader bij de beoordeling of sprake is van een inbreuk op het recht op eigendom en in zaken waar sprake is van een botsing van fundamentele grondrechten. De Nederlandse jurisprudentie omtrent geschillen tussen het eigendomsrecht en persoonlijkheidsrechten is in kaart gebracht en de wijze waarop het EHRM dergelijke geschillen beoordeeld is ter vergelijking gesteld. Opvallend is dat waar de Nederlandse rechter een onderscheid maakt in de toepassing van een belangenafweging tussen geschillen aangaande art. 25 lid 1 sub c Aw en geschillen aangaande art. 25 lid 1 sub d Aw, het EHRM altijd een belangenafweging toepast.

Aangezien Nederland als verdragsluitende partij bij het EVRM gebonden is aan dit verdrag en daarop gebaseerde jurisprudentie wordt in deze scriptie dan ook gepleit voor de toepassing van een belangenafweging in alle zaken waar het droit au respect tegenover het recht op eigendom komt te staan.

Het komen tot een beslissing bij een botsing van twee fundamentele rechten is maatwerk en derhalve dient om te kunnen beoordelen welk van deze twee rechten prevaleert een belangenafweging plaats te vinden waarin alle ter zake dienende omstandigheden van het geval worden meegewogen. Er wordt onder andere gekeken naar de volgende factoren: de

44

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

oorspronkelijkheid en kwaliteit van het werk, de aard van het werk, de mate waarin reële alternatieven in overweging zijn genomen, het tijdsverloop, het nadeel voor de betrokkenen en eventuele contractuele afspraken tussen partijen.

Niet alleen een maker kan nadeel ondervinden van een wijziging in het werk, ook een eigenaar kan nadeel ondervinden bij geen wijziging in het werk. De rechter had in de Naturalis-zaak de gebruiksfunctie en de beperkte houdbaarheid van het als museum ontworpen gebouw en de noodzaak tot herinrichting van dat gebouw in aanmerking moeten nemen. Kortom, een belangenafweging was hier op zijn plaats geweest, maar heeft jammer genoeg niet plaatsgevonden. De zaak tussen architect Verheijen en Naturalis is uiteindelijk geschikt en derhalve zal niet duidelijk worden hoe een hogere rechter in deze zaak had geoordeeld. De conclusie luidt dat de persoonlijkheidsrechten daadwerkelijk een beperking van het eigendomsrecht betekenen en dat wanneer na een belangenafweging blijkt dat het persoonlijkheidsrecht prevaleert, de eigenaar zich deze beperking moet laten welgevallen. De toepassing van deze belangenafweging in bovengenoemde geschillen heeft het effect dat het verschil tussen sub c en sub d in het huidige artikel 25 lid 1 van de Auteurswet verdwijnt. Daarom is in deze scriptie tevens een aanbeveling gedaan tot wijziging van dit artikel.

45

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

Literatuur – en jurisprudentielijst

Literatuur

Alberdingk Thijm en de Vries 2015

C. Alberdingk Thijm en C. de Vries, De toenemende invloed van het Handvest op het recht van intellectuele eigendom, Berichten Industriële Eigendom, september 2015.

Asser 2008

C. Asser, Asser 5* Zakenrecht eigendom en beperkte rechten, Deventer: Wolters Kluwer 2008. Bunschoten, in T&C GW, art. 14 GW

D.E. Bunschoten, Tekst & Commentaar Grondwet, commentaar op art. 14 GW, actueel tot 01- 10-2015.

Barkhuysen, Van Emmerik en Ploeger 2005

T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik en H.D. Ploeger, De eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en het Nederlandse burgerlijk recht, Deventer: Kluwer 2005.

Dommering 2010

E. Dommering, Recht op persoonsgegevens als zelfbeschikkingsrecht, 2010. Gielen e.a. 2014

Ch. Gielen e.a. (red), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2014.

Grosheide 2017

F.W. Grosheide, Opmerkingen over de juridische bescherming van architectuur bij en naar aanleiding van de De Bovenlanden- en Naturalis-uitspraken, IER 2017/33, 2017.

46

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

Leijten 2016

A.E.M. Leijten, Eigendomsrechten en proportionaliteit: Toetsing aan Artikel 1 Eerste Protocol EVRM in het socialezekerheidsrecht, JBplus, 2016/2.

Lindenbergh 2010

S. D. Lindenbergh, Enforcing the Right to Property Properly An Essay on the Shift from Injunctive Relief to Mere Compensation, 2010.

Mensink 2015

C. Mensink, Eigendomsrecht in beweging, 9 juni 2015, https://gmw.nl/eigendomsrecht-in- beweging/.

Nieuwenhuis 2015

A.J. Nieuwenhuis (2015), Appreciatiemarge en botsing van grondrechten, NJCM-Bulletin, 40(1), 20-35.

Quaedvlieg 1992

A.A. Quadvlieg, Auteur en aantasting, werk en waardigheid, Zwolle: Tjeenk Willink 1992. Quaedvlieg 2014

A.A. Quaedvlieg, Moral rights in the 21st century, the changing role of the moral rights in an era of information overload, Report the Netherlands 2014 (ALAI Brussels 2014, Questionnaire).

Quist 2017

C.M. Quist, Naturalis, de reikwijdte van het auteursrecht, TBR 2017/58. Sanderink 2015, p. 53.

D.G.J. Sanderink, Het EVRM en het materiële omgevingsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Schrage 2006

47

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

Spoor, Verkade en Visser 2005

J.H. Spoor, D.W.F. Verkade en D.J.G. Visser, Auteursrecht: auteursrecht, naburige rechten en databankenrecht, Deventer: Kluwer 2005.

Stolker, in T&C BW, art. 5:1 BW

C.J.J.M. Stolker, Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, commentaar op art. 5:1 BW, (online, actueel tot 01-07-2017).

Vande Lanotte en Haeck 2005

J. Vande Lanotte en Y. Haeck, Handboek EVRM, Deel 1 Algemene beginselen, Antwerpen: Oxford 2005.

Van de Marel en Schaap, in: Moral rights 1995

A.J. van de Marel en J. Schaap, The Netherlands, in: C. van Rij, Moral Rights, Apeldoordn: Maklu Publishers 1995.

Van der Steur 2003

J.C. van der Steur, Grenzen van rechtsobjecten. Een onderzoek naar grenzen van objecten van eigendomsrechten en intellectuele eigendomsrechten, Deventer: Kluwer 2003.

Van Lingen 2007

N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, Groningen: Wolters-Noordhoff 2007. Verkade, in T&C IE, art. 25 Aw

D.W.F. Verkade, Tekst & Commentaar IE, commentaar op art. 25 Aw, (online, actueel t/m 01- 04-2017).

Visser 2017

48

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

Jurisprudentie

EHRM

EHRM 7 februari 2012, nr. 39954/08 (Axel Springer/Duitsland). EHRM 21 september 2010, nr. 34147/06 (Polanco Torres). EHRM 30 maart 2010, nr. 20928/05 (Petronov/Moldavië).

EHRM 28 april 2009, nr. 39311, NJ 2009/522, m.nt. E.J. Dommering (Karakó/Hongarije). EHRM 15 november 2007, nr. 12556/03 (Pfeifer/Oostenrijk).

EHRM 24 november 2005, nr. 49429/99 (Capital Bank AD/Bulgarije). EHRM 5 januari 2000, nr. 33202/96 (Beyeler/Italië).

EHRM 9 november 1999, nr. 26449/95 (Špaček s.r.o./Tsjechië). EHRM 23 februari 1995 (Gasus).

EHRM 22 september 1994, nr. 13616/88 (Hentrich/Frankrijk). EHRM 28 oktober 1987 (Inze).

EHRM 21 februari 1986 (James and others).

EHRM 12 oktober 1982, nr. 8588/79 en 8589/79 (Bramelid en Malström t. Zweden). EHRM 23 september 1982 (Sporrong en Lönnroth/Zweden).

EHRM 13 juni 1979, nr. 6833/74 (Marckx/België).

EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74 (Sunday Times/United Kingdom).

Hof van Justitie EU

HvJ 16 juli 2009, NJ 2011/288 (Infopaq).

Hoge Raad

HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153, IER 2008/58 (Endstra). HR 18 januari 2008, NJ 2008, 274.

HR 16 juni 2006, NJ 2006/585 (Lancôme/Kecofa).

49

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

HR 6 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN7830, (conclusie A-G D.W.F. Verkade). HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1366 ( De 9e van Oma).

HR 4 januari 1991, NJ 1991/608 (Van Dale/Romme).

HR 1 juli 1985, ECLI:NL:HR:1985:AB7672 (Frenkel/KRO). HR 24 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AD2221.

HR 11 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC1793, NJ 1983, 323. HR 28 juni 1946, NJ 1946/712 (Van Gelder/Van Rijn).

Gerechtshoven

Hof Amsterdam 31 oktober 2017, IEF 17232 (D tegen De Vier Jaargetijden). Hof Arnhem-Leeuwarden, 16 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4136.

Hof Amsterdam 21 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:927 (X tegen CRI residence Amstelveen).

Hof Amsterdam, 13 september 2011, r.o. 4.16, ECLI:NL:GHAMS:2011:BS7825.

Hof ‘s-Hertogenbosch 5 november 1997, IER 1998, 1, ECLI:NL:GHSHE:1997:AK3838. Hof Amsterdam 16 juni 1997, ECLI:NL:GHAMS:1977:AD3288, NJ 1978, 218.

Hof ‘s-Hertogenbosch 24 februari 1993, ECLI:NL:GHSHE:1993:AD1836, NJ 1993, 440. Hof Amsterdam 11 juni 1992, ECLI:NL:GHAMS:1992:AK2082, IER 1992, 41 (Staal/Beurspassage).

Hof ’s-Hertogenbosch 17 december 1990, ECLI:NL:GHSHE:1990:AD1304 NJ 1991, 443.

Rechtbanken

Rb Den Haag, 25 januari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:555 (Naturalis).

Rb Noord-Holland 30 november 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9878 (D tegen De Vier Jaargetijden).

Rb Amsterdam 21 maart 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1577 (X tegen CRI residence Amstelveen).

50

Masterscriptie D.A.C. Nijssen – 8 januari 2018

Rb Amsterdam, 20 oktober 2004, AMI 2005/3. Rb. Groningen 10 september 2004, AMI 2004/6, 21.

Rb Rotterdam 10 september 1998, IER 1999, 3, ECLI:NL:RBROT:1998:AK3931 (Struyken/NAI).

Rb. Leeuwarden 12 juli 1988, IER 1988, 36 ECLI:NL:RBLEE:1988:AK1862. Rb Zwolle 2 maart 1988, ECLI:NL:RBZWO:1988:AM1237.

Rb. Amsterdam 15 november 1978, Auteursrecht 1979/2.