• No results found

Idealiter zouden alle zaken, groot of klein, in zijn geheel ter beoordeling voor de rechter dienen te worden gebracht, maar vanuit capaciteitsoogpunt is dat simpelweg niet mogelijk. De transactie blijft in grote en gecompliceerde zaken een onmisbaar rechtsfiguur, gezien het strafproces in dit soort zaken een kostbare en tijdrovende aangelegenheid met een onzekere uitkomst blijft,163 ook al gaat het slechts om enkele zaken per jaar. Dat betekent echter niet dat

met deze noodzaak tot transigeren het ook noodzakelijk is dat strafprocessuele waarborgen komen te vervallen.

De hoge transactie heeft in de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt: er is een speciale aanwijzing gekomen waarin voor zaken die publieke verontwaardiging hebben veroorzaakt of zaken waarmee hoge bedragen gemoeid gaan, een aparte procedure wordt gegeven waarin de voorgenomen transactie door meerdere instanties gecontroleerd en goedgekeurd dient te worden. Ook werd het vereiste van het uitbrengen van een persbericht gesteld, dat het gebrek aan openbaarheid naar aanleiding van een openbaar onderzoek ter terechtzitting zou moeten helen.

Kritiek op de hoge transactie in het licht van het beginsel van externe openbaarheid en het gelijkheidsbeginsel bestaat vooral in het feit dat de maatschappij geen zicht heeft op de wijze van afdoening van stafbare feiten en er geen controle mogelijk is op overheidshandelen. Bewijstechnisch zwakke zaken kunnen op deze wijze worden afgedaan, gezien rechtspersonen uit angst voor een langdurige procedure koste wat het kost bereid zijn te ‘schikken’. Bovendien zijn de redenen voor het OM om een transactie aan te bieden vaak onbekend en kan er geen legitimering van overheidsoptreden plaatsvinden.

Kritiek berust ook op het idee dat met een transactie vervolging van natuurlijke personen kan worden afgekocht, door in de schikkingsovereenkomst vast te leggen dat na voldoen aan de transactievoorwaarden de vervolging tegen deze personen niet zal worden voortgezet, terwijl anderen voor deze feiten wel vervolgd worden. Rechtspersonen nemen geen publieke verantwoording en strafbare feiten worden in de doofpot gedaan. Een aantal van de besproken auteurs meent ook dat met de persberichten niet tegemoet kan worden gekomen aan deze gebreken.

Deze kritiek is alleszins begrijpelijk als men kijkt naar de transactie met bijvoorbeeld Ballast Nedam, Pon en Rabobank en de daarbij behorende uiterst summiere persberichten, maar zeker gelet op het meest recente persbericht inzake ING meen ik dat aan de meeste van deze bezwaren is tegemoetgekomen. Er wordt aandacht gewijd aan de onderliggende feiten, de redenen om te transigeren, de mogelijkheid van de te vervolgen natuurlijke personen en aan maatregelen om strafbare feiten in de toekomst te voorkomen. Er wordt een uitgebreid feitenrelaas aan toegevoegd en zelfs de gehele transactieovereenkomst maakt deel uit van het persbericht. Ik meen dat het OM hiermee voldoende heeft gedaan wat in haar macht ligt om de transactie zelf zo transparant mogelijk te maken.

De verschillende mogelijke vormen van rechterlijke toetsing van transacties zijn besproken, waarbij de vraag speelt of de toename van de druk op het rechterlijk apparaat gerechtvaardigd is door het vergroten van de externe openbaarheid. Daaruit bleek geen acute noodzaak tot invoering van een dergelijke rechterlijke toets, maar leek in rechterlijke controle op en normering van het onderhandelingsproces desnoods de meest werkbare oplossing te zitten. Gezien het karakter van de hoge transactie ben ik van mening dat deze vorm van buitengerechtelijke afdoening met de huidige vorm van persberichten het beginsel van externe openbaarheid voldoende waarborgt. Van schending van het gelijkheidsbeginsel bleek geen sprake, gezien zaken zelden echt gelijk zijn. Bovendien vervagen de verschillen in gevolgen tussen een transactie en een rechterlijke veroordeling langzaam maar zeker en wordt steeds beter vastgelegd waarom de betreffende natuurlijke personen al dan niet vervolgd worden of waarom vervolging van natuurlijke personen niet mogelijk is.164

Tot slot verdient het aanbeveling om bij het transigeren nog meer aandacht te vestigen op het vervolgen van deze natuurlijke personen en niet te volstaan met de opmerking dat deze personen niet langer bij de onderneming werkzaam zijn, of dat de transactie ook ten aanzien van hen een passende afdoening is. Daarnaast zou het bijdragen aan de transparantie en voorzienbaarheid indien de omstandigheden waaronder het OM een transactie aanbiedt duidelijk in de Aanwijzing vast te leggen, om deze zo in overeenstemming te brengen met de huidige praktijk.

164 Als men kijkt naar de genoemde hoge transacties in par. 2.3.1 is er een stijgende lijn te zien voor wat betreft de openbaarheid en de transparantie. Aangezien er echter sinds de ING-zaak geen persberichten van hoge transacties meer zijn uitgebracht, is niet met zekerheid te zeggen of het OM deze lijn ook vast zal houden.

Literatuurlijst

Abels e.a. 2018

D. Abels, A. Benschop, T. Blom, J. Coster van Voorhout, D.J. Korf, N. Liebregts en K. Vriend, Evaluatie Wet OM-Afdoening. Amsterdam: Rozenburg Publishers 2018.

Van Asperen de Boer & Van Duijvenbode NJB 2014/521

C.M.I. van Asperen de Boer en M.L. Van Duijvenboce, ‘Schikkingscultuur in fraudezaken ondermijnt de rechtsontwikkeling’, Nederland Juristenblad 2014/521.

Van Asperen de Boer & Van Duijvenbode NJB 2015

C.M.I. van Asperen de Boer en M.L. van Duijvenbode, ‘Openheid in schikkingspraktijk OM’,

Nederlands Juristenblad 2015.

Baauw 2009

P. Baauw, ‘Onderhandelen in het strafrecht’, hoofdstuk 8 in: E. Prakken en T.N.B.M. Spronken (red.), Handboek Verdediging, Kluwer: Deventer 2009.

Beccaria 1982

C. Beccaria, Over misdaden en straffen (1764) , Kluwer rechtswetenschappen 1982.

Beckers 2016

J.J.H. Beckers, Tussen ideaal en werkelijkheid; Een empirische studie naar de strafrechtelijke

aanpak van organisatiecriminaliteit in Nederland (diss. Rotterdam), Erasmus University

Rotterdam.

Biezeveld, in: Milieurecht Totaal, regeling WED

G. Biezeveld, ‘Straffen en maatregelen’, in: Milieurecht Totaal, regeling WED (online, bijgewerkt tot 1 juli 2014).

Van den Biggelaar

G.J.M. van den Biggelaar, De buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten door het

Corstens/Borgers 2014

G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Bewerkt door M.J. Borgers, Deventer: Kluwer 2014.

Crijns 2010

J.H. Crijns, De strafrechtelijke overeenkomst. De rechtsbetrekking met het Openbaar

Ministerie op het grensvlak van publiek- en privaatrecht (diss. Leiden), Deventer: Kluwer

2010.

Crijns & Kool NVJ 2017

J.H. Crijns en R.S.B. Kool, ‘Afscheid van de klassieke procedure’, NJV 2017-1.

Doorenbos 2007

D.R. Doorenbos, Naming & shaming, Deventer: Kluwer 2007.

Doorenbos Sb 2014/16

D.R. Doorenbos, ‘Beboeting van rechtspersonen’, Strafblad 2014/16, p. 97-105.

Gritter 2007

E. Gritter, ‘De strafbaarheid van de rechtspersoon’, in: J.B.J. van der Leij (red.), Plegen en

deelnemen, Deventer: Kluwer 2007, hoofdstuk 2.

Gritter 2009

E. Gritter, Stillegging onder spanning. Aspecten van legaliteit, rechtszekerheid en

proportionaliteit rondom de stillegging van de onderneming. Groningen: Universiteit

Groningen 2009.

Van Hamel 1884

G.A. van Hamel, Is vereenvoudiging van het strafgeding voor den Kantonrechter

Hartmann 2001

A.R. Hartmann, ‘Buitengerechtelijke afdoening II’, in: M.S. Groenhuijsen en G. Knigge (red.), Dwangmiddelen en rechtsmiddelen. Derde interim-rapport onderzoeksproject

strafvordering 2001, Deventer: Kluwer 2002.

Hofstee TBS&H 2017/1

J.I.P. Hofstee, ‘Buitenlandse corruptie in Nederland en de VS: een geschikte aanpak?,

Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving 2017, afl. 1, p. 28-35.

Van der Hulst 1997

J. van der Hulst, ‘(On)gelijkheid in strafvervolging na overleg met bestuurlijke autoriteiten’, in: Het gelijkheidsbeginsel, Nederlandse strafrechtdagen 1997, Deventer: Gouda Quint 1997.

Kessler 2015

M. Kessler, De strafbeschikking, Deventer: Kluwer 2015.

Keulen DD 2014/71

B.F. Keulen, ‘Strafrechter en consensualiteit’, Delikt en delinkwent 2014/71.

Krabbe 2001

H.G.M. Krabbe, ‘De ontvankelijkheid van het OM en de beginselen van een goede procesorde’, in: H. Knigge, Leerstukken van strafprocesrecht, Deventer: Gouda Quint 2001.

Laan 1888

D.J.J. Laan, Afdoening van strafzaken buiten proces, dissertatie Amsterdam 1888.

De Lange Sb 2013

A. de Lange, ‘De rechtstaat in de mist, een opstel over consensueel strafrecht’, Strafblad 2013, p. 422-426.

Lensink & Mulder 1994

J.A.W. Lensink en G.E. Mulder, Hoofdbeginselen van strafprocesrecht, Zwolle: Tjeenk Willink 1994.

Van Lent 2008

L. van Lent, Externe openbaarheid in het strafproces, Den Haag: Bju 2008.

Lindeman 2011

J.M.W. Lindeman, ‘Sancties’, in: F.G.H. Kristen (red.), Bijzonder strafrecht. Strafrechtelijke

handhaving van sociaal-economisch en fiscaal recht in Nederland, Den Haag: Boom Lemma

2011.

Mattheijer TvS&O 2015

F. Mattheijer, ‘Niet-strafrechtelijke gevolgen van strafbare feiten’, Tijdschrift voor

Sanctierecht en onderneming 2015, nr. 5/6, p. 217-224.

Minkenhof/Reijntjes 2017

A. Minkenhof, Nederlandse strafvordering, bewerkt door J.M. Reijntjes, Deventer: Kluwer 2017.

Nicolaï 1984

P. Nicolaï, “Het tandvlees van het recht”, in: Recht op scherp. Beschouwingen over

handhaving van publiekrecht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink, p. 3-53.

Otte 1994

M. Otte, ‘Het onderzoek ter terechtzitting: over de betrekkelijke betekenis van het onmiddellijkheidsbeginsel’, Justitiële verkenningen 1994, nr. 4.

Pheijffer Sb 2014/15

M. Pheijffer, ‘Aanpak financieel-economische criminaliteit: sch(r)ikken!’, Strafblad, mei 2014, p. 90 t/m 96.

Van de Pol 1986

U. van de Pol, Openbaar terecht. Een onderzoek van het openbaarheidsbeginsel in de

Reijntjes AA 2004

J.M. Reijntjes, 'Bestraffing buiten de rechter om. Wat is er mis met de transactie?', Ars

Aequi 2004, afl. 7/8, p. 552-560.

Rense TvS&O 2018

J.F. Rense, ‘Grote schikkingen – geheime staatszaken?’, Tijdschrift voor Onderneming &

Strafrecht 2018, nr. 2/3, p. 90-96.

Van Roomen & Sikkema 2016

T.R. van Roomen en E. Sikkema, Corruptiedelicten, Deventer: Kluwer 2016.

Van Roomen & Verbruggen TBS&H 2015

T.R. van Roomen & A. Verbruggen, ‘Corruptie: status quo en de toekomst’, TBS&H 2015, p. 233.

Van Roomen & Verbruggen S&O 2017

T.R. van Roomen en A. Verbruggen, ‘Internationale trends in preventie, detectie en repressie van corruptie’, Sanctierecht & Onderneming 2017, afl. 4, p. 150-159.

Rosing TvS&O 2015/4

M. Rosing, ‘Over schikken in de Libor-affaire: tijd voor een tegengeluid’, Tijdschrift voor

Sanctierecht en Onderneming 2015, nr. 4, p. 160-165.

Rovers 1999

B. Rovers, Klassenjustitie: overzicht van onderzoek naar selectiviteit in de Nederlandse

strafrechtketen, Erasmus Universiteit Rotterdam - Faculteit der Rechtsgeleerdheid, WODC

1999.

Sikkema 2005

E. Sikkema, Ambtelijke corruptie in het strafrecht. Een studie over omkoping en andere

Sikkema 2015

E. Sikkema, De vage grenzen van het misdrijf corruptie. Overpeinzingen bij een fles wijn,

Aansprakelijkheid en Schadevergoeding na Misdrijf 2015/09

Simon van der Aa 1892

J. Simon van der Aa, Welke wettelijke en administratieve maatregelen kunnen worden

genomen, om het kwaad te verminderen, dat in den regel geldboeten onbetaald blijven en dus de vervangende hechtenis moet worden ondergaan?, Preadvies voor de Nederlandse

Juristenvereniging 1892.

Verhofstadt 2014

D. Verhofstadt, Cesare Beccaria. 250 jaar over misdaden en straffen, Houtekiet 2014.

Verschaeren & Schoonbeek TBS&H 2015/1

N.G.H. Verschaeren & A.B. Schoonbeek, ‘Geschikt en gewogen; streeft roep om rechterlijke toetsing van transacties doel voorbij?’, TBS&H 2015/1, afl. 5, p. 190-205

Vriend 2016

K.C.J. Vriend, Avoiding a full criminal trial. Fair trial rights, diversions, and shortcuts in

Dutch and international criminal proceedings (diss. Amsterdam), Universiteit van

Amsterdam 2016.

Vriend TBS&H 2016

K.J.C. Vriend, ‘De hoge en bijzondere transactie: een pleidooi voor rechterlijke controle op de afdoening buiten geding’, TBS&H 2016, afl. 4, p. 194-204.

Zivkovic TvS&O 2017

D. Zivkovic, ‘Omgaan met omkopingsincidenten: intern onderzoek en afdoening’, Tijdschrift

Jurisprudentielijst

- HR 27 juni 1932, NJ 1933;

- EHRM 27 februari 1980, nr. 6903/75 (Deweer t. België);

- HR 22 december 1981, NJ 1982/233; ECLI:NL:PHR:1981:AC7458; - EHRM 8 december 1983, 7984/77 (Pretto t. Italie);

- EHRM 8 december 1983, 8273/78 (Axen t. Duitsland); - EHRM 22 februari 1984, 8209/78 (Sutter t. Zwitserland); - EHRM 26 mei 1988, 10563/83 (Ekbatani t. Zweden);

- EHRM 29 oktober 1991, 11274/84 (Jan-Ake Andersson t. Zweden); - EHRM 29 oktober 1991 12631/87 (Fejde t. Zweden);

- HR 16 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2525;

- EHRM 24 november 1997, 21835/93 (Werner t. Oostenrijk); - HR 22 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4894;

- EHRM 25 juli 2000, 2495/94; 24971/94; 24972/94 (Tierce e.a. t. San Marino); - EHRM 14 oktober 2000, 35115/97 (Riepan t. Oostenrijk);

- HR 13 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS4179;

- EHRM 28 oktober 2010, 14040/03 (Kretovskiy t. Rusland);

- Hof Amsterdam 23 december 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9237; - Rb. Oost-Brabant 16 september 2013, ECLI:NL:RBOB:2013:5110; - Rb. Rotterdam 3 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:9492;

- Rb. Zeeland-West-Brabant 24 maart 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1911; - EHRM 3 april 2014, 14945/03 (Artemov t. Rusland);