• No results found

In dit onderzoek is gekeken of er een relatie bestaat tussen de aanwezigheid en de effectiviteit van de auditcommissie en de toepassing van earnings management bij beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. De effectiviteit van de auditcommissie is onderzocht aan de hand van de onafhankelijkheid, de grootte, het aantal vergaderingen, en de aanwezigheid van financiële en juridische expertise in de auditcommissie. Hiervoor is in de inleiding een hoofdvraag geformuleerd:

“In welke mate heeft de effectiviteit van de auditcommissie invloed op het gebruik van earnings management in Nederland?”

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er een zevental hypotheses opgesteld waarbij een mogelijke relatie met earnings management wordt weergegeven.

De eerste hypothese (H1) heeft betrekking op de aanwezigheid van de auditcommissie. Volgens Davidson et al. (2007) en Koh et al. (2007) heeft de aanwezigheid van een auditcommissie een voor negatieve invloed heeft op het gebruik van earnings management. Volgens deze onderzoeken zorgt de toezichthoudende functie van de auditcommissie voor dat er minder earnings management wordt toegepast.

De hypotheses twee tot en met zes hebben betrekking op de effectiviteit van de auditcommissie om het gebruik van earnings management te beperken.

De eerste geteste hypothese (H2) voor de effectiviteit van de auditcommissie is de onafhankelijk van de auditcommissie. Uit onderzoek van onder andere Klein (2002) blijkt dat er een negatieve relatie zit tussen de onafhankelijkheid van de auditcommissie en het gebruik van earnings management. Volgens deze onderzoeken heeft een onafhankelijke auditcommissie een betere mogelijkheid om earnings management tegen te gaan omdat ze niet beïnvloed worden door het management.

Naast de onafhankelijkheid is ook de grootte van de auditcommissie getest (H3a en H3b). In eerder onderzoek is er zowel een positieve als een negatieve relatie gevonden. Uit onderzoeken van onder andere Yermack (1996) blijkt dat een grotere auditcommissie minder goed in staat is om effectief toezicht te houden. Het niet effectief toezicht kunnen houden kan er toe leiden dat er meer earnings management wordt toegepast. Dit leidt tot een positieve relatie tussen de grootte van de auditcommissie en earnings management. Er zijn ook onderzoeken die een negatieve relatie hebben gevonden. Volgens Choi et al. (2004) zorgt een grotere auditcommissie voor dat er meer personen met ervaring en expertise in de auditcommissie zitten. Dit leidt tot betere mogelijkheid om toezicht te houden.

Vervolgens is het aantal vergaderingen van de auditcommissie (H4) onderzocht. Uit onderzoek van onder andere Dezoort et al. (2003) blijkt een negatieve relatie tussen het aantal vergaderingen van de auditcommissie en het gebruik van earnings management. Uit deze onderzoeken blijkt dat een actievere auditcommissie meer kans heeft om earnings management te ontdekken.

Als laatste in dit onderzoek is gekeken naar de expertise van leden van de auditcommissie. Er is gekeken naar de financiële (H5) en juridische expertise (H6). Uit onderzoeken op het gebied van deze expertise blijkt dat er negatieve relatie zit tussen de vormen van expertise en earnings management. Volgens het onderzoek van Bédard et al. (2004) zorgt de kennis van een financieel

53

expert ervoor dat er minder earnings management toegepast wordt. De expert heeft ervaring op het accounting gebied en weet hoe earnings management toegepast kan worden. Wat de juridische expertise betreft wordt de negatieve relatie aangetoond in Krishnan et al. (2011). Volgens dit onderzoek zorgt de kennis van de juridische expert ervoor dat de persoon kan inschatten of de huidige financiële rapportages mogelijk leiden tot rechtszaken. Een lage kwaliteit van financiële rapportage kan leiden tot rechtszaken. Lage kwaliteit van financiële rapportage kan veroorzaakt worden door earnings management. Een juridische expert kan dit inschatten en kan invloed hebben op het gebruik van earnings management.

Om te hierboven genoemde hypotheses te testen zijn deze variabelen met behulp van literatuurstudie onderbouwd. Met behulp van deze literatuur zijn de verschillende variabelen gedefinieerd. Naast de variabelen is de literatuur uitgewerkt met betrekking tot earnings management. Earnings management is het gebruik van oordeelsvorming in financiële rapportage door managers om belanghebbende te beïnvloeden met betrekking tot de economische prestaties van het bedrijf (Healy en Wahlen, 1998). Earnings management is gemeten aan de hand van het op accruals gebaseerde model van Defond en Park (2001).

Met behulp van de bestaande theorie met betrekking tot earnings management en de variabelen zijn twee modellen opgesteld die getest zijn met behulp van regressieanalyse. Één model die de invloed van de aanwezigheid van de auditcommissie op het gebruik van earnings management en een model die de effectiviteit van de auditcommissie test in relatie tot earnings management. De uitkomsten van het eerste model vertoont een negatieve relatie tussen de aanwezigheid van de auditcommissie en earnings management. De aanwezigheid van de auditcommissie zorgt voor minder gebruik van earnings management. De negatieve relatie gevonden in dit model is echter niet significant.

Voor het tweede model is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de auditcommissie in relatie tot het gebruik van earnings management. Voor de variabelen onafhankelijkheid wordt een negatieve relatie gevonden. Een onafhankelijke auditcommissie zorgt voor minder gebruik van earnings management. Voor de grootte van de auditcommissie wordt een negatieve relatie gevonden. Een grotere auditcommissie zorgt voor minder gebruik van earnings management. De financiële en juridische expertise die getest is vertoont een negatieve relatie met het gebruik van earnings management. Deze relaties liggen in lijn met de op basis van het theoretisch kader gestelde verwachting.

Het aantal vergaderingen van de auditcommissie vertoont een positieve relatie met het gebruik van earnings management. Dit is anders dan de op basis van de literatuur opgestelde verwachting. Een mogelijke oorzaak hiervoor is de economische crisis waarin Nederland verkeerd. Uit onderzoek van Jensen (1993) blijkt dat er in tijden van problemen en crisis meer vergaderd wordt. In de economische crisis is er mogelijk meer behoefte aan earnings management voor ondernemingen om te kunnen overleven. Dit in combinatie met het onderzoek van Jensen (1993) zorgt mogelijk voor de positieve relatie.

Ondanks dat bijna alle verbanden die gevonden zijn overeenkomen met de in eerder onderzoek gevonden resultaten is geen enkel gevonden verband significant. Er is niet genoeg significant bewijs gevonden om te kunnen zeggen dat er een negatieve of positieve relatie zit tussen de verschillende variabelen en earnings management. Derhalve kan geen van de gevormde hypotheses aangenomen of verworpen worden. De in de inleiding geformuleerde hoofdvraag kan

54

dus beantwoord worden dat de effectiviteit van de auditcommissie geen significante invloed heeft op het gebruik van earnings management bij beursgenoteerde bedrijven in Nederland.

55