• No results found

4. P LURALITEIT VAN WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID

4.5 Conclusie

Een vennootschap is zelfstandig drager van rechten en plichten en kan zelfstandig in rechte worden betrokken. Bij deze juridische fictie blijft het risico voor de aandeelhouder(s) in beginsel beperkt tot de eigen inbreng. Bovendien kan de aandeelhouder niet worden aangesproken tot nakoming van verplichtingen die zijn aangegaan namens en door de vennootschap.

Met concernvorming wordt gedoeld op het samentrekken van verschillende ondernemingen in één groep. Voor concernvorming zijn verscheidene motieven aan te wijzen waarvan er één het kanaliseren van risico is. Verliezen in een dochtermaatschappij kunnen op die wijze worden afgeschermd van andere goed lopende bedrijfsonderdelen. Heeft een derde partij gehandeld met de verlieslatende dochtermaatschappij, dan kan hij in beginsel niet aankloppen bij de moedermaatschappij voor nakoming. Ook het concern zelf kan niet worden aangesproken omdat het geen rechtssubject is. Deze vorm van risicokanalisering is vatbaar voor misbruik. Wetgever en rechtspraak hebben daarop gereageerd, waarbij een balans moest worden gevonden tussen de juridische en de economische werkelijkheid van het concern. Dit heeft geresulteerd in wetgeving die de vennootschappelijke scheidslijnen negeert ter bescherming van bepaalde belangen. Indien de wet geen rechtstreekse mogelijkheid voor nakoming biedt, dan kan de rechter op grond van onrechtmatige daad oordelen dat aansprakelijkheid doorgebroken moet worden naar de aandeelhouder/moedermaatschappij. Schuldeisers kunnen dan alsnog bij de aandeelhouder/moedermaatschappij aankloppen voor nakoming van overeenkomsten met de dochtermaatschappij.

De groepswerknemer kan als schuldeiser van de dochtermaatschappij op gelijke voet gebruik maken van deze doorbraakjurisprudentie. In de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt nog geen bijzondere positie toegekend aan de werknemer-schuldeiser, maar in verschillende uitspraken van lagere rechters wordt hiermee wel rekening gehouden. Mijns inziens heeft de werknemer, die in een gezagsverhouding staat tot de werkgever, reeds in die hoedanigheid een

bijzondere positie als schuldeiser. Als de werkgever niet nakomt kan de werknemer immers niet dreigen met ontslag of opschorting van zijn verplichtingen onder het contract.

Om die reden zou, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, bij vaststelling van een hechte concernstructuur en/of beslissende zeggenschap van de moedermaatschappij over het beleid in de dochtermaatschappij, eenvoudiger doorbraak van aansprakelijkheid moeten worden aangenomen bij arbeidsrechtelijke aansprakelijkheidsvraagstukken. Althans voor zover het handelen van de moedermaatschappij invloed heeft gehad of kan hebben op de niet- nakoming door de dochtermaatschappij.

Het leerstuk medeondernemerschap kan de groepswerknemer daarbij een handvat bieden. Uit het voorgaande is gebleken dat gezien de grote juridisch-technische verschillen tussen het medezeggenschapsrecht enerzijds, en het aansprakelijkheids- en vermogensrecht anderzijds, de toepassing van medeondernemerschap op een arbeidsrechtelijke aansprakelijkheidscasus geen sinecure is. Toch is het niet onmogelijk en omdat het recht ‘gemaakt’ moet worden in de rechtspraak, kan deze aanvliegroute niet op voorhand worden afgewezen. Het antwoord op mijn onderzoeksvraag is daarmee een gedeeltelijk, ja:

De groepswerknemer kan onder omstandigheden het medezeggenschapsrechtelijke leerstuk medeondernemerschap gebruiken om nakoming van contractuele verplichtingen door de (groot)moedermaatschappij af te dwingen.

Ik ben tot mijn bevindingen gekomen volgens de klassiek juridische methode, waarbij ik mij eveneens bediend heb van het nodige kwalitatief rechtsvergelijkende onderzoek. Dit was nodig omdat toepassing van leerstukken uit een ander rechtsgebied een deugdelijke onderbouwing behoeft waarbij rekening wordt gehouden met verschillen tussen de bestaande doctrines. In een vervolgonderzoek zou de praktische toepasbaarheid van de hierboven beschreven methode om tot doorbraak van aansprakelijkheid te komen nader kunnen worden bestudeerd. Evenwel lijkt het mij aan de praktijk om deze methode simpelweg eens aan te voeren en voor te leggen aan de rechtsprekende macht. Omdat gewerkt wordt met juridisch niet-vastomlijnde begrippen en leerstukken die zijn ontwikkeld in de rechtspraak is het niet aan de wetgever om dit te reguleren.

LITERATUUR

Van Achterberg 1989

M.P. van Achterberg, De juridische definitie van het economische verschijnsel concern (diss. Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 1989.

Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009

G. van Solinge & M.P. Nieuwe Weme, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 2. Rechtspersonenrecht. Deel II*. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer: Kluwer 2009.

Bartman, Dorresteijn & Olaerts 2020

S.M. Bartman, A.F.M. Dorresteijn en M. Olaerts, Van het concern, Deventer: Kluwer 2020. Bartman, ArbeidsRecht 2002/35

S.M. Bartman, ‘Werkgeversverplichtingen onder de art. 403-verklaring’, ArbeidsRecht 2020/35, afl. 6/7, p. 22-27.

Beltzer 2015

R.M. Beltzer, ‘De arbeidsovereenkomst binnen het concern’, in: Concernwerkgeverschap, Preadvies Levenbach, Reeks VvA 43, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 1-26.

Beltzer 2015

R.M. Beltzer, ‘Intraconcerndetachering’, in: Concernwerkgeverschap, Preadvies Levenbach, Reeks VvA 43, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 27-52.

Beltzer, COREL 2020

R.M. Beltzer, ‘Kroniek overgang van onderneming’, corel-cel.nl 2020, p. 1-16. Beltzer & Zwemmer, O&F 2013-2

R.M. Beltzer en J.P.H. Zwemmer, ‘Albron/Roest – All’s well that ends well’, Onderneming & Financiering 2013-2, p. 5-19.

Cobbenhagen 1927

M.J.H. Cobbenhagen, De verantwoordelijkheid in de onderneming (diss. Rotterdam), Roermond: J.J. Romen & Zonen 1927

Dissel & Zaal 2019

Y.H. Dissel en I. Zaal, ‘Elders genomen besluiten en het adviesrecht van de OR (toerekening, vereenzelviging en medeondernemerschap)’, in: 40 jaar rechtspraak Ondernemingskamer over adviesrecht, Reeks VvA 46, Den Haag: Boom Juridisch 2019, p. 71-89.

Van der Ham, ArbeidsRecht 2013/26

R.J. van der Ham, ‘Moeder help! Aansprakelijkheidsrisico's voor sociale maatregelen bij reddingsoperaties van een dochter’, ArbeidsRecht 2013/26, afl. 4, p. 21-25.

Holtzer 2014

M. Holtzer, De invloed van werknemers op de strategie van de vennootschap (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 2014.

Honée 1981

H.J.M.N. Honée, Concernrecht en medezeggenschapsregelingen (diss. Nijmegen), Deventer: Kluwer 1981.

Laagland 2015

F.G. Laagland, ‘Intraconcernmobiliteit met contractswissel’, in: Concernwerkgeverschap, Preadvies Levenbach, Reeks VvA 43, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 53-90.

Laagland 2015

F.G. Laagland, ‘Onvrijwillige concernaansprakelijkheid’, in: Concernwerkgeverschap, Preadvies Levenbach, Reeks VvA 43, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 91-118. Lindenbergh 2018

S.D. Lindenbergh, ‘Algemene inleiding’ in: T. Hartlief e.a. (red.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 1-18.

Lindenbergh 2018

S.D. Lindenbergh, ‘Aansprakelijkheid voor eigen gedrag op grond van art. 6:162’ in: T. Hartlief e.a. (red.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 19-84.

Koster, MvV 2018-9

H. Koster, ‘Vereenzelviging?’, Maandblad voor Vermogensrecht 2018, afl. 9, p. 288-294, DOI: 10.5553/MvV/157457672018016009004.

Van Mierlo 2013

J.J.M. van Mierlo, Medezeggenschap en de spanning tussen WOR en Ondernemingsrecht (VDHI nr. 117), Deventer: Kluwer 2013.

Van Mierlo, ArbeidsRecht 2015/12

J.J.M. van Mierlo, ‘Vennootschappelijke kaders versus WOR-kaders’, ArbeidsRecht 2015/12, afl. 2, p. 22-24.

Olaerts, TvOB 2011-1

M. Olaerts, ‘Perikelen in concernverhoudingen’, Tijdschrift voor vennootschapsrecht, rechtspersonenrecht en ondernemingsbestuur 2011-1, p. 6-13.

Philippa, Debrabandere, Quak, Schoonheim en Van der Sijs 2003-2009

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs, Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdam: Amsterdam University Press 2003- 2009.

Reynaers, ArbeidsRecht 2020/34

C.L.C. Reynaers, ‘Grootmoeder; wat doet u nu? Over toerekening en medeondernemerschap’, ArbeidsRecht 2020/34, afl. 8/9, p. 20-24.

Van Schadewijk, TRA 2020/62

M.A.N. van Schadewijk, ‘Bijspringverwachtingen binnen concerns in het arbeidsrecht’, TRA 2020/62, afl. 8/9, p. 7-11.

Van Schilfgaarde/Winter, Wezeman & Schoonbrood 2017

P. van Schilfgaarde, J. Winter, J.B. Wezeman, J. Schoonbrood, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2017.

Timmerman 1988

L. Timmerman, Over multinationale ondernemingen en medezeggenschap van werknemers: een ondernemingsrechtelijke studie (diss. Utrecht), Deventer: Kluwer 1988.

Verburg 2007

L.G. Verburg, Het territoir van de (Nederlandse) ondernemingsraad in het internationale bedrijfsleven (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer, 2007.

Verburg, ArbeidsRecht 2014/9

L.G. Verburg, ‘Toerekening van besluitvorming en medeondernemerschap’, ArbeidsRecht 2014/9, afl. 1, p. 35-38.

De Vries, Hogenhout-Mulder & De Tollenaere 1971

J.W. de Vries, M. Hogenhout-Mulder, & F.J.M.L. de Tollenaere, Nederlands etymologisch woordenboek, Leiden: Brill 1971.

Willems, ArbeidsRecht 2015/13

J.H.M. Willems, ‘Toerekening, medeondernemerschap en vereenzelviging: een enkele kanttekening’, ArbeidsRecht 2015/13, afl. 2, p. 25-26.

Zaal 2014

I. Zaal, De reikwijdte van medezeggenschap (Monografieën Sociaal Recht nr. 63) (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 2014.

Zwemmer, ARBAC 2010

J.P.H. Zwemmer, ‘De 403-verklaring en de aansprakelijkheid voor uitarbeidsovereenkomsten (en andere duurovereenkomsten) voortvloeiende verplichtingen’, ARBAC 2010, oktober- december, DOI: 10.5553/ARBAC/.000004.

Zwemmer 2012

J.P.H. Zwemmer, Pluraliteit van werkgeverschap (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 2012.

Zwemmer, Ondernemingsrecht 2016/78 p. 371-381.

J.P.H. Zwemmer, ‘Over het werkgeverschap van de personeelsvennootschap en groepsaansprakelijkheid bij het intra-concern detacheren van werknemers’, Ondernemingsrecht 2016/78, afl. 10/11, p. 371-381.

JURISPRUDENTIE

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 21 oktober 2010, C-151/69, ECLI:EU:C:2010:625 (Albron/Roest).

Hoge Raad 25 september 1981, NJ 1982/443, m.nt. Maeijer (Osby).

Hoge Raad 11 juli 1984, NJ 1985/212, m.nt. Maeijer (Howson Algraphy I).

Hoge Raad 19 februari 1988, NJ 1988/487, m.nt. Van der Grinten (Albada Jelgersma). Hoge Raad 8 november 1991, NJ 1992/174, m.nt. Maeijer (Nimox).

Hoge Raad 26 januari 1994, NJ 1994/545, m.nt. Maeijer (Heuga Holding). Hoge Raad 18 november 1994, NJ 1995/170, m.nt. Maeijer (NBM/Securicor). Hoge Raad 12 juni 1998, NJ 1998/727, m.nt. Van Schilfgaarde (Coral/Stalt).

Hoge Raad 26 januari 2000, JOR 2000/55, m.nt. Van het Kaar (Grenscorrecties Den Haag). Hoge Raad 13 oktober 2000, NJ 2000/698, m.nt. Maeijer (Rainbow).

Hoge Raad 21 december 2001, NJ 2005/96, m.nt. Kortmann (Sobi/Hurks). Hoge Raad 17 juni 2005, JOR 2005/234, m.nt. Bartman (De Berghorst/Maas).

Hoge Raad 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2202, SR 2008/56, m.nt. Van het Kaar (Cendris BSC).

Hoge Raad 12 september 2008, JOR 2008/297 m.nt. Van Maanen (Coutts). Hoge Raad 11 september 2009, NJ 2009/565, m.nt. Van Schilfgaarde (Comsys). Hoge Raad 25 november 2016, JAR 2016/303, m.nt. Van Heusden (Condor).

Gerechtshof Amsterdam (OK) 2 april 1987, NJ 1988/382, m.nt. Maeijer (Shell Research). Gerechtshof Amsterdam 27 juli 1989, NJ 1990/734 (PUEM).

Gerechtshof Amsterdam (OK) 15 oktober 1992, NJ 1993/210, m.nt. Maeijer (Heuga Holding). Gerechtshof Amsterdam (OK) 2 april 1998, NJ 1998/751 (KvK Rotterdam).

Gerechtshof Amsterdam (OK) 10 mei 1990, NJ 1992/126 (HSA).

Gerechtshof Amsterdam (OK) 13 februari 2003, JOR 2003/88 (FNV Ledenservice I). Gerechtshof Amsterdam (OK) 15 april 2004, JOR 2004/165 (VNU Publitec).

Gerechtshof Amsterdam (OK) 28 april 2004, ARO 2004/72 (FNV Ledenservice II). Gerechtshof Amsterdam (OK) 17 januari 2008, ARO 2008/36 (Honeywell).

Gerechtshof Leeuwarden 6 december 2011, JOR 2012/39, m.nt. Holtzer (Nacap). Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 25 februari 2014, JAR 2014/100 (BNM Bouwmij).

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 maart 2015, JAR 2015/110, m.nt. Van Heusden (Condor). Gerechtshof Amsterdam (OK) 19 oktober 2016, TRA 2017/9, m.nt. Zaal (SHL).

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 5 maart 2019, JAR 2019/92 (Condor). Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 4 februari 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:148.

Rechtbank Groningen (vzr.) 5 augustus 2011, JOR 2011/324, m.nt. Holtzer (Nacap). Rechtbank Middelburg (vzr.) 18 augustus 2011, JOR 2011/324, m.nt. Holtzer (Biovalue). Rechtbank Utrecht (ktr.) 29 augustus 2012, ROR 2012/25 (Novio).

Rechtbank Almelo (ktr.) 11 maart 2014 JAR 2014/95, m.nt. Zwemmer (MCMInnovation). Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 maart 2020, RAR 2020/131.

OVERIGE BRONNEN

Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van art. 54, lid 3, sub g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG 1983, L 193).

Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een

communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PbEG 1994, L 254).

Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PbEG 2001, L 82).

Kamerstukken II 1969/70, 10751, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II 1975/76, 13954, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II 1976/77, 13954, nr. 6 (MvA II). Kamerstukken II 1982/83, 17779, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II 1986/87, 19813, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II 1993/94, 23551, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II 2003/04, 28294, nr. 7. Kamerstukken II 2008/09, 31821, nr. 7 (NV II). Kamerstukken II 2014/15, 34108, nr. 3 (MvT).

GERELATEERDE DOCUMENTEN