• No results found

Het doel van deze evaluatiestudie was het meten van de effectiviteit van het experimentele beleid ten aanzien van de re-integratie van ex-gedetineerden dat de gemeente Tilburg voerde vanaf januari van dit jaar. Het doel van het experiment is het verminderen van de kans op recidive, overlast en maatschappelijke kosten door ex-gedetineerden. Om de effectiviteit te meten is gebruik gemaakt van kwantitatieve en kwalitatieve dataverzamelingsmethoden die samen de informatie op hebben geleverd waarmee de gestelde hoofd- en deelvragen beantwoord kunnen worden. In deze conclusie zullen de deelvragen een voor een langsgelopen en beantwoord worden. De beantwoording van deze deelvragen mondt tenslotte uit in de beantwoording van de hoofdvraag.

In veel overheidsdocumenten wordt gesteld dat uit wetenschappelijk onderzoek zou zijn gebleken dat het op orde hebben van de vijf leefgebieden de kans op recidive verkleind. Deze onderzoeken worden vaak aangevoerd als argument voor het inzetten op verbetering van de vijf leefgebieden. Bij het zoeken naar deze wetenschappelijke literatuur bleek echter dat deze onderzoeken er niet zijn. Zoals beschreven in het theoretisch kader is voor elk van de leefgebieden wel wat geschreven over het verband met criminaliteit, maar een onderzoek dat het hier veronderstelde verband empirisch aantoont is niet gevonden. Om deze reden is het veronderstelde verband tussen het op orde hebben van de leefgebieden, en de kleinere kans op recidive, voor elk van de vijf leefgebieden getoetst. Alleen voor het leefgebied huisvesting is een statistisch significant verband gevonden. Dit betreft een statistisch zwak verband.

Op geen van de vijf onderzochte leefgebieden is als gevolg van het experiment een significante verandering in de doorgemaakte ontwikkeling tijdens detentie geconstateerd. Wel is vastgesteld dat personen die bezocht zijn tijdens detentie, na detentie significant vaker een inkomen hebben dan personen die niet bezocht zijn tijdens detentie. Hierbij is sprake van een statistisch zwak verband. In de experimentgroep is om uiteenlopende redenen ongeveer vijftig procent van de regionaal gedetineerden niet bezocht in de PI. Van de inzet van de vier nieuwe middelen is nog in beperkte mate gebruik gemaakt. In de experimentgroep waren drie personen die bijzondere bijstand in de vorm van doorbetaling van de vaste lasten hebben ontvangen. Dit is niet meer dan in de vergelijkingsgroep. In de experimentgroep waren vijf personen die aan de gestelde voorwaarden voor herleving van de uitkering voldeden. Voor al deze personen is herleving van de uitkering gerealiseerd. De gemiddelde beslistermijn in deze vijf gevallen was met een gemiddelde van zeventien dagen fors korter dan bij een reguliere uitkeringsaanvraag het geval is. Hier moet echter wel rekening gehouden worden met het beperkte aantal observaties waar dit gemiddelde op gebaseerd is. Er kan dus nog niet met zekerheid gezegd worden dat de beslistermijn korter is geworden als gevolg van de nieuwe procedure. Van het uitbetalen van liquiditeit en het loslaten van de kostendelersnorm kan door problemen met de registratie niet met zekerheid vastgesteld worden hoe vaak hier gebruik van gemaakt is.

De meerderheid van de op basis van de implementatieliteratuur vastgestelde voorwaarden voor succesvolle implementatie lijken aanwezig te zijn. Zoals zojuist besproken is echter de veronderstelde causale theorie, op basis van de beschikbare cijfers, niet aangetoond. Het experiment heeft niet aantoonbaar geleid tot een betere ontwikkeling op de leefgebieden, en het veronderstelde verband tussen het op orde hebben van de leefgebieden en een kleinere kans op recidive werd alleen voor het leefgebied huisvesting gevonden. Daarnaast is er een capaciteitstekort geconstateerd dat ervoor zorgt dat niet alle gedetineerden in de regio bezocht kunnen worden en de dataregistratie achterloopt en incompleet is. Ook komt het re-integratieteam te weinig toe aan doorontwikkeling van het aanbod op de leefgebieden en de gewenste deskundigheidsbevordering. De leden van het re-integratieteam en de medewerkers van de afdeling Werk en Inkomen geven wel beide aan dat zij vinden dat de onderlinge samenwerking en verstandhouding verbeterd is in de afgelopen periode. Volgens hen is dit (mede) het gevolg van het Citydealexperiment geweest. Het leefgebied inkomen lijkt mede door de nieuwe middelen en de goede verstandhouding tussen re-integratie en Werk en Inkomen goed ondervangen. De reeds beschikbare middelen zijn voor de overige leefgebieden, met name huisvesting, echter nog niet voldoende om de bestaande knelpunten op deze gebieden weg te nemen.

64

Voor wat betreft de kwantitatieve resultaten is het door het eveneens grote aantal ‘missing values’ in Breda niet mogelijk uitspraken te doen over verschil in kwantitatieve resultaten tussen beide gemeenten. Wel is vast te stellen dat de werkwijze in Breda op een aantal punten nadrukkelijk afwijkt van de werkwijze in Tilburg. Hier zitten een aantal elementen in die voor Tilburg interessant zouden kunnen zijn. Zo zijn in Breda het bezoeken van de PI’s en het uitzetten van de acties bij ketenpartners gescheiden taken. Mogelijk zou dit in Tilburg een oplossing kunnen zijn voor het feit dat een fors gedeelte van de gedetineerden niet bezocht wordt in de PI. Het detacheren van werknemers van andere organisaties en afdelingen binnen de gemeente is interessant vanuit het oogpunt van ‘korte lijntjes’, maar wordt door Breda beoordeeld als zijnde in strijd met privacywetgeving.

De hierboven beschreven inzichten brengen ons bij de beantwoording van de hoofdvraag: In

hoeverre is het experiment effectief in het terugdringen van de kans op recidive en welke elementen maken eventueel dat het experiment effectief is? Op basis van de uit deze dataset voortgekomen

resultaten lijken we op te kunnen maken dat recidive alleen vermindert zou kunnen worden door het leefgebied huisvesting beter te organiseren. Het experiment is hier echter niet in geslaagd. De score op huisvesting is in de experimentgroep niet beter dan in de vergelijkingsgroep het geval is. De experimentele middelen die ingaan op huisvesting worden ook nog relatief weinig ingezet. Het huidige pakket aan (experimentele) maatregelen blijkt niet afdoende om het leefgebied huisvesting beter vorm te geven. Ook voor de overige leefgebieden is voor de experimentgroep geen significante verbetering waargenomen in de ontwikkeling tijdens detentie ten opzichte van de vergelijkingsgroep.

Daarmee is echter niet gezegd dat het experiment geen positieve invloed heeft gehad. Door de uitvoering van dit experiment zijn verbeterpunten in het proces en het gehele re-integratiebeleid inzichtelijk geworden. Deze input kan gebruikt worden om het re-integratiebeleid in de toekomst aan te scherpen. Daarmee voldoet de uitvoering van het experiment aan de uitgangspunten van het groendrukdenken. Bovendien geven de leden van het re-integratieteam aan blij te zijn me de nieuwe mogelijkheden en geven zij aan dat de Citydeal een positief effect heeft gehad, doordat het re-integratie extra onder de aandacht heeft gebracht en het op ‘hogere overlegtafels’ wordt besproken dan eerder het geval was. De problematiek van de doelgroep op de leefgebieden is nu beter in beeld en ten slotte geven zowel het re-integratieteam als de medewerkers van Werk en Inkomen aan dat het experiment de samenwerking en de onderlinge bekendheid, en daarmee de verstandhouding tussen beide teams, heeft verbeterd.

65