• No results found

5. Conclusie 

In dit laatste hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies van het onderzoek beschreven. Hierin wordt het antwoord geformuleerd op de gestelde hoofdvraag uit paragraaf 1.2. Daarnaast worden de beperkingen van het onderzoek beschreven en de mogelijkheden tot vervolgonderzoek.

5.1 Onderzoeksconclusie 

In dit onderzoek ben ik op zoek gegaan naar een mogelijke relatie tussen het aantal vrouwen in de raad van bestuur/commissarrisen en het toepassen van impressiemanagement in duurzaamheidsverslagen. Door het toetsen van twee hypotheses kan ik antwoord geven op deze vraag. Het toepassen van impressiemangement is onderzocht door het meten van de leesbaarheid van de verslagen met behulp van de Flesch reading ease en de lengte van het verslag. Daarnaast heeft er een vergelijking plaats gevonden tussen Noorwegen en Japan, waarbij ik Noorwegen heb gekwalificeerd als een feminien land en Japan als een masculien land (Hofstede, 1983). In Noorwegen is het wettelijk vastgelegd dat beide geslachten met tenminste 40% moeten zijn vertegenwoordigt in de raad van bestuur/commissarissen. Japan heeft voor het aantal vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen geen wettelijke bepalingen opgenomen.

De resultaten uit het onderzoek laten zien dat zowel de Noorse duurzaamheidsverslagen als de Japanse duurzaamheidsverslagen worden gekwalificeerd als moeilijk en zeer moeilijk

leesbaar. Noorwegen en Japan scoorden op de Flesch reading ease een score van respectievelijk 31,27 en 25,24. De samenhang van het aantal vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen op de leesbaarheid is deels aangetoond. De leesbaarheid is gemeten aan de hand van de Flesch reading ease. Dit toonde een significant resultaat aan. Echter dit werd dit niet bevestigd bij het meten van de lengte van het duurzaamheidsverslag. Op basis hiervan is hypothese 1 dan ook verworpen.

Bij hypothese 2 is onderzocht of de duurzaamheidsverslagen van Noorse ondernemingen beter leesbaar zijn dan die van Japanse ondernemingen. Bij zowel de Flesch reading ease als de lengte van het duurzaamheidsverslag is er een significant verband gevonden. Hypothese 2 is dan ook geaccepteerd.

Een bevestiging in het accepteren van de tweede hypothese kan worden gevonden in de theorie van Joy (2008). Joy stelt in haar onderzoek dat de participatie van vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen een effectieve communicatie met de investeerders bevordert. Een bevestiging hiervan op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen is terug te vinden in het onderzoek van Siciliano (1996). Siciliano zegt in zijn onderzoek dat een gelijke verdeling van mannen en vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen ervoor zorgt dat men beter in staat is om zijn sociale rol te vervullen. Het verschil in masculiniteit zoals Hofstede (1980) dit definieert in zijn vijf cultuurdimensies kan ook een mogelijke oorzaak zijn. Een verklaring voor het verwerpen van de eerste hypothese kan liggen in het feit dat geen enkele Japanse onderneming in deze steekproef meer dan één vrouw in de raad van bestuur/commissarissen heeft. Erkut et al. (2008) geven in hun artikel aan dat er een kritische grens is voor het uitoefenen van een positieve invloed op de prestaties door vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen. Deze theorie zou dan echter een verschil in resultaat moeten laten zien wanneer beide landen afzonderlijk worden getoetst. Voor zowel Noorwegen als Japan werd bij het afzonderlijk toetsen geen significant resultaat gevonden.

Het onderzoek heeft aangetoond dat Japanse ondernemingen meer impressiemanagement toepassen dan Noorse ondernemingen. Er kan echter niet worden geconcludeerd dat de oorzaak hiervan ligt in het aantal vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen. De hoofdvraag van dit onderzoek wordt negatief beantwoord. Er is geen relatie gevonden tussen het aantal vrouwen in de raad van bestuur/commissarissen en impressiemanagement in duurzaamheidsverslagen.

5.2 Beperkingen van het onderzoek  

De resultaten van het onderzoek hebben voornamelijk betrekking op grootte Noorse en Japanse beurs genoteerde ondernemingen. Verder onderzoek zal dan ook uit moeten wijzen of dit ook geldt voor kleinere (niet) beursgenoteerde ondernemingen en voor ondernemingen uit andere landen. In dit onderzoek zijn alleen resultaten meegenomen uit het jaar 2011, het is niet zeker of deze resultaten houdbaar zijn voor eerdere of latere jaargangen.

In dit onderzoek heb ik ervoor gekozen om gebruik te maken van de Flesch reading score voor het meten van de leesbaarheid en de toepassing van impressiemanagement. Op deze manier van onderzoek worden in de wetenschappelijke tijdschriften verschillende

commentaren gegeven. Feenstra (2012) uit kritiek op deze manier van onderzoek. Hij stelt dat onder andere deze formule alleen let op woord- en zinslengte en dat voor de begrijpelijkheid van een tekst meer factoren van invloed zijn, zoals de relevante kennis van de lezer. Het onderzoek naar de leesbaarheid moet zich volgens Feenstra meer concentreren op

taalkundige-, contextkenmerken en intenties van de ondernemingsleiding. Dit kan volgens Feenstra door linguïstisch onderzoek. Hij geeft ook aan dat hierover nog geen dominerende zienswijze is.

Verder wil ik vermelden dat bij de bepaling van het duurzaamheidsverslag sprake is geweest van eigen interpretatie. Bij de meeste ondernemingen was er een separaat

duurzaamheidsverslag aanwezig. Hieronder heb ik verstaan: sustainability reports, CSR reports en environmental reports. Er bestaan echter geen regels voor het opstellen van een duurzaamheidsverslag. Wanneer er geen separaat verslag aanwezig was heb ik gezocht naar een onderdeel over duurzaamheid en/of maatschappelijk verantwoord ondernemen in het jaarverslag.

Tot slot is mij opgevallen dat in de Japanse verslagen aandacht werd besteed aan de kernramp van Fukushima. Mogelijk is dit van invloed geweest op de leesbaarheid van het

duurzaamheidsverslag en heeft dit de vergelijkbaarheid met Noorwegen beïnvloed.

5.3 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek  

Dit onderzoek geeft verschillende mogelijkheden tot vervolgonderzoek. Een eerste mogelijkheid is min of meer al aangegeven in de paragraaf hiervoor. De afhankelijke variabele Flesch reading ease en lengte van het duurzaamheidsverslag kunnen worden vervangen door de linguïstische toon van het duurzaamheidsverslag. Als uitgangspunt kan hierbij hypothese 2 worden genomen. Het is de vraag of de resultaten van dit onderzoek dan nog steeds houdbaar zijn. Naast de afhankelijke variabele is het ook een mogelijkheid om onafhankelijke variabelen toe te voegen of te vervangen. Hiermee kan een verklaring worden gezocht voor het beïnvloeden van de leesbaarheid bij de afzonderlijke landen. Persoonlijk lijkt het mij het meest interessant om te onderzoeken waar het grootte verschil in leesbaarheid tussen Noorse en Japanse ondernemingen vandaan komt. In dit vervolgonderzoek kan dan dieper worden ingegaan op de vijf cultuurdimensies die Hofstede (1980) onderscheid. Daarnaast moeten dan meer variabelen worden meegenomen om de kans op een relatie te vergroten. Tot slot raad ik aan om bij vervolgonderzoek de leesbaarheid of linguïstische toon

slechts te meten voor een deel van het duurzaamheidsverslag. Dit zorgt ervoor dat er gemakkelijker een grotere steekproef kan worden genomen.

Referenties

 

Aerts, W. (1994). On the use of accounting logic as an explanatory category in narrative accounting disclosures. Accounting, Organizations and Society 19: 337-353.

Aerts, W. (2001). Inertia in the attributional context of annual accounting narratives. European Accounting Review 10: 3-32.

Anderson, R.C., Reeb, D.M. (2003). Founding-family ownership and firm performance: evidence from the S&P 500. The journal of finance 58:1301-1327.

Bartov, E., Mohanram P. (2004). Private Information, Earnings Manipulations, and Executive Stock-Option Exercises. The Accounting Review 79: 889-920.

Bear, S., Rahman, N., Post, C. (2010). The Impact of Board Diversity and Gender Composition on Corporate Social Responsibility and Firm Reputation. Journal of Business Ethics 97: 207-221.

Bernardi, R., Bosco S., Vassill K. (2006). Does Female Representation on Boards of Directors Associate withFortune’s 100 Best Companies to Work for List? Business & Society 45: 235–248.

Bettman, J. R., Weitz B.A. (1983). Attributions in the Board Room: Causal Reasoning in Corporate Annual Reports Administrative Science Quarterly 28: 165-183.

Blackwell, D.W., Noland, T.R., Winters, D.B. (1998). The value of auditor assurance: Evidence from loan pricing. Journal of Accounting Research 36: 57-70.

Bloomfield, R.J. (2002). The ‘‘incomplete revelation hypothesis’’ and financial reporting. Accounting Horizons 16: 233–243.

Brennan, N.M., Guillamon-Saorin, E., Pierce, A. (2009). Methodological insights: Impression management. Developing and illustrating a scheme of analysis for narrative disclosure – a methodological note. Accounting, Auditing and Accountability Journal 22: 789-832.

Courtis, J.K.. (1986). An investigation into annual report readability and corporate risk return relationships. Accounting and Business Research 16: 285–294.

Courtis, J.K.. (1987). Fry, Smog, Lix, and Rix: Insinuations about corporate business communications. The Journal of Business Communication 22: 19-27.

Courtis, J.K. (1995). Readability of Annual Reports; Western versus Asian evidence. Accounting, Auditing &

Accountability Journal 8: 4-17.

Clatworthy, M.A., Jones, M.J. (2001). The effect of thematic structure on the variability of annual report readability. Accounting, Auditing & Accountability Journal 14: 311-326.

Clatworthy, M., & Jones, M.J. (2006). Differential patterns of textual characteristics and company performance in the chairman's statement. Accounting, Auditing & Accountability Journal 19: 493-511.

Davidson, W.N., Jiraporn, P., Kim, Y.S., Nemec, C. (2004). Earnings management following duality-creating successions: ethnostatistics, impression management, and agency theory. Academy of Management Journal 47: 267-275.

Deegan, C. (2002). The legitimising effect of social and environmental disclosures—A theoretical foundation. Accounting, Auditing & Accountability Journal 15: 282–311.

Dowling, J., Pfeffer, J. (1975) Organizational Legitimacy: Social Values and Organizational Behavior. Pacific

Sociological Review 18 122-136.

Ernst&Young en Greenbiz Group. (2011). Six growing trends in corporate sustainability.

Feenstra D. (2012). Ontwikkelingen in het leesbaarheidsonderzoek van narratieve accountingteksten. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie 6: 222-234.

Fiedler, T. Deegan, C. (2002). Environmental Collaborations within the Building and Construction

Industry: A Consideration of the Motivations to Collaborate. Proceedings of the Critical Perspectives on Accounting Conference New York.

Finch, N., (2005). The motivations for adopting sustainability disclosure. Unpublished working paper, university of Sydney business school. Availabele at www.ssrn.com.

Fortanier, F., Kolk, A., Pinkse, J. (2011). Harmonization in CSR Reporting. Management International

Review 51: 665-696.

Gladwin T.H., Walter, I. (1980). How multinationals can manage social and political forces. Journal of Business Strategy 1: 54 – 68.

Gul, F.A., Srinidhi B., Ng, A.C. (2011). Does board gender diversity improve the informativeness of stock prices? Journal of Accounting and Economics 51: 314–338.

Guthrie, J.E., Parker, L.D. (1990). Corporate social disclosure practice: a comparative international analysis. Advances in Public Interest Accounting 3: 159-76.

Harris, R. J. (1985). A primer of multivariate statistics (2nd ed.). New York: Academic Press.

Hofstede, G. (1980). Culture's Consequences: International Differences in Work-Related Values

Hofstede, G. (1983). Dimensions of National Culture in Fifty Countries and Three Regions', in J. B. Deregowski, S. Dziurawiec and R. C. Annios (eds.), Expiscations in Cross Cultural Psychology (Swets and

Zeitlinger, Lisse, Nether lands), pp. 335-355.

Hofstede, G. (1984). The Cultural Relativity of the Quality of Life Concept. Academy of Management Review 9: 389-398.

Hofstede, G. (2001). Culture’s Consequences: Comparing Values, Behaviors, Institutions, and Organizations

Across Nations, 2d ed. Thousands Oaks, CA: Sage.

Hooghiemstra, R.B.H. (2000). Corporate communication and impression management: New perspectives why companies engage in corporate social reporting. Journal of Business Ethics 27: 55-68.

Huizingh, E. (2008). Inleiding SPSS 16.0 voor windows en data entry. Sdu Uitgevers.

Jones, M. J. (1988). A Longitudinal study of the readability of the chairman’s narratives in the corporate reports of a UK company. Accounting and Business Research 172: 297-305.

Joy, L. (2008). Women board directors in the United States: an eleven year retrospective. Edward Elgar Publishing 15–23.

Kintsch, W. (1998). Comprehension: A paradigm for cognition. New York: Cambridge University Press. Klare, G.R. (1974). Assessing readability. Reading Research Quarterly 110: 63-102.

KPMG (2011). KPMG International Survey of corporate responsibility reporting 2011.

Krishnan, G. Parsons, L. (2008). Getting to the Bottom Line: An Exploration of Gender and Earnings Quality. Journal of Business Ethics 78: 65-76.

Li, F. (2008). Annual report readability, current earnings, and earnings persistence. Journal of Accounting and

Li, F., Lehavy, R., Merkley, K.. (2011). The Effect of Annual Report Readability on Analyst Following and the Properties of Their Earnings Forecasts. The accounting review 86: 1087-1115.

Leary, M. (1996). Self-presentation: Impression Management and interpersonal behavior. Boulder: Westview Press.

Mathews, M.R. (1993), Socially Responsible Accounting. Chapman & Hall, London.

McSweeney, B. (2002). Hofstede's model of national cultural differences and their consequences: a triumph of faith – a failure of analysis. Human Relations. 55: 89-118.

Merkl-Davies, D.M., Brennan, N.M. (2007). Discretionary disclosure strategies in corporate narratives: Incremental information or impression management? Journal of Accounting Literature 26: 116-194. Merkl-Davies, D.M., Brennan, N.M. (2011). A conceptual framework of impression management: new insights

from psychology, sociology and critical perspectives. Accounting and Business Research 41: 415-437

Neu, D., Warsame, H.A., Pedwell, K.A. (1998). Managing public impressions: Environmental disclosures in annual reports. Accounting, Organizations and Society 23: 265-282.

Piwinger, M., Helmut E. (2001). Impression Management: Wie aus Niemand Jemand wird. Kommunikationsmanagement: Strategien, Wissen, Lösungen.

Post, C., Rahman N., Rubow E. (2011). Green governance: Board of Directors and Environmental Corporate Social Responsibility. Business Society 50:189-223.

Ray, D.M. (2005). Corporate boards and corporate democracy. Journal of Corporate Citizenship 20: 93–105. Sanders, T.J.M., Wijk, C. van (2002). Taal en cognitieve processen van productie en verwerking. In: Taal in gebruik; Een inleiding in de taalwetenschap.

Schlenker, B.R. (1980). Impression Management: The Self-concept, Social Identity, and Interpersonal Relations. Brooks-Cole, Belmont, CA.

Schroeder, M. (2002). SEC proposes rules to improve disclosure by public companies. Wall Street Journal May 1

Smith, M., Taffler, R.J. (1992). Readability and understandability: different measures of the textual complexity of accounting narrative. Accounting, Auditing & Accountability Journal 5: 84-98.

Smith, M., Taffler R.J. (2000). The chairman’s statement: A content analysis of discretionary narrative disclosures. Accounting, Auditing and Accountability Journal 13: 624-646.

Smith, P.B., Peterson, M.F., Schwartz, S.H. (2002). Cultural values, sources of guidance, and their relevance to managerial behavior A 47-Nation Study. Journal of Cross-Cultural Psychology 33:188-208.

Srinidhi, B., Gul, F.A., Tsui, J., (2011). Female directors and earnings quality. Contemporary Accounting

Research 28: 1610-1644

Staw, B.M., McKechnie, P.I., Puffer, S.M. (1983). The justification of organizational performance. Administrative Science Quarterly 28: 582-600.

Subramanian, R., Insley, R., Blackwell, R. (1993). Performance and Readability: A comparison of annual reports of profitable and unprofitable corporations. The Journal of Business Communication 30: 49-61. Sunden, A.E., Surette, B.J., (1998). Gender Differences in the Allocation of Assets in Retirement Savings Plans.

The American Economic Review 88: 207-211

Sweigart A., (2012). Women on Board for Change: The Norway Model of Boardroom Quotas As a Tool For Progress in the United States and Canada. Northwestern Journal of International Law & Business 32: 81-105

U.S. Department of Commerce. (1979). Corporate Social Reporting in the United States and Western Europe: Report of the Task Force on Social Performance Washington DC.

Vitell, S., Nwachukwu, S.L., Barnes, J.H., (1993). The Effects of Culture on Ethical Decision-Making: An Application of Hofstede’s Typology. Journal of business ehtics 12: 753-760.

Williams, R. J. (2003). Women on Corporate Boards of Directors and Their Influence on Corporate Philanthropy. Journal of Business Ethics 42: 1–10.

Wills, D. (2008). Perceptions of company performance: A study of impression management. Unpublished working paper , University of Tasmania School of Accounting & Corporate Governance

Wilson Van Voorhis, C.R., Morgan, B.L. (2007). Understanding power and rules of thumb for determining sample sizes. Tutorials in Quantitative Methods for Psychology 3: 43‐50.

Woodward, D., Edwards P., Birkin F. (2001) Some Evidence on Executives Views of Corporate Social Responsibility. The British Accounting Review 33: 357–397.

Bijlage 

Selectie Ondernemingen 

   Noorwegen     Japan  1  Aker solutions  31  Aeon  2  Algeta  32  Asahi Glass  3  Atea  33  Canon  4  Cermaq  34  Daikin  5  DNB  35  Dainippon screen 6  DNO  36  Denso  7  Evry ASA  37  Hitachi  8  Gjensidige  38  Honda  9  Hafslund ASA  39  JT group  10  Kongsberg Gruppen ASA  40  JX group  11  Kvaerner ASA  41  KAJIMA  12  Marine Harvest  42  Kikkoman  13  Norsk Hydros  43  Mitsubishi UFJ  14  Norske Skogindustrier  44  Mitsubishi estate 15  Orkla  45  Mitsui's  16  PGS  46  Mizuho  17  Prosafe  47  Nintendo  18  REC  48  Nippon steel  19  SASfly  49  NTT  20  Schibsted  50  Oji Paper  21  Songa offshore  51  Olympus  22  Statoil  52  Panasonic  23  Statoil fuel & retail  53  Pioneer  24  Stolt‐Nielsen  54  Seven & I  25  Storebrand  55  SMFG  26  Subsea7  56  Sony  27  Telenor  57  Sumitomo   28  TGS Nopec Geophys.  58  Takeda  29  Veidekke ASA  59  TEPCO  30  Yara  60  Yaskawa 

In document MEER VROUWEN,  MEER DUURZAAM? (pagina 39-48)

GERELATEERDE DOCUMENTEN