• No results found

Conclusie en discussie

In document WHAT’S IN A NAME (pagina 33-37)

Deel III: Voorkeur en imago

5. Conclusie en discussie

Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen conclusies getrokken worden over het imago van Friestalige plaatsnamen. Per onderzoeksvraag zullen er conclusies getrokken worden en in de eindconclusie zal de hoofdvraag van het rapport beantwoord worden.

5.1 Onderzoeksvraag 1: Voorkeur

1a. In hoeverre hebben Friestalige plaatsnamen meer of minder voorkeur dan Nederlandstalige plaatsnamen?

 In totaal heeft 41% van de respondenten een voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen, 27%

van de respondenten heeft geen voorkeur en 32% van de respondenten heeft een voorkeur voor Friestalige plaatsnamen.

De mening van de Friese bevolking is sterk verdeeld. Van alle respondenten heeft 29% een sterke voorkeur en 12% een lichte voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen (in totaal heeft 41% van de respondenten een voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen). Daarnaast heeft 13% een sterke voorkeur en 19% een lichte voorkeur voor Friestalige plaatsnamen (in totaal heeft 32% van de respondenten een voorkeur voor Friestalige plaatsnamen). De overige respondenten, 27%, heeft aangegeven geen voorkeur te hebben. Respondenten met een voorkeur voor Friestalige plaatsnamen (FR-respondenten) zijn iets meer gematigd in hun mening dan respondenten met een voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen (NL-respondenten). Dit is opvallend omdat verwacht werd dat respondenten hun mening graag duidelijk kenbaar willen maken. Misschien zijn FR-respondenten wel wat gematigder in hun mening omdat zij mogelijk minder moeite hebben met Nederlandstalige plaatsnamen dan NL-respondenten zouden hebben met Friestalige plaatsnamen.

- Gemiddeld genomen is de voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen (41%) groter dan de voorkeur voor Friestalige plaatsnamen (32%).

- Ruim een kwart van de respondenten heeft geen voorkeur uitgesproken. Dit kan zijn omdat de respondent daadwerkelijk geen voorkeur heeft of omdat de respondent liever zou zien dat de taal van de plaatsnamen niet in het Nederlands of Fries is, maar nog in een andere taal. Dit zou mogelijk zijn bij respondenten in de gemeente Het Bildt, waar de streektaal Bildts gesproken wordt, of in de gemeenten Ooststellingwerf en Weststellingwerf, waar Stellingwerfs gesproken wordt.

1b. In hoeverre sluit de voorkeur aan bij de huidige situatie van de gemeente waarin de respondent woont?

 Er zijn 12 gemeenten met Nederlandstalige plaatsnamen en 4 gemeenten met Friestalige

plaatsnamen die tevreden zijn over de huidige taal van de plaatsnamen. Er zijn zes gemeenten met Nederlandstalige plaatsnamen (Achtkarspelen, Dongeradeel, Kollumerland c.a., Opsterland Skarsterlân, Wûnseradiel) en vier gemeenten met Friestalige plaatsnamen (Dantumadiel, Ferwerderadiel, Menameradiel en Wymbritseradiel) die ontevreden zijn met de huidige taal van de plaatsnamen.

Omdat niet op provinciaal niveau besloten wordt om Nederlandstalige of Friestalige plaatsnamen te voeren, maar op gemeentelijk niveau, zijn de voorkeuren uitgesplitst naar gemeente. Bij het beantwoorden van deze onderzoeksvraag moet in acht genomen worden dat het aantal deelnemende respondenten in sommige gemeenten redelijk laag is, waardoor de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten in het geding kan komen. Om die reden zijn dan ook de eilanden in deze analyse verder buiten beschouwing gelaten. Per gemeenten hebben minimaal 16 (Nijefurd) tot maximaal 222 (Leeuwarden) respondenten deelgenomen.

De respondenten van 12 gemeenten met Nederlandstalige plaatsnamen en van 4 gemeenten met Friestalige plaatsnamen zijn tevreden over de huidige taal van de plaatsnamen. Wellicht interessanter is dat de respondenten van 6 gemeenten met Nederlandstalige plaatsnamen en van 4 gemeenten met Friestalige plaatsnamen ontevreden zijn met de huidige situatie.

- Stadsgemeenten zijn sterk Nederlandstalig georiënteerd. De voorkeur in combinatiegemeenten en plattelandsgemeenten is sterk verdeeld.

- De volgende gemeenten zijn ontevreden over de huidige Nederlandstalige plaatsnamen: Kollumerland c.a., Dongeradeel, Achtkarspelen, Wûnseradiel, Opsterland, en Skarsterlân. Er zijn in deze gemeenten meer respondenten die een voorkeur hebben voor Friestalige plaatsnamen, dan voor Nederlandstalige plaatsnamen.

- De volgende gemeenten zijn ontevreden over de huidige Friestalige plaatsnamen: Dantumadiel, Wymbritseradiel, Menameradiel en Ferwerderadiel. Er zijn in deze gemeenten meer respondenten die een voorkeur hebben voor Nederlandstalige plaatsnamen, dan voor Friestalige plaatsnamen.

1c. Welke motieven dragen respondenten aan voor hun keuze?

 Sociaal-culturele motieven worden door alle respondenten het vaakste genoemd.

FR-respondenten dragen voornamelijk sociaal-culturele, historische en demografische motieven aan. NL-respondenten motiveren hun voorkeur voornamelijk met economische en sociaal-culturele motieven.

Ook als het gaat om de motivatie voor de taalvoorkeur van de plaatsnaam zijn de meningen weer sterk verdeeld. Sociaal-culturele motieven worden het vaakste genoemd (19%), maar worden snel gevolgd door historische (15%), economische (15%) en demografische motieven (15%).

Zoals verwacht zijn FR-respondenten voornamelijk gericht op sociaal-culturele argumenten ter ondersteuning van hun voorkeur en noemen NL-respondenten voornamelijk economische argumenten.

De motieven die genoemd worden door GV-respondenten komen sterk overeen met de motieven die genoemd worden door FR-respondenten. Mogelijk zit er bij GV-respondenten een groep die wel belang hecht aan de sociaal-culturele kant van de Friese taal, maar dit niet perse tot uiting wil laten komen via Friestalige plaatsnamen.

5.2 Onderzoeksvraag 2: Segmentatie

2a. Op basis van welke segmentatiefactoren kunnen de respondenten gesegmenteerd worden als het gaat om de voorkeur voor de taal van plaatsnamen?

 NL-respondenten en FR-respondenten verschillen van elkaar op basis van woonsituatie,

gemeentecategorie, plaatsgrootte categorie, in Friesland geboren, spreektaal dagelijks, ouders in Friesland geboren, spreektaal met ouders, taal gemeentenaam en taal plaatsnaam. De verschillen zijn het sterkste bij de factoren plaatsgrootte categorie, spreektaal dagelijks en spreektaal met ouders.

Met behulp van de chi2-toets is aangetoond dat NL-respondenten en FR-respondenten op basis van de volgende factoren van elkaar verschillen: woonsituatie, gemeentecategorie, plaatsgrootte categorie, in Friesland geboren, spreektaal dagelijks, ouders in Friesland geboren, spreektaal met ouders, taal gemeentenaam en taal plaatsnaam. De regressie analyse toonde aan dat NL-respondenten en FR-NL-respondenten van elkaar verschillen op basis van de factoren: plaatsgrootte categorie, spreektaal dagelijks en spreektaal met ouders.

- Taalkundige factoren lijken vooral een grote invloed te hebben op de voorkeur die respondenten hebben voor de taal van de plaatsnamen. Opvallend is wel dat de Friese taalvaardigheid van de respondent geen invloed heeft op de voorkeur.

- Blijkbaar is het niet de vaardigheid van de taal die je voorkeur beïnvloedt, maar de gebruiksfrequentie van de taal in het dagelijks leven.

2b. Hoe ziet de ‘gemiddelde’ respondent met een voorkeur voor Friestalige plaatsnamen eruit? En hoe ziet de ‘gemiddelde’ respondent met een voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen eruit?

 De meeste FR-respondenten zijn (mede)eigenaar van een koopwoning (meer dan

NL-respondenten), wonen in middelgrote plaats (of kleine plaats) in een plattelandsgemeente, zijn in Fryslân geboren, net zoals zijn/haar ouders, spreken Fries in het dagelijks leven en zo ook met beide ouders en wonen in een gemeente en plaats met een Nederlandstalige (of Friestalige) naam.

 De meeste NL-respondenten zijn (mede)eigenaar van een koopwoning of (mede)huurder van een

huurwoning, wonen in een grote plaats in een stadsgemeente, zijn in Fryslân geboren (maar minder dan FR-respondenten) of in één van de andere Nederlandse provincies, hebben ouders die in Fryslan geboren zijn (maar minder dan FR-respondenten) of één of geen van de ouders is in Fryslân geboren, spreken Nederlands in het dagelijks leven en zo ook met beide ouders en wonen in een gemeente en plaats met een Nederlandstalige naam.

5.3 Onderzoeksvraag 3: Imago

3a. In welke mate worden Friestalige plaatsnamen, meer of minder dan Nederlandstalige plaatsnamen, geassocieerd met het huidige en aanvullende imago van Fryslân?

 Over het algemeen worden Friestalige plaatsnamen meer met ambitieus en lef geassocieerd en

Nederlandstalige plaatsnamen meer met nuchter, hard werkend en ondernemend. FR-respondenten associëren alle kenmerken meer met Friestalige plaatsnamen dan met Nederlandstalige plaatsnamen. NL-respondenten associëren alle kenmerken meer met Nederlandstalige plaatsnamen dan met Friestalige plaatsnamen.

Over het algemeen hebben de respondenten een vrij neutrale mening als het gaat om de associaties bij de taal van de plaatsnamen. Er kunnen geen extreme waarden vastgesteld worden. Ook de verschillen tussen Friestalige of Nederlandstalige plaatsnamen zijn erg klein. Over het algemeen worden de imagokenmerken nuchter, hard werkend en ondernemend iets meer met Nederlandstalige plaatsnamen geassocieerd dan met Friestalige plaatsnamen. Andersom worden de imagokenmerken ambitieus en lef iets meer met Friestalige plaatsnamen geassocieerd.

Hoewel ze klein zijn, zijn er toch verschillen te vinden tussen de NL-respondenten en FR-respondenten. Zo blijkt dat de associaties die NL-respondenten hebben ten aanzien van Nederlandstalige plaatsnamen positiever zijn dan de associaties ten aanzien van Friestalige plaatsnamen. Andersom geldt dat precies zo, de associaties die FR-respondenten hebben ten aanzien van Friestalige plaatsnamen zijn positiever dan de associaties ten aanzien van Nederlandstalige plaatsnamen.

- NL-respondenten denken bij Nederlandstalige plaatsnamen vooral aan nuchter, hard werkend en trots.

- FR-respondenten denken bij Friestalige plaatsnamen vooral aan hard werkend, eerlijk, betrouwbaar, trots ondernemend en open houding.

- FR-respondenten hebben bij meer huidige en aanvullende imagokenmerken positieve associaties dan NL-respondenten.

- Hoewel Fan Fryslân het huidige imago te beperkt vindt, blijkt dat de positieve associaties bij de aanvullende imagokenmerken gering zijn. Zowel de NL-respondenten als de FR-respondenten hebben minder positieve associaties met de aanvullende imagokenmerken dan met de huidige imagokenmerken.

- Volgens de Friese bevolking draagt de taal van de plaatsnamen maar in bescheiden mate bij aan het imago.

- FR-respondenten zijn positiever over de associaties bij de Friestalige plaatsnamen dan NL-respondenten over de associaties bij de Nederlandstalige plaatsnamen.

- FR-respondenten zijn positiever ten opzichte van Nederlandstalige plaatsnamen dan NL-respondenten ten opzichte van Friestalige plaatsnamen.

-

5.4 Eindconclusie

Wat is volgens inwoners van Fryslân het imago van Friestalige plaatsnamen? En hoe kunnen respondenten worden gesegmenteerd op basis van het imago dat zij hebben van Friestalige plaatsnamen?

 Over het algemeen is het imago van Nederlandstalige plaatsnamen iets beter dan het imago van

Friestalige plaatsnamen. Daarbij lijken de spreektaal in het dagelijks leven (ook met de ouders) en de plaatsgrootte de sterkste indicatoren te zijn voor de voorkeur van de taal van de plaatsnamen.

Hoewel het antwoord op de hoofdvraag hierboven in twee zinnen is samengevat, hebben de onderzoeksresultaten laten zien dat dit natuurlijk veel genuanceerder ligt. De inwoners van Fryslân hebben niet een eenduidige mening, maar deze is juist sterk verdeeld.

Respondenten met een voorkeur voor Nederlandstalige plaatsnamen (NL-respondenten) zijn meer vastbesloten in hun mening dan respondenten met een voorkeur voor Friestalige plaatsnamen (FR-respondenten). Het lijkt erop dat FR-respondenten de Friese taal over het algemeen wel belangrijk vinden maar dit niet perse willen uiten door middel van Friestalige plaatsnamen. Dit blijkt uit het feit dat FR-respondenten in verhouding positiever tegenover Nederlandstalige plaatsnamen staan dan NL-respondenten tegenover Friestalige plaatsnamen.

De verwachting is bevestigd dat NL-respondenten voornamelijk economische argumenten aandragen en FR-respondenten voornamelijk sociaal-culturele argumenten. De vraag is nu, welke argumentatie weegt zwaarder. Een vraag waar nog steeds geen eenduidig antwoord op gegeven kan worden. Wordt het besef en behoud van de Friese taal en cultuur wel gestimuleerd door het vaststellen van de Friestalige plaatsnamen? Of jaag je daarmee juist tegenstanders tegen je in het harnas waardoor de verdeeldheid alleen maar groter wordt. Aan de andere kant, heeft het invoeren van Friestalige plaatsnamen echt grote problemen met zich meegebracht ten aanzien van de herkenbaarheid en bereikbaarheid van plaatsen? De mening is ook per gemeente sterk verschillend, en juist daar liggen nog mogelijkheden ter verbetering. Er zijn op dit moment nog zes gemeenten in Fryslân die de Friese plaatsnamen nog niet als officiële naam vastgelegd hebben, maar hier mogelijk wel belangstelling voor hebben.

Naast het invoeren van Friestalige plaatsnamen zijn er wellicht nog andere mogelijkheden die het besef en behoud van de Friese taal en cultuur stimuleren, maar waarover minder verdeeldheid heerst. Hoewel bij enkele gemeenten de situatie nog verbeterd kan worden, kan naar aanleiding van dit onderzoek geconcludeerd worden dat als het behoud van de Friese taal en cultuur gestimuleerd moet worden, het aannemelijker is om te investeren in het gebruik van Fries als spreektaal dan alleen maar het invoeren van Friestalige plaatsnamen.

Literatuurlijst

In document WHAT’S IN A NAME (pagina 33-37)