• No results found

In hoofdstuk vier hebben we de relatie tussen taalvaardigheid en sms-stijl en sms – vaardigheid onderzocht. Onze eerste onderzoeksvraag luidde: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en spelvaardigheid? Uit de correlatie-analyses blijkt dat de biografische factoren ‘sekse’ en ‘opleidingsniveau’ de belangrijkste variabelen zijn voor het verklaren van de spellingsresultaten. Uit de Multi-regressie-analyse, waarbij werd gecontroleerd voor ‘opleidingsniveau’ en ‘sekse’, kwam naar voren dat de score op de sms-stijltest een belangrijke predictor was voor scores op de spellingtoets. Het aantal fouten totaal geeft een objectieve beoordeling van de spelvaardigheid, waardoor wij concluderen dat er een negatief verband bestaat tussen sms-stijl en spelvaardigheid.

Onderzoeksvraag twee luidt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid? Aan de ene kant maken de brugklassers met een hoge score voor de sms-stijltest significant meer interpunctiefouten. Ook kregen ze een lagere gemiddelde beoordeling voor de formele schrijftaak, al was dit resultaat niet significant. De Multi-regressie-analyse wees uit dat sms-stijl een significante predictor was voor schrijfvaardigheid. Derhalve concluderen wij dat er een negatief verband bestaat tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid.

De derde onderzoeksvraag is: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid? Als we kijken naar de correlatieanalyses dan blijkt er een positief verband te zijn tussen spelling en sms-vaardigheid. Dit verband is bovendien significant (p<.05). Echter blijkt uit de regressieanalyse dat sms-vaardigheid geen belangrijke bijdrage levert aan het verklaren van de spellingresultaten. In ons onderzoek is geen verband aangetoond tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid.

De vierde onderzoeksvraag luidt: Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid? Deze relatie bleek vrij complex: aan de ene kant vonden we een negatief verband tussen interpunctie gebruik en sms-vaardigheid, een verband dat ook significant bleek te zijn (p>.05). Wel bleken sms-vaardige proefpersonen minder grammaticale fouten te maken, al was dit resultaat niet significant. Ook vonden we geen verband tussen de scores op de formele schrijftaak en de scores op de sms-vaardigheidstest. De regressieanalyse wees uit dat sms-vaardigheid geen belangrijke rol speelt in het verklaren van de resultaten voor schrijfvaardigheid. In dit onderzoek is geen verband aangetoond tussen sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid.

We keken ook naar onderliggende factoren die het gebruik van stijl en voor sms-vaardigheid stimuleren. Uit de regressie-analyse blijkt dat het gebruik van sms-afkortingen door jongeren vooral afhankelijk is van het aantal sms’jes dat iemand verzend. De vaardigheid in het gebruik van sms-afkortingen bleek sterk afhankelijk te zijn van de biografische factoren opleidingsniveau en sekse. Het gebruik van internet en mobiele telefoon wist in ons onderzoek niet de resultaten op de sms-vaardigheidstest te verklaren.

Dit is het eerste onderzoek in Nederland dat zich bezighoudt met de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid van jongeren. Tot dusver werd de relatie tussen het gebruik van sms en sms-afkortingen vooral getest onder Engelstalige jongeren en kinderen. Daarbij werd meestal geen

44

verband gevonden tussen sms en taalvaardigheid, ofwel werden er resultaten geboekt die positief zijn te noemen. Uit de resultaten van dit onderzoek komt een beeld naar voren dat de neiging om veel sms-afkortingen te gebruiken een negatieve invloed heeft op spelling en schrijfvaardigheid.

De resultaten voor sms-vaardigheid sluiten aan op de resultaten die zijn gevonden in eerder onderzoek. Drouin & Davis (2009) vonden geen verband tussen sms-vaardigheid en spelvaardigheid. Ze vonden verder dat jongeren een duidelijk verschil onderkennen tussen formeel en informeel schriftelijk taalgebruik. Dit beeld kwam ook in ons onderzoek naar voren. De door ons onderzochte populatie gebruikt veel sms-afkortingen in de informele schrijftaak. In de formele schrijftaak kwamen we het gebruik van sms-afkortingen slechts zeer incidenteel tegen. Plester et al. (2009) vonden een positieve relatie tussen het maken van een sms-vaardigheid en spelling. Na de in ons onderzoek gedane multi-regressieanalyses blijkt echter dat dit effect waarschijnlijk te danken is aan de sterke correlatie tussen sms-vaardigheid en opleidingsniveau.

Tot dusver is nog erg weinig onderzoek gedaan naar sms-stijl, en het enige resultaat dat bij ons bekend is sluit niet aan bij de resultaten uit dit onderzoek. Wood, Jackson, Hart, Plester & Wilde (2011) vonden in tegenstelling tot ons een licht positief verband tussen het gebruik van sms-afkortingen en resultaten voor taalvaardigheid. De proefpersonen in Wood et al. waren beduidend jonger (9 en 10 jaar) en het betrof kinderen die geen mobiele telefoon hadden. Bovendien was het aantal sms-afkortingen dat werd aangetroffen erg klein.

De reeds in de inleiding aangehaalde gebeurtenis uit 2003 over het opstel dat door een Schots meisje op school werd ingeleverd, in zijn geheel geschreven in sms-taal, was het startsein voor de media om negatief te berichten over het medium sms. Ook docenten aan middelbare scholen maakten melding van een teruglopende schriftelijke taalvaardigheid onder jongeren die zou samenhangen met het vele sms’en. Het duurde tot 2008 voordat de problematiek werd onderzocht door de wetenschap. Uit het eerste onderzoek kwam een beeld naar voren dat het allemaal wel meeviel met de negatieve invloed van sms, en dat er zelfs sprake zou kunnen zijn van een kleine positieve invloed van sms op de schriftelijke taalvaardigheid.

Deze resultaten zijn te verklaren doordat in het meeste onderzoek de focus heeft gelegen op ‘sms-vaardigheid’. Zoals ook uit onze analyses naar voren komt is er geen negatief verband tussen sms-vaardigheid en schriftelijke taalvaardigheid. Het is echter veel objectiever om te kijken naar het veel minder onderzochte ‘sms-stijl’ omdat dit veel beter aansluit bij de schriftelijke gebruiken van jongeren in het dagelijks leven. Zodoende komt in het door ons uitgevoerde onderzoek een beeld naar voren dat aansluit bij het geluid dat de media het afgelopen decennium heeft laten horen.

Een mogelijke verklaring voor de negatieve invloed van sms-gewoonten op de spelling- en schrijfvaardigheid zou zijn dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de scheiding van taalgebruikgewoonten binnen verschillende media. Jongeren weten niet meer goed waar de grens ligt. Wanneer is het gebruik van sms-taal nog acceptabel? Het is nodig aandacht te schenken aan de scheiding van genres zodat jongeren in de toekomst bewuster omgaan met taal. Hierbij lijkt met name een rol weggelegd voor het onderwijs. De focus zou

45

niet alleen moeten liggen op traditionele media, ook omgang met en taalgebruik in moderne media zou in het onderwijscurriculum moeten worden opgenomen.

Verder is een mogelijke verklaring de door Baron geopperde hypothese dat hedendaagse jongeren worden overspoeld door taal. Er moet zoveel worden gelezen en geschreven dat oppervlakkigheid zijn intrede doet. De aandacht voor precisie neemt af.

Hiermee is een eerste verkennende bijdrage geleverd naar de invloed van sms-gewoonten op de schriftelijke taalvaardigheid, al had dit onderzoek zijn beperkingen. Veel van de beperkingen hebben als onderliggende oorzaak de beschikbare tijd voor het afnemen van de tests. Hierdoor waren de schrijftaken kort. Om een beter beeld te krijgen van de relatie tussen sms en schrijfvaardigheid zouden proefpersonen beter getest kunnen worden aan de hand van een geschreven essay. De sms-stijltest bestond uit 3 items. Hoewel de betrouwbaarheid met .682 zeker niet slecht was is het nodig om de test uit te breiden, zodat betere en betrouwbaardere resultaten worden geboekt. Een tweede beperking is dat de e-mails die zijn verkregen in de informele en formele schrijftaak wellicht niet representatief zijn voor de vaardigheden van de brugklassers die zijn getest in het onderzoek. Er was geen sprake van een natuurlijke situatie, ook al is wel getracht de omstandigheden te creëren die daarop lijken.

Om meer inzicht te krijgen in de effecten van sms op de taalvaardigheid is een design dat een longitudinale onderzoeksopzet hanteert veel beter. Het is in dat geval van belang om kinderen vanaf een jonge leeftijd te onderzoeken. Uit ons onderzoek bleek dat de meeste kinderen op hun 10e jaar reeds in het bezit zijn van een mobiele telefoon. Ervan uit gaande dat de leeftijd waarop kinderen hun eerste mobieltje ontvangen in de toekomst nog lager zal liggen moet worden overwogen om kinderen te onderzoeken die nog jonger zijn.

Dit onderzoek heeft zich gericht op spel- en schrijfvaardigheid. Voor een compleet beeld van de effecten van sms op schriftelijke taalvaardigheid zal ook onderzoek moeten worden verricht naar de effecten van sms op de leesvaardigheid en tekstbegrip. Tenslotte is het interessant om te kijken of er een relatie is tussen dyslexie en het gebruik van taal. Dyslectici hebben doorgaans problemen met spelling en voor deze groep kan het daarom aantrekkelijk zijn om zich te bedienen met sms-afkortingen. Dit zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor de schriftelijke taalvaardigheidontwikkeling van dyslectici.

46

Literatuur

Carrington, V. (2005). Txtng: the end of civilisation (again)? In: Cambridge Journal of

education 2005, 35, 2, 161-175.

Cipielewski, J.; Stanovich, K.E. (1992). Predicting Growth in Reading Ability from

Children’s Exposure to Print. Journal of experimental child psychology, 1992, 54, 1, 74-89.

Crystal, D. (2008). Txtng: The Gr8 Db8. Cambridge: Cambridge University Press.

Crystal, D. (2006). Language and the Internet (2nd Ed.). Cambridge: Cambridge University Press.

Dixon, M. and Kaminska, Z. (2007). Does exposure to orthography affect children's spelling accuracy? Journal of Research in Reading, 2007, 30, 184–197.

Drouin, M; Davis, C (2009). R u txting? Is the Use of Text Speak Hurting Your Literacy?

Journal of Literacy Research, 2009, 41, 1, Jan, p. 46-67.

Herring, S.C.(2008). Questioning the Generational Divide: Technological Exoticism and Adult Constructions of Online Youth Identity. In: Youth, Identity and Digital Media. Cambridge, MA: The MIT Press, 2008, 71-92.

Kemp, N (2010). Texting versus txtng: reading and writing text messages, and links with other linguistic skills. In: Writing system research, 2010, vol. 2, 1, p. 53-71.

Marsh, J (2005). Digikids: Young children, popular culture and media. In. N. Yelland (ed.),

Critical issues in early childhood education. Maidenhead: Open University Press, 181–196.

Plester, B; Wood,C; Joshi, P (2009). Exploring the relationship between children's knowledge of text message abbreviations and school literacy outcomes. In: British Journal of

Developmental Psychology, 2009, 27, 1, Mar, 145-161.

Plester, B; Wood, C; Bell, V (2008). Txt msg n school literacy: does texting and knowledge of text abbreviations adversely affect children's literacy attainment? In: Literacy 2008, 42, 3, nov, 137-144.

Rosen, LD; Chang, J; Erwin, L; Carrier, LM; Cheever, NA (2010). The Relationship Between "Textisms" and Formal and Informal Writing Among Young Adults. In:

Communication Research, 2010, 37, 3, Jun, 420-440.

Schijf, G.M. (2009). Lees- en spellingvaardigheden van brugklassers. SCO Kohnstamm instituut 2009.

47

Hard af Segerstad, Y (2002). Use and adaptation of written language to the conditions of

computer mediated communication. Gothenburg monographs in Linguistics, 2002.

Spooren, W.P.M.S. (2009). Bezorgde ouders? De relatie tussen chat en schrijfkwaliteit. In: W.P.M.S. Spooren, M.G. Onrust & J.M. Sanders (Eds.), Studies in Taalbeheersing 3 (pp. 331-342). Assen: Van Gorcum.

Wood, C; Jackson, E; Plester, B; Wilde, L(2009). Children’s Use of mobile Phone text messaging and its impact on literacy development in primary school. British Educational Communications and Technology Agency 2009.

Wood, C; Jackson, E; Hart, L; Plester, B; Wilde, L (2011). The effect of text messaging on 9- and 10-year old children’s reading, spelling and phonological processing skills. In: Computer

48

Bijlage 1: spellingtoets

1 De meeste [artikelen] zijn geprijsd.

2 Sommige meisjes komen met de fiets. Ria [bijvoorbeeld]. 3 Annelies verzamelt [schoenendozen].

4 Hebben jullie lekker [gevaren]? 5 De kat [springt] in de boom. 6 Hoor je het [gejank] van de hond?

7 Wat zijn er toch veel [nieuwsgierige] mensen! 8 Rijd jij op [kunstschaatsen] tegenwoordig? 9 We doen wat mosterd bij die [knakworstjes]. 10 [Waarschijnlijk] heeft Joop het gedaan.

11 Toen de schutting [voltooid] was, werd hij geverfd. 12 Hij is [verscheidene] keren gewaarschuwd.

13 De [koningin] droeg een zijden jurk.

14 We hadden een [fraai] uitzicht bovenop de berg. 15 Wie is de [bekendste] voetballer van Ajax?

16 Er waren weer [ongeregeldheden] na de wedstrijd. 17 De [festiviteiten] duurden een hele week.

18 We hebben hem [voortdurend] geholpen. 19 Er waren [talloze] schaatsers op het ijs. 20 Vorig jaar [brandden] hier drie huizen af. 21 Ik geloof dat zij haar kapsel telkens [verandert]. 22 Het [koperen] beslag is helemaal groen geworden. 23 Wanneer [word] je twintig?

24 Geert heeft een [bijzondere auto] gekocht. 25 Daar ben ik [absoluut] op tegen!

26 Naar welk [programma] wil jij kijken? 27 Deze bedragen moet je [optellen]. 28 Het is een [fantastische] jongen. 29 Deze [handdoek] is pas gewassen. 30 Ik heb het jack in de [etalage] gezien. 31 De [vermelde] gegevens kloppen niet. 32 Denk maar niet dat ik dat leuk[vind].

33 Dat medicijn is alleen in de [apotheek] verkrijgbaar. 34 Geef mij maar een beker [chocolademelk].

35 Ik heb net mijn tanden [gepoetst]. 36 Is de [schuurdeur] op slot?

37 Klaas moet vanavond [overwerken]. 38 Hans is in [februari] jarig.

39 Er worden [internationale] wedstrijden gehouden. 40 Onze Anja is nogal [milieubewust].

49