• No results found

De relatie tussen sms-vaardigheid, sms-stijl en schriftelijke taalvaardigheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen sms-vaardigheid, sms-stijl en schriftelijke taalvaardigheid"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen sms-vaardigheid, sms-stijl en schriftelijke

taalvaardigheid

Door: Sipke Ernst

Studentnr: 1295969 Vak: Masterscriptie

Vakcode: LNX999M20

(2)
(3)

3

Voorwoord

Wat voelt het toch goed om een voorwoord te schrijven bij je eigen scriptie. Het is de laatste horde op weg naar het ‘normale leven’. Mijn studententijd zit erop! En daar ben ik eerlijk gezegd wel aan toe ook . Na al die jaren is het genoeg geweest.

Voor u ligt mijn scriptie met als titel ‘De relatie tussen sms-vaardigheid, sms-stijl en schriftelijke taalvaardigheid’. Met deze scriptie sluit ik de Master ‘Taalbeheersing’ aan de Universiteit van Groningen af. Het idee om de invloed van sms op de schriftelijke

taalvaardigheid van jongeren te onderzoeken vloeide voort uit eerder onderzoek dat ik had gedaan naar Twitter, waarbij ik een linguïstische analyse heb gemaakt van sms-berichten. Taalgebruik in sociale media interesseert mij enorm en ik hoop dat ik mij in deze richting verder kan ontwikkelen.

(4)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2003 kwam de BBC met het nieuws over een Schots meisje dat haar hele essay in SMS-taal zou hebben geschreven. : "My smmr hols wr CWOT. B4, we used 2go2 NY 2C my bro, his GF & thr 3 :- kids FTF. ILNY, it's a gr8 plc." (Vertaling: Mijn zomervakantie was totaal niet de moeite waard. Vroeger gingen we altijd naar New York om mijn broer, zijn vriendin en hun 3 schreeuwende kinderen te bezoeken. Ik vind New York mooi, het is een prachtige plek.) Toen de verbijsterde docente die het schrijfproduct moest beoordelen aan het meisje vroeg waarom ze dit had gedaan kreeg ze te horen dat het op deze manier eenvoudiger was dan in standaard Engels. De docente was niet bepaald onder de indruk: ,,Ik kon mijn ogen niet geloven. De hele pagina was ondergekliederd met hiërogliefen, en de meesten daarvan kon ik niet vertalen.’’1

Kinderen geboren in de late jaren 80 en begin jaren 90 worden tot de internetgeneratie gerekend. Het betreft de eerste generatie die is opgegroeid met digitale media zoals het internet en de mobiele telefoon. Jongeren uit deze generatie socialiseren meer online, downloaden meer entertainment media en raadplegen het internet voor meer doelen dan voorgaande generaties. Het gevolg is dat deze jongeren beter en veel meer omgaan met het internet dan leraren, ouders, grootouders en zelfs oudere broers en zussen. Er is sprake van een generatiekloof als het gaat om digitale media (Herring 2008).

Het opgroeien van de internetgeneratie wordt met argusogen gadegeslagen. Een prominente rol speelt hierin de taalvaardigheidsontwikkeling van jongeren. Volgens Crispin Thurlow (2003) hebben dagbladen en andere media de computer-gemedieerde communicatie zoals vaak voorkomt in e-mail, chat, MSN en later het taalgebruik in sms’jes die worden verzonden per mobiele telefoon stelselmatig negatief geportretteerd. Hedendaagse jongeren zouden niet meer kunnen communiceren en hun taalvaardigheid gaat in rap tempo achteruit.

1.2 Opkomst mobiele telefoon

Mobiele telefoons zoals wij die tegenwoordig kennen zijn ontstaan aan het begin van de jaren 80. De voorloper was de autotelefoon, die in 1979 in Japan op de markt werd gebracht. In 1982 wordt een Europees consort gevormd, Groupe Special Mobile (GSM), dat zich erop richt om een mobiel telefoonnetwerk te bouwen voor geheel Europa. In 1992 zijn acht landen aangesloten (Duitsland, Denemarken, Finland, Frankrijk, Engeland, Zweden, Portugal en Italië), en na drie jaar volgt de rest van Europa. In 2007 domineert GSM de mobiele telefoonmarkt: meer dan 80% van de landen zijn aangesloten. Hierdoor is het mogelijk geworden om vanuit Spanje naar de Filippijnen te bellen met een Noors abonnement (Baron, 2008).

In de tussentijd boekt de mobiele telefoontechnologie gestaag vorderingen. In 1984 is de eerste mobiele telefoon een feit. Echter is deze telefoon nog te groot en te zwaar om als een draagbare telefoon te worden beschouwd. Geleidelijk worden de telefoons kleiner, maar het zal nog even duren eer het een product voor de grote massa wordt. Dit vooral omdat mobiele

1

(5)

5

telefoons en de telefoontarieven dan erg duur zijn (Baron 2008). De telefoons en de gesprekken worden gestaag goedkoper, waardoor er een grote groep mobiele telefoongebruikers komt, die bovendien ook steeds langer mobiel gaat bellen.

Aanvankelijk worden mobiele telefoons vooral gebruikt voor telefoongesprekken. Echter is de mobiele telefoonindustrie al lange tijd aan het werk aan hun Short Messaging Service (Crystal 2001). De eerste sms werd verstuurd op 6 december 1992 door Neil Papworth: ‘Merry Christmas’2.

Na een aanloopfase wordt sms’en ongekend populair bij het grote publiek. In 2000 worden er wereldwijd 17 miljard sms’jes verstuurd. Een jaar later is dat aantal explosief gegroeid: 250 miljard sms’jes worden er in 2001 verzonden. Daarna blijft het aantal sms’jes verzonden per jaar gestaag groeien. In 2005 worden er wereldwijd een biljoen sms’jes verstuurd.3 Opvallend is dat Amerika aanvankelijk achterblijft bij Europa. In 2002 weet een enkele Amerikaan wat een sms is. Vanaf dan vindt er een agressieve marketingcampagne plaats en uiteindelijk gelooft ook Amerika eraan (Baron 2008).

1.3 Een nieuwe taal

De genoemde technologische ontwikkelingen zijn van invloed geweest op het schriftelijke taalgebruik. Het vele sms’en heeft geleid tot een geheel eigen taal, die gebonden is aan zijn eigen regels: sms-taal. Was deze taal aanvankelijk beperkt tot het domein van de mobiele telefonie, tegenwoordig wordt het eveneens gebruikt in chatboxen, e-mails en blogs. Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van de taal is het onhandige toetsenbord van mobiele telefoons. Vooral in de begindagen moest een gebruiker erg veel moeite doen om een tekstbericht te maken. Hierdoor werden gebruikers aangesproken op hun creativiteit zodat ze zich zoveel mogelijk moeite kunnen besparen. Een andere factor voor het ontstaan van de taal wordt genoemd door Hard af Segerstad (2002): sms is gebonden aan de technische restrictie van 160 karakters en er moet voor de service worden betaald. Als een sms’je langer is dan 160 karakters betaalt de gebruiker het dubbele, waardoor het aantrekkelijk wordt om zich van sms-afkortingen te bedienen.

Overigens wordt sms vaak ten onrechte op één hoop gegooid met MSN. Baron (2008) wijst echter op een aantal belangrijke verschillen tussen de twee media. Op MSN wordt met 10 vingers getypt, voor een sms-bericht wordt vaak één of twee duimen gebruikt. MSN-gesprekken vinden vaak plaats op de achtergrond van andere computeractiviteiten, terwijl het schrijven van een sms-bericht een activiteit is die puur op zichzelf staat. Verder is MSN gratis, terwijl sms geld kost. Tenslotte is de reeds ter sprake gekomen restrictie tot 160 karakters bij MSN niet aan de orde. Al deze verschillen hebben geleid tot verschillende linguïstische kenmerken. In grote lijnen komt het erop neer dat gebruikers proberen zich zoveel mogelijk moeite te besparen en hiervoor wenden ze verschillende strategieën aan. Bij MSN-taal vinden we dit veel minder terug. De taal kent juist veel versiering (Hard af Segerstad 2002).

In sms-taal komen linguïstische kenmerken voor die in de standaardschrijftaal niet voorkomen. Welke kenmerken dat zijn bespreken we in 1.4

2

SMS wrd in 15 jr n onvrw8 suc6. Victoria Shannon, NRC Handelsblad, 6 dec. 2007. 3

(6)

6

1.4 Kenmerken sms-taal

De Zweed Hard af Segerstad is één van de eersten die onderzoek heeft gedaan naar de kenmerken van sms-taal (2002). Allereerst maken gebruikers minder gebruik van interpunctie en laten ze spaties achterwege. Wel gaan gebruikers op een expressieve manier om met interpunctie door emoticons te maken en veel uitroeptekens te gebruiken. Ook wijkt SMS-taal af op het gebied van spelling. Gebruikers maken meer typefouten dan in normaal schrift. Verder komt, mede door de informele context, fonologische spelling voor, vooral tussen gebruikers die elkaar goed kennen.

Ook komen kenmerken voor van gesproken taal, zoals bijvoorbeeld het simuleren van een lachbui. (‘Hahaha!’) Samengestelde woorden worden gesplitst. Voor de oorzaak hiervan zijn verschillende theorieën. Hard af Segerstad (2002) noemt er één: mobiele telefoons bevatten software die helpt bij het typen van sms’jes door te voorspellen welk woord de gebruiker in wil voeren. De software heeft moeite met samengestelde woorden, waardoor gebruikers de woorden splitsen. Verder bespaart de gebruiker door klinkers weg te laten en door conventionele en onconventionele afkortingen te gebruiken. Conventionele afkortingen zijn afkortingen die ook in de standaard schrijftaal zijn geaccepteerd. Onconventionele afkortingen zijn ontstaan in sms-taal en chats. Voorbeelden zijn ‘LOL’ (laugh out loud) en ‘ROFL’ (rolling on floor laughing). Een andere manier waarop de gebruiker tijd bespaart is door de SMS-boodschap alleen in kleine letters of alleen in hoofdletters te typen. Gebruikers laten soms zelfs grammaticale entiteiten achterwege.

Tot slot is een erg onderscheidend kenmerk van sms-taal het creatief omgaan met symbolen. Het emoticon is al genoemd, maar ook asterisken komen regelmatig voor. Verder worden cijfers gebruikt als ze op fonologische wijze lettercombinaties kunnen vervangen. (bijvoorbeeld ‘pr8ig’)

Na Hard af Segerstad volgen andere onderzoekers die proberen sms-taal in kaart te brengen. Zo onderscheidde Thurlow (2003) de volgende 12 kenmerken van sms-taal (wij geven de voorbeelden in het Engels omdat sommige kenmerken zich vooral lenen voor de Engelse taal): verkortingen (bro, sis), samentrekkingen (txt, plz, hmwrk), g-weglatingen (swimmin, goin), andere weglatingen (hav, wil, couldn), vergeten apastrophes (cant, wont), acroniemen (BBC, UK), initialismen (ttfn, lol, tb, WUU2), symbolen (@, &, :-O), Letter/nummer homofonen (2moro, l8r), foute spellingen (comming), non-conventionele spellingen (fone, rite, skool), en accentueerstijl (wanna, wiv, elp, anuva).

Deze lijst is zeker niet universeel. Zo komen G-weglatingen in het Nederlands niet voor. De Nederlands schrijver/taaladviseur Wim Daniëls bracht een klein boekje uit waarin hij kenmerken van sms-taal voor het Nederlands bespreekt. Hij komt tot in totaal 14 verschillende kenmerken. Gestripte zinnen houdt in dat er vooral inhoudswoorden overblijven. Vooral lidwoorden kunnen gemakkelijk worden weggelaten, maar ook woorden als die, dat, op, enzovoorts zijn hier gevoelig voor. Lettero’s zijn woorden of lettercombinaties die samengesteld zijn uit de eerste letter van een reeks woorden. Een voorbeeld uit het Nederlands is ‘vlek’, hetgeen ‘veel liefs en kusjes’ betekent. Een derde is

shortjes, het weglaten van klinkers. ‘Zlln w vnvnd nr d bscp gn?’ is zonder klinkers nog

(7)

7

Hey ik sta hie met n lek ban Kan iem me op kom hal Ik sta vla bij sch, Reigerlaan, Bij hui nr 12.

De sms-taal is een grote bron voor inventiviteit als het gaat om het verzinnen van nieuwe woorden. Daniëls luidt ze aan met nieuwlets. Enkele voorbeelden zijn ‘albummer’, iemand die voortdurend een andere relatie heeft, ‘klupsen’, in groepverband bepaalde activiteiten ondernemen, en ‘nulbutje’, iemand die bijna geen geld te besteden heeft. Mobiele telefoons zijn tegenwoordig vrijwel allemaal uitgerust met de sms-functie T9. Als een gebruiker deze functie aan heeft gezet wordt bij het typen de letters automatisch aangevuld. Het programma doet dus een voorspelling van welk woord de gebruiker in wenst te typen, en biedt ook alternatieven aan. Deze T9-functie ligt aan de basis van de zogenaamde omlet. Bij het intypen van het woord melk wordt bijvoorbeeld als alternatief Mekka aangeboden. Iemand die omlets gebruikt kiest in plaats van het bedoelde woord ‘melk’ het aangeboden alternatief. ‘Lieverd, vergeet je niet de mekka mee te nemen?’. Ook kan de gebruiker een combinatie van cijfers en letters gebruiken. Bekende voorbeelden uit het Nederlands zijn ‘n8’, ‘w8’, ‘1tje’, ‘fst 44’ (feest vieren) en ‘suc6’. Ook smileys worden veel gebruikt in sms-taal. Deze kunnen met leestekens worden geschreven en moeten voor het interpreteren een kwartslag worden gedraaid. Bekende smileys zijn :( (voor ‘ik ben ongelukkig’) en :) (voor ‘ik ben blij’). Een laatste belangrijk kenmerk zijn de duo’s: woorden of letters die zichzelf herhalen. Een aantal bekende duo’s in de Nederlandse sms-taal zijn ‘ff’ (effe) en ‘bb’ (tot ziens).

Verder zijn er nog een aantal minder relevante kenmerken. Zo kan een gebruiker namen gebruiken in plaats van woorden. ‘Prem’ heeft dan bijvoorbeeld de betekenis van ‘doe niet zo opgewonden’, en ‘Kroll?’ betekent ‘hoe is het weer bij jou?’. Daniëls (2009) merkt op dat de ‘x’ terug is van weggeweest. In sms-taal wordt ‘niks’ geschreven als ‘nix’. Een ander kenmerk is dat in sms-taal veel minder leestekens worden gebruikt. Leestekens worden vooral gebruikt om smileys te maken. Wel wordt het uitroepteken erg veel gebruikt.

Verder kan een gebruiker zich bedienen van beurs- en sportjargon. ‘Hoe is je aex’ betekent hoe is je algemene gesteldheid? En ‘carambole’ staat voor ‘onze ontmoeting was zeer geslaagd.

(8)

8

1.5 Opinie over sms

Het verhaal over het 13-jarige Schotse meisje die haar opstel inleverde in sms-taal werd door media over de gehele wereld opgepikt. Deze episode is mogelijk bepalend geweest voor de beeldvorming rondom sms-taal, want de algehele opinie is tegenwoordig dat sms-taal een negatieve invloed heeft op de taalvaardigheid. Sterker nog, de media gaat ervan uit dat sms en MSN een bedreiging kunnen vormen voor de standaardtaal. Crystal (2008) verzamelde enkele voorspellingen met betrekking tot sms’en en de gevolgen voor het Engels. Zo zou sms-taal gebruik maken van nieuwe, non-standaard orthografie. Dit zou als gevolg hebben dat kinderen veel slechter gaan spellen. Ook weten ze straks niet meer hoe ze interpunctie moeten gebruiken. Het is onvermijdelijk dat ze de aangeleerde vaardigheden in sms-taal ook in hun schoolwerk gaan gebruiken, met als gevolg dat ze slechtere cijfers gaan halen op school. Er zal uiteindelijk een hele generatie volwassenen ontstaan die niet meer fatsoenlijk kan schrijven in de standaardtaal. Dit zal als gevolg hebben dat de hele standaardtaal achteruit zal gaan.

Door de negatieve berichtgeving van de media rondom sms loopt volgens Carrington (2005) een rode draad. Zij concludeerde dat sms en de standaardtaal, ten onrechte, tegenover elkaar worden gezet. Daarbij wordt de standaardtaal gezien als traditioneel en is sms-taal een ongewenste indringer die de standaardtaal ‘aanvalt’. De gebruikers van sms-taal zijn altijd jongeren of kinderen, er wordt voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat ook volwassenen sms-afkortingen gebruiken. De gebruikers van sms-taal worden in sommige Engelstalige artikelen afgeschilderd als ‘verslaafd’. Daarmee wordt sms-taal volgens Carrington gerepresenteerd als een minderwaardige taal die als een ziekte de gezondheid van onze samenleving en taal aantast. Het gevolg is een algehele daling van het taalvaardigheidsniveau.

In paragraaf 1.5.1 zullen we ingaan op de media aandacht die sms heeft gekregen. Daarbij gaan we in op nieuwsberichten die afkomstig zijn uit grote Nederlandse en buitenlandse dagbladen. Andere media laten we buiten beschouwing. Naast de opinies van mediacommentatoren zullen ook de ervaringen van leraren zoals gepubliceerd in de dagbladen worden besproken. Vevolgens zullen we in 1.5.2 ingaan op het effect van de mediacampagne op de Nederlandse bevolking. Dit doen we door te kijken naar de resultaten van enkele polls over sms en sms-taal.

1.5.1 Opinie media

Docent Nederlands Tim Hoogenbosch meent dat het slecht gesteld is met de spelvaardigheid van HAVO- en VWO-leerlingen in Ede. Althans, hij werd er niet vrolijk van. Voor de oorzaak had hij wel een verklaring ,,Internettaal en sms-taal laten hun sporen na. Scholieren krijgen de correcte spelling wel aangeleerd, maar dat slijt vervolgens weer door het slordige taalgebruik op internet en via sms’’.4 Hij is niet de enige die dit standpunt inneemt. In de

Volkskrant verschijnt een artikel waarin CDA-kamerlid Jan de Vries stelt dat het Nederlands

onder druk is komen te staan door de opkomst van sms-taal. ,,Vooral uit het voortgezet

4

(9)

9

onderwijs krijg ik daar veel klachten over. Jongeren pikken een mengelmoestaal op die in de populaire media wordt gebruikt. Dan is het voor leraren heel lastig om ze het Nederlands weer goed aan te leren.’’5 Als in 2005 naar buiten komt dat bijna 70% van de PABO-leerlingen de eerste keer zakt voor de instaptoets Nederlands wordt dit in de schoenen geschoven van de sociale media. Gangaram Panday, PABO-docent en afgestudeerd taalwetenschapper, uit haar somberheid over het taalniveau, en dan met name het gebruik van interpunctie, in de Trouw als volgt: ,,Daar hebben ze geen benul van. Dat komt door het chatten en sms'en, ze tikken achter elkaar door, letten nergens op.'' Leren spellen vinden de studenten niet belangrijk. ,,Ze denken dat ze met de spellingchecker van de computer alle fouten eruit halen, maar dat is natuurlijk niet zo.''6

Naast de veronderstelde schade die sms en MSN toebrengt aan de taalvaardigheid kunnen andere redenen een rol spelen voor de negatieve houding richting sms. Zo bericht de

Volkskrant in 2006 over een directeur van een basisschool in Oude-Pekela, waarin een sms-

en MSN-verbod werd ingesteld omdat de leerkrachten de taalveranderingen niet meer kunnen bijbenen. De leerkrachten hadden volgens de directeur niet meer in de gaten of een leerling nou gepest of bedreigd werd, hetgeen aanleiding was voor het verbieden van het taalgebruik.7

Met name buiten Nederland wordt de discussie rondom de invloed van sms en MSN op de taalvaardigheid gevoerd. Crispin Thurlow (2003) noemt de volgende headlines, de eerste is van de Vancouver Sun in 2001:

,,Online taalgebruik heeft zich ontwikkeld tot een vorm van korthand schrijven die allesbehalve goed is voor het standaard Engels. Onze kinderen gaan online en pakken daar het webspeak virus op. Deze nieuwe communicatie-ziekte verspreid zich sneller dan de pest. Spel-drek, the Next generation.’’

De volgende quotes van John Sutherland stonden in 2002 in The Guardian:

,,Als dialect is sms-taal leeg en fantasieloos. Het is een bleke, kale en zielige vorm van korthand schrijven. Afgekorte praatdrab. Het dialect heeft wat hiërogliefen (codes van gemakkelijk te begrijpen initialismen) en een aantal gezichtsymbolen (..) Linguïstiek is het allemaal niet(..)sms-taal is schrijven voor analfabeten(..)Het maskeert dyslexie, slechte spelvaardigheid en mentale luiheid.’’8

In 2007 verstuurd Reuters9 een persbericht dat stelt dat de toenemende populariteit van sms’en op mobiele telefoons een bedreiging vormt voor het schrijfniveau van Ierse schoolkinderen. In Ierland stelt de Staatsexamencommissie na het bekijken van de resultaten op een schrijftest uitgevoerd door 15-jarigen dat de hoeveelheid grammatica –en interpunctiefouten een serieus punt van aandacht zijn verworden. In een rapport, van de hand van dezelfde commissie, wordt gesteld dat het erop lijkt dat de opkomst van de mobiele

(10)

10

telefoon en het toenemen van SMS’en als een populaire manier van communicatie ervoor heeft gezorgd dat de standaard van het schrijfniveau negatief is beïnvloed. Ook zou SMS’en, met zijn fonetische spelling en de gebrekkige interpunctie een bedreiging vormen voor de traditionele schrijfconventies. Skynews10 rapporteert over de resultaten van een survey waaruit blijkt dat de standaard van gesproken en geschreven communicatie in de werkomgeving worden ‘vernietigd’ door het gebruik van emails en SMS’jes. Uit de Survey blijkt dat de vaardigheid van werknemers om te communiceren met collegas en klanten onder druk is komen te staan. Drie op de vijf van de 100 ondervraagde directeuren rapporteerden dat

technologie als e-mail een schadelijke invloed heeft op hun gesproken

communicatievaardigheden. Ook gaven zeven op de tien directeuren aan dat de standaard voor geschreven Engels omlaag is gegaan als gevolg van het toenemende gebruik van SMS. Volgens voorzitter Khalid Aziz van ‘Aziz Corporation’ zien we een afname in het gemiddelde niveau van communicatievaardigheden in het bedrijfsleven, en is deze te danken aan de wijze waarmee op de werkplek wordt omgegaan met de nieuwe technologie. ‘Terwijl veel van deze nieuwe innovaties een slimme, goeduitgedachte en gearticuleerde presentatie kunnen bevorderen, kunnen ze niet de vaardigheid vervangen om met passie en met absolute helderheid te spreken en te schrijven.’

Een Australisch dagblad vermeldt dat leraren bang zijn dat leerlingen niet meer het verschil zullen weten tussen het versturen van een sms in sms-taal naar een vriend en het schrijven van een essay in standaard Engels.11 In de Maleisische krant New Straits Times verschijnt een artikel waarin over de achteruitgang van de beheersing van het Engels onder studenten wordt gerapporteerd en wordt dit toegeschreven aan de opkomst van sms en het internet. 12 Dit is slechts een kleine greep uit de berichten die wij aantroffen met steeds dezelfde negatieve houding.

Er verschijnen positieve berichten in de dagbladen nadat de wetenschap zich over het vraagstuk buigt . Zo wordt in de Telegraaf bericht over het taalonderzoek uitgevoerd door Spooren (2009) onder middelbare scholieren, waaruit blijkt dat chatten en sms niet perse de taalbeheersing van jongeren verslechtert. Ook het onderzoek van Plester et al. (2009), waarin wordt gerapporteerd over een positieve invloed van sms op spelling wordt besproken in de Nederlandse dagbladen. Blijft het de vraag of het weerwoord van de wetenschap het negatieve beeld dat aanvankelijk door de media is gecreëerd kan wegnemen.

1.5.2 Opinie volk

Er zijn wel een aantal polls uitgevoerd waaruit het beeld naar voren komt dat de gemiddelde Nederlander een negatief beeld heeft van sms-taal. Wel is lastig vast te stellen of de opinie van de bevolking over sms-taal is beïnvloed door de berichtgeving in de media.

In 2006 voert www.taaluniversum.nl een onderzoek uit naar de opinie van Nederlanders, Vlamingen en Surinamers over de invloed van sms-taal op de taalvaardigheid van jongeren. Van de 1139 deelnemers denkt bijna de helft (48%) dat sms-taal van slechte invloed is op de taalvaardigheid van jongeren. Zo’n 38% denkt dat sms-taal geen enkele rol speelt bij het verwerven van taalvaardigheden. Daartegenover staat dat ongeveer 7% van de deelnemers denkt dat sms’en een positieve bijdrage kan leveren aan de taalvaardigheid van jongeren. 7% onthield zich van een mening. De ondervraagde Surinamers hebben de meest

(11)

11

progressieve opvattingen wat betreft de invloed van sms-taal. Slechts 29% van de Surinamers meent dat sms-taal schadelijk is voor de verwerving van de standaardtaal. Daartegenover staat dat 16% van de Surinamers meent dat het gebruik van SMS-taal de taalvaardigheid van jongeren ten goede komt.

In een poll uitgevoerd door hccmagazine.nl in 2006 werden 628 mensen benaderd om te antwoorden de stelling ‘sms- en MSN-taal hebben een slechte invloed op het Nederlands’. De keuzeopties waren: Ja, het gebruik van deze talen leidt tot verloedering van het Nederlands, b) Welnee, hier is juist sprake van taalverrijking, (c) Er is geen of nauwelijks invloed op het Nederlands, en (d) Weet niet. De overgrote meerderheid (77%) meende dat sms- en MSN-taal leidt tot verloedering van het Nederlands. Daartegenover stond een groep van 12% die meende dat het gebruik van deze talen zorgde voor taalverrijking.

In ‘Onze taal’ verschijnt een poll naar aanleiding van een column van Frank Jansen13 waarvan de stelling luidt ‘sms’en leidt niet tot verloedering van het Nederlands’. Ondanks de positieve formulering van de stelling ten opzichte van sms is nog steeds een groot deel van de stemmers het niet met de stelling eens. Van de 939 stemmers zijn 623 tegen de stelling (66,6%). 313 (33,4%) stemmers zijn het met de stelling eens.

Samenvattend: De Nederlandse dagbladen zijn van mening dat sms-taal een negatieve invloed heeft op de standaardtaal. Uit de polls blijkt dat de Nederlandse bevolking deze mening deelt. Probleem is echter dat er weinig tot geen wetenschappelijk bewijs bestaat die deze mening ondersteund. Zijn deze veronderstelde negatieve effecten er ook daadwerkelijk? In het vervolg van ons onderzoek zullen wij trachten een antwoord te geven op de vraag of het gebruik van sms-taal schadelijke effecten heeft op het schrijven en spellen van jongeren. Uit het antwoord op deze vraag zal voortvloeien of het terecht is dat het gebruik van sms-taal wordt bekritiseerd.

 13Taal verloedert niet door SMS. Onze Taal, 73(7/8), 211.

(12)

12

2. Literatuur

In dit hoofdstuk wordt de literatuur besproken die gerelateerd is aan het onderhavige onderzoek. Ondanks dat er al lange tijd discussie was over de mogelijke effecten van sms-taal op de taalvaardigheid was er tot recent weinig duidelijkheid. Pas sinds kort wordt het debat over de mogelijke effecten van sms-en ook in de wetenschap gevoerd.

In 2.1 zullen we het theoretisch kader bespreken waarin uit wordt gelegd welke factoren van belang zijn voor het onderzoeken van de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid. Daarna wordt in 2.2 de resultaten van eerder onderzoek naar de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid besproken.

2.1 Relatie sms-taal en taalvaardigheid, een theoretisch kader

In de psychologie zijn twee theorieën die een mogelijk scenario ondersteunen waarin gebruikers door teveel SMS-taal te gebruiken de standaardtaal verdringen. Ten eerste is er de

Decay theorie (Loftus & Loftus, 1980) die ervan uit gaat dat geleerde informatie op de lange

termijn minder bereikbaar wordt, vooral wanneer de neurale verbindingen in de hersenen niet vaak genoeg worden geactiveerd. De tweede is Retroactive interference (Britt 1935). Deze theorie stelt dat het leren dat later is gebeurd het eerder geleerde verdringt. Beide fenomenen zijn theoretisch mogelijk, maar erg onwaarschijnlijk. Onderzoek heeft laten zien dat tijd geen tot erg weinig invloed heeft op informatie in het lange termijngeheugen (Bahrick 1984; Bahrick & Wittlinger 1975). Zo toonde Bahrick (1984) aan dat grote hoeveelheden van een tweede taal na 50 jaar nog aanwezig is in LTM. Dat door SMS-taal de standaardtaal geheel of slechts gedeeltelijk wordt vergeten lijkt dus uitgesloten.

2.1.1 Exposure to text

Wel kan het gebruik van sms-taal leiden tot kleine veranderingen in de taalvaardigheid. De laatste decennia is er een toename aan blootstelling en interactie met geschreven taal. Hedendaagse kinderen zijn dankzij de opkomst van digitale media meer dan ooit blootgesteld aan geschreven taal, zowel in als buiten school. Uit baanbrekend onderzoek van Cipielewski en Stanovich (1992) is gebleken dat er een verband is tussen de hoeveelheid die een kind wordt blootgesteld aan tekst en het gemak waarmee het leert lezen, terwijl uit een recent onderzoek met Franse kinderen is gebleken dat blootstelling aan tekst een goede voorspeller was voor het leren lezen van jonge kinderen, en woordherkenning, spelling en vocabulaire in oudere kinderen (Plester et al. 2009).

(13)

13

Daarnaast komen ze ook in aanraking met echte technologie en dit komt hun taalontwikkeling ten goede. Ze spelen computerspelletjes met hun ouders of broers en zussen. Ook lezen ze bijvoorbeeld de achterkant van DVD´s (Plester et al. 2009). In een studie verricht door Revelle (2007) werden kinderen waarvan de ouders een laag inkomen hadden (en daardoor het gevaar lopen om een achterstand op te lopen wat betreft taalvaardigheid) gedurende een bepaalde periode een mobiele telefoon gegeven. De kinderen maakten zichzelf eigen hoe ze met de telefoon om moesten gaan. Nadat het onderzoek was afgelopen ondernamen kinderen en ouders meer aan taalvaardigheid gerelateerde activiteiten (Plester et al. 2009).

Jongeren komen tegenwoordig veel meer in aanraking met geschreven taal dankzij e-mail, chat, forums. De jongeren van vandaag lezen weliswaar geen literaire werken meer, volgens velen maakt dat niet uit want het contact met online media compenseert daar ruimschoots voor. Het veelal speelse karakter van sms draagt ook bij aan de toename van blootstelling aan schriftelijke taal. Door te sms’en kunnen kinderen op een ongedwongen en speelse wijze met taal bezig zijn. De conventies die normaal gelden in schriftelijk taalgebruik worden voor even opzij gezet. Dit kan een belangrijke bron zijn voor taalzwakken om toch aan de benodigde blootstelling aan taal te komen die ze kan helpen om hun taalvaardigheid op andere vlakken te verbeteren (Plester et al., 2009).

Uit het voorgaande betoog komt naar voren dat de grotere blootstelling aan schriftelijke taal zou moeten leiden tot een betere taalvaardigheid van hedendaagse jongeren. Deze stelling is echter niet onomstreden. Baron (2008) wijst op negatieve gevolgen. Ze spreekt van ‘flooding the scriptorium’, omdat ze meent dat jongeren overspoeld worden met schriftelijke taal en dat ze daardoor teveel zijn gericht op ‘directe resultaten’ en ‘multitasking’. Wij kunnen ons tegenwoordig niet meer permitteren om aandacht te besteden aan de woorden en zinnen die we produceren op het computerscherm. We hebben tegenwoordig allemaal haast, en zijn daardoor minder gemotiveerd om in onze berichten zorgvuldig om te springen met taal. We krijgen steeds meer een ‘whatever’ mentaliteit richting het geschreven woord. En volgens haar zijn niet alleen spelling en schrijfvaardigheid in het geding, Baron meent namelijk dat tekstbegrip ook afneemt.

2.1.2 Fonologisch bewustzijn

Een gevolg van de grotere blootstelling aan schriftelijk taalgebruik is dat het fonologisch bewustzijn wordt verbeterd. Dit houdt in dat het individu een beter idee krijgt van de fonologische structuur van gesproken woorden (Gillon, 2004). Onderzoekers (Adams, 1990; Snowling 2000) hebben aangetoond dat er een relatie is tussen fonologisch bewustzijn en leesvaardigheid (Plester 2009). Het blijkt dat kinderen die worden getraind op het verbeteren van hun fonologisch bewustzijn significant beter presteren op leestests dan kinderen die deze training niet hebben gekregen (Blachman et al., 1994, Bradley en Bryant 1983).

(14)

sms-14

kenmerken als ’accent benadrukking’, ‘letter/nummer homofonen’, en ‘klinkerweglating’ een goed begrip nodig van de relatie tussen fonemen en grafemen om ze goed toe te kunnen passen in sms. Het staat volgens de onderzoekers buiten kijf dat de wereld van het sms’en een goed platform biedt om het fonologisch bewustzijn te verbeteren.

2.2. Onderzoek naar invloed van sms-taal

Verschillende facetten van taalvaardigheid zijn reeds onderzocht in relatie met sms. In 2.2.1 bespreken we onderzoeksresultaten voor de relatie tussen sms en spelvaardigheid. In 2.2.2 worden de onderzoeksresultaten besproken van de relatie tussen sms en schrijfvaardigheid. Tenslotte zal in 2.2.3 onderzoek worden besproken naar de relatie tussen sms-taal en andere aspecten van taalvaardigheid.

2.2.1 Relatie tussen sms-taal en spelvaardigheid

In een eerste verkennend onderzoek hebben Plester et al. (2009) kinderen (10-11 jaar oud) getest op hun spelvaardigheid door ze een spellingtoets te laten doen. Ook deden de proefpersonen vertaalopdrachten waarbij zinnen in standaard Engels in sms-taal moest worden omgezet en vice versa. Er werd onderscheid gemaakt tussen verschillende typen sms-afkortingen, te weten ‘symbolen’, ‘intitialismen’, ‘letter/nummer homofonen’, ‘fonologische reducties’ en ‘accent benadrukking’. Het bleek dat ‘fonologische reducties’ en ‘jongeren code’ positief correleerden met de scores op de spellingstoets. Ook bleken de spellingscores positief te correleren met het interpreteren van sms’jes. Hieruit volgt dat hoe beter kinderen kunnen spellen, des te gemakkelijker ze sms-taal omzetten in standaardtaal (Plester et al., 2008).

(15)

15

termijn als wordt gecontroleerd voor IQ-verschillen en de pre-testscores. De onderzoekers vonden dat het gebruik van sms-afkortingen voor een significant deel de resultaten op de spellingtoets konden voorspellen (R2change =.0086, F= 10.488, p=.0002, ß =0.307).

In Australië werd een onderzoek uitgevoerd onder studenten. Kemp (2010) ging ervan uit dat de vaardigheid tot het schrijven en ontcijferen van sms-taal op zijn minst enigszins gerelateerd is aan linguïstische competenties. In dit onderzoek werd een positief verband verwacht tussen linguïstische competenties en prestaties op sms-tests. Van de proefpersonen werd gevraagd om een sms geschreven in standaard Engels te vertalen naar sms-taal en een sms geschreven in standaardtaal te vertalen naar sms-taal. Dit deden ze op een mobiele telefoon, zodat gecontroleerd werd voor omgevingsfactoren. Daarnaast vulden de proefpersonen een vragenlijst in met items over mobiele telefoongebruik en hun gebruik en begrip van sms-taal. De proefpersonen deden een spellingtoets, waarin woorden oplopend in moeilijkheidsgraad werden aangeboden. De onderzoeker vond dat infrequente sms’ers meer fouten maakten in sms-taal, maar evenveel fouten maakten als frequente sms-ers op de spellingtoets. Kemp concludeerde dat de invloed van sms-taal op standaard schrijftaal gering is, omdat studenten duizenden uren meer zijn blootgesteld aan standaard schrijftaal.

In Drouin & Davis (2009) werden de proefpersonen op verschillende manieren getest op hun spellingniveau. In een vertaalopdracht werden woorden die vaak voorkomen in sms-taal gescoord op het aantal spelfouten. De targetwoorden waren ur ( you are, your, you´re) en

2 (two, to, too). De voorspelling was dat als er een verband bestaat tussen afname in

spellingsniveau en het gebruik van sms-taal, dat dit dan zou moeten blijken in de woorden die regelmatig worden afgekort in sms-taal. Ook kregen de proefpersonen een spellingtoets met woorden met oplopende moeilijkheidsgraad aangeboden. Vervolgens werden de scores van de sms’ers vergeleken met de scores van de niet-sms’ers. De onderzoekers vonden geen verschillen tussen de twee groepen op de scores van de spellingtests.

2.2.2 Relatie tussen sms-taal en schrijfvaardigheid

Tot dusver is er in Nederland door de wetenschap nog weinig aandacht besteed aan de relatie tussen sms-taal en taalvaardigheid. Het enige onderzoek gerelateerd aan dit onderwerp is afkomstig van Spooren (2009), waarin ouders, middelbare scholieren en docenten werden gevraagd naar de relatie tussen chat en schrijfkwaliteit. Het bleek dat met name ouders erg ongerust waren. Zij verwachten een negatieve invloed van chatten op de schrijfvaardigheid van jongeren. Tegen de verwachtingen van de onderzoeker in bleken docenten aanmerkelijk positiever te zijn. Spooren deed vervolgens een schrijfonderzoek onder middelbare scholieren waarin geen enkele samenhang werd aangetroffen tussen de intensiteit van chatten en de kwaliteit van de geproduceerde tekst. Volgens hem is er dan ook geen empirische grondslag voor de zorg die ouders hebben.

(16)

16

daarop aanpassen. Ook deden de proefpersonen een vertaalopdracht waarbij ze 5 zinnen van standaardtaal omzetten in sms-taal. De studenten werden geïnstrueerd dit te doen zoals ze dit in een echt sms’je zouden doen. Zo kon de sms-stijl van de proefpersonen worden vastgesteld. Ook werd de proefpersonen gevraagd om tekst geschreven in sms-taal om te zetten in standaardtaal. Het betrof 5 zinnen en op elke zin kon de proefpersoon maximaal 5 punten scoren. Zo konden de onderzoekers zien hoe goed de proefpersonen bekend waren met sms-taal.

De onderzoekers concludeerden dat de proefpersonen duidelijk het verschil zagen tussen formele en informele communicatie. De studenten gaven aan dat het ongepast was om sms-taal te gebruiken in formelere vormen van schriftelijke communicatie. De resultaten die de invloed van sms-taal op taalvaardigheid moeten meten bleken lastig te interpreteren. De onderzoekers concludeerden voorzichtig dat het niet erg waarschijnlijk is dat het gebruik van sms-taal zal leiden tot schadelijke effecten op de standaardtaal van gebruikers.

Rosen, Chang, Carrier en Cheever (2009) tenslotte lieten een web-based survey invullen waarin de respondenten (18 tot 25 jaar) werden ondervraagd over het gebruik van sms-taal en het gebruik van elektronische media. De respondenten deden mee aan een schrijftaak waarin ze een formele en informele brief moesten schrijven. De onderzoekers vonden dat de vrouwelijke respondenten meer sms-taal gebruikten dan de mannelijke respondenten. Het gebruik van sms-taal correleerde echter met slechtere prestaties op de formele schrijftaak, vooral voor degenen die lager waren opgeleid. Daarentegen vonden de onderzoekers wel dat hoe meer de respondenten hadden aangegeven te sms’en, des te beter waren de prestaties op de informele schrijftaak. Dit ging vooral op voor de deelnemers met minder opleiding. Zij vonden dus een negatieve impact op formeel schrijven, maar een positieve op informeel schrijven. Verder bleek dat maar weinig respondenten gebruik maakten van sms-taal in hun essays, maar dat lager opgeleiden hier meer gebruik van maakten dan hoger opgeleiden.

2.2.3 Andere aspecten van taalvaardigheid

(17)

17

semantic fluency. Ook het IQ van de kinderen werd eenmaal getest. Na de 1e, 5e en 10e week werden de kinderen getest en werd gekeken of het aantal verzonden smsjes en het aantal ontvangen sms’jes van invloed was op de testscore. De onderzoekers concludeerden dat de taalvaardigheid van de mobiele telefoongroep niet meer was verbeterd dan de taalvaardigheid van de controlegroep. Er was wel sprake van een significant verband tussen de score op de test die fonologisch bewustzijn meet en het aantal verzonden smsjes. Ook werd er gekeken naar het aantal sms-afkortingen van de nieuwe mobiele telefoongebruikers. De geteste groep gebruiken minder sms-afkortingen dan meer ervaren mobiele telefoongebruikers van dezelfde leeftijdgroep. In dit onderzoek kwam een positief verband naar voren tussen het gebruik van sms-afkortingen en scores voor de taalvaardigheidstests.

2.3 Onderzoeksvragen

Wij gaan onderzoeken of er daadwerkelijk een relatie bestaat tussen spelvaardigheid en het sms’en. In dit onderzoek zullen we ons daarbij richten op brugklassers. Tot dusver is er vooral een vergelijking gemaakt tussen scores op spellingtoetsen en scores op sms-testen zonder dat er rekening mee wordt gehouden hoeveel deze kinderen daadwerkelijk gebruik maken van sms-taal. Daarom hebben wij de neiging om sms-taal te gebruiken getest. Onze eerste onderzoeksvraag luidt als volgt:

Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en spelvaardigheid?

Wij zijn ook geïnteresseerd of Nederlandse brugklassers die veel sms’en minder goed kunnen schrijven. Her en der wordt gesuggereerd dat kinderen die veel sms’en meer interpunctiefouten maken. Wel is gebleken dat Australische studenten een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen een formele schrijftaak en een informele schrijftaak. Ook gaven respondenten in de leeftijd van 18-25 jaar aan dat ze onderscheid maakten tussen formele en informele communicatie. Ze gaven aan dat het in formele communicatie ongepast is om sms-afkortingen te gebruiken. In dit onderzoek zijn wij benieuwd of Nederlandse brugklassers dit verschil eveneens onderkennen. Vandaar dat onze tweede onderzoeksvraag luidt:

Is er bij Nederlandse brugklassers een verband tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid?

Verder onderkennen wij een verschil tussen sms-stijl en de vaardigheid die iemand bezit in het afkorten van sms’jes. Vandaar dat wij ook toetsen of er een relatie is tussen sms-vaardigheid en spelling. Onderzoeksvraag 3 luidt:

(18)

18

Tenslotte is ook niet helemaal duidelijk of er een relatie is tussen de vaardigheid in het gebruiken van afkortingen in sms’jes en de schrijfvaardigheid. Onderzoeksvraag 4 luidt derhalve:

(19)

19

3. Methodologie

3.1 Proefpersonen

Als proefpersonen werden middelbare scholieren uit het noorden van Nederland, regio Groningen, gebruikt. De proefpersonen zijn afkomstig van vijf verschillende middelbare scholen. In totaal deden er 155 brugklassers mee. Van de 155 brugklassers waren er 57 twaalf jaar oud, 87 waren dertien jaar oud en 11 waren veertien jaar oud. De onderzochte groep bestond uit 71 jongens (45,8%) en 84 meisjes (54,2%). Van de onderzochte groep gingen er 30 naar het VMBO (19,4%), 32 naar het VMBO/HAVO) 20,6%), 48 naar het VMBO/HAVO/VWO (31%), 20 naar het HAVO/VWO (12,9%) en 25 naar het VWO (16,1%).

3.2 Instrument

Voor het onderzoeken van de invloed van SMS-taal op het spellen en schrijven van brugklassers werd een vragenlijst ontwikkeld. De vragenlijst staat op www.tbo.site88.net . De vragenlijst bestaat uit zes onderdelen: de spellingtest (A), de schrijftaken (B), een vragenlijst (C), de sms-vaardigheidstest (D) en de sms-stijltest (E).

A: De spellingtest is opgenomen om gegevens te verkrijgen over de spelvaardigheid van de proefpersonen. Volgens Schijf (2006) zijn bij het spellen in het Nederlandse schriftsysteem kennis van grafeem-foneem koppelingen, autonome spellingregels en kennis van de morfemen belangrijk. Op basis hiervan is het als speller mogelijk om verschillende spellingregels te overtreden. Bij het nakijken van de spellingtoets is gebruik gemaakt van een foutenindeling die het mogelijk maakt om verschillende foutentypen te analyseren. De foutenindeling onderscheid vijf verschillende soorten fouten.

Alfabetische fouten zijn fouten in alfabetische spelling, oftewel fouten in de koppeling tussen

fonemen en grafemen. Voorbeelden uit de spellingtoets zijn schuurduer of schuirdeur;

Orthografische fouten zijn fouten waarbij autonome spellingregels niet goed zijn toegepast,

bijvoorbeeld programa, kooningin. L(exicaal)-morfologisch zijn fouten die lexicaal van aard zijn en waarbij het volstaat op om te kijken naar het woord zelf. Voorbeelden uit de spellingtest zijn taloze, handoek, voordurend; g(rammaticaal)-morfologische spellingen zijn de spelfouten waarvoor over de grenzen van het woord heen moet worden gekeken naar de grammaticale functie van het woord en van de zin. Uit onderzoek is gebleken dat taalgebruikers juist met deze categorie veel problemen hebben (Schijf, 2006). Voorbeelden uit de spellingtoets zijn vermelde/vermeldde, wordt/word, veranderd/verandert; logografische

fouten zijn fouten in woordspecifieke schrijfwijzen, bijvoorbeeld apoteek, millieu.

(20)

20

De zinnen werden door de testleider in zijn geheel voorgelezen waarna de proefpersonen het ontbrekende woord invulden op het computerscherm. Het nakijken van de spellingtoets is gedaan op exact dezelfde wijze als Schijf (2009). In elk woord kon meer dan één fout worden gemaakt. Als een leerling een item over had geslagen werd het maximaal aantal fouten gerekend. In het woord ‘voortdurend’ konden 10 fouten worden gemaakt. V-oo-r-d-r-e-n (7 alfabetisch), u (1 orthografisch), t en eind d (2 l-morfologisch) (Schijf, 2009). In totaal konden er in de spellingtoets volgens Schijf (2009) 199 alfabetische, 36 orthografische, 50 lexicaal-morfologische, 14 grammaticaal-morfologische en 14 logografische spelfouten worden gemaakt. Bij de analyses wordt de meeste aandacht besteed aan het totaal aantal fouten, en dan pas aan het totaal aantal woorden goed geschreven. Dit omdat het totaal aantal spelfouten volgens Schijf (2009) een objectiever beeld geeft van de spelvaardigheid.

B: De schrijfopdracht bestaat uit twee onderdelen waarin de proefpersonen twee e-mails schrijven. Dit onderdeel dient om te zien of proefpersonen het verschil onderkennen tussen formele en informele communicatie. Boven de schrijfopdrachten staat de volgende tekst: ‘In de volgende opdracht ga je twee keer een e-mail versturen. Stel je voor dat je in je eigen e-mailprogramma zit en dat het hier om echte gebeurtenissen gaat’. Eerst werd de proefpersonen gevraagd om een e-mail te sturen naar een vriend of vriendin waarin een afspraak werd afgezegd. Dit is de informele schrijftaak. Ze konden kiezen uit vier redenen: ‘je moet vanavond trainen’, ‘je bent ziek geworden’, je gaat naar de verjaardag van je opa of oma’ en ‘je hebt teveel huiswerk’. In deze schrijfopdracht werd gekeken naar het aantal spelfouten en het aantal sms-afkortingen dat de proefpersonen gebruikten. In de tweede schrijfopdracht schreven de proefpersonen een e-mail naar de school om vrij te vragen, de formele schrijftaak. Ook hierin konden de proefpersonen kiezen uit vier redenen: ‘je hebt een belangrijke sportwedstrijd, ‘je gaat naar een bruiloft’, ‘je hebt een afspraak bij de dokter’ en je gaat met je ouders op vakantie’. In deze schrijfopdracht werden de proefpersonen niet alleen beoordeeld op het aantal spelfouten en sms-afkortingen, maar werd ook gecontroleerd voor het aantal interpunctiefouten, grammaticafouten, aanhef en afsluiting, en of de toon van de e-mail passend was. De proefpersonen werden voor de formele schrijfopdracht beoordeeld met een cijfer tussen 1 (heel slecht) en 10 (uitstekend). De schrijfopdrachten waren opgenomen in het onderzoek om vast te stellen of de onderzochte populatie een verschil onderkent tussen formele en informele communicatie. De verwachting was dat proefpersonen die dit verschil niet kennen een grotere neiging hebben om sms-afkortingen te gebruiken in de formele schrijftaak.

(21)

21

tussen het aantal leeskilometers dat iemand maakt en het niveau van taalvaardigheid. Het lezen van boeken zou jongeren kunnen beschermen tegen de schadelijke invloed van sms.

D: de sms-vaardigheidstest was opgenomen om te meten hoe vaardig de proefpersonen zijn in het ‘vertalen’ van standaard Nederlands naar sms-taal. Boven de opdracht stond: ‘In deze opdracht krijgen jullie vier zinnen te zien die zijn geschreven in gewoon Nederlands. Probeer de onderstaande zinnen te ‘vertalen’ naar SMS-taal. Gebruik daarbij zoveel mogelijk sms-afkortingen en sms-woorden. Engelse afkortingen en woorden mogen ook!’. De zinnen waren zodanig geconstrueerd dat ze zich goed leenden voor het gebruik van sms-taal (zie bijlage). Elke zin was ongeveer 120 karakters lang en de gehele test bestond uit 80 woorden, waarvan 72 konden worden afgekort. Voor elk afgekort woord was een punt te verdienen. Ook konden de proefpersonen punten verdienen als onbelangrijke woorden (zoals ‘het’) werden weggelaten.

Het omzetten van standaard Nederlands in sms-taal leek ons de meest zuivere manier om vaardigheid te testen. Er had echter gekozen kunnen worden om de sms-vaardigheidstest aan te vullen met items waarin de proefpersonen sms-taal omzet in standaard Nederlands. Dit hebben wij bewust niet gedaan. Een belangrijke overweging hiervoor was de beschikbare tijd voor het uitvoeren van het onderzoek. Verder zijn wij van mening dat de tests in dit onderzoek een betrouwbaar beeld geven van de sms-kennis en gewoonten van de door ons onderzochte populatie.

E: De sms-stijltest is opgenomen om de sms-gewoonten van de proefpersonen vast te stellen. Deze zelfrapportagetest bestaat uit drie items. Een item bestond uit een sms’je dat in drie versies was uitgeschreven. De versies verschillen onderling in sms-dichtheid. De opdracht bij deze test was als volgt: ‘In onderstaande opdracht zien jullie telkens drie vormen van hetzelfde sms’je. Geef aan welke vorm het dichtst komt bij hoe jij het sms’je zou schrijven.’.

3.3 Pilot

Om de survey te testen is eerst een pilot uitgevoerd op een middelbare school in Groningen. Het betrof 24 brugklassers, allen gymnasiasten. De respondenten maakten gezamenlijk de spellingtoets en deden vervolgens in hun eigen tempo de rest van de survey. De eerste kinderen waren na 22 minuten klaar, terwijl de langzamere kinderen ongeveer 35 minuten nodig hadden.

(22)

22

(‘Waarvoor gebruik je de mobiele telefoon het meest? –bellen met ouders, sms’en met ouders, bellen met vrienden, sms’en met vrienden. rangschik van hoog naar laag’) niet goed werd begrepen door de proefpersonen. De resultaten op deze vraag hebben we in het hoofdonderzoek niet meegenomen.

3.4 Procedure hoofdonderzoek

De survey werd afgenomen in de computerlokalen van de school waarop de kinderen les volgen. De kinderen werden geïnstrueerd om goed hun best te doen op de spellingtest en zo eerlijk mogelijk de vragenlijst te beantwoorden. Verder werd erop toegezien dat de kinderen onafhankelijk van elkaar aan de survey hebben gewerkt. De spellingtoets werd voorgelezen door de onderzoeker. De zinnetjes werden in zijn geheel voorgelezen waarna de proefpersonen het ontbrekende woord invulden op het computerscherm. Na de spellingtoets werkten de kinderen aan de rest van de survey in hun eigen tempo.

3.5 Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van de gebruikte schalen werd berekend met behulp van SPSS (Analyze ->Scale-> Reliability). De resultaten staan samengevat in tabel 1:

Tabel 1: Betrouwbaarheid van de schalen

Betrouwbaarheidsanalyse Cronbach´s alpha Aantal items

Sms-vaardigheidstest .864 4

Sms-stijltest .682 3

Internetschaal .728 3

Mobielschaal .090 3

(23)

23

3.5 Onderscheid sms-stijl en sms-vaardigheid

In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen sms-stijl en sms-vaardigheid. We deden een correlatieanalyse om te zien hoe sterk het verband is tussen de scores op de sms-stijltest en de scores voor de sms-vaardigheidstest. De resultaten staan in tabel 2.

Tabel 2: Correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘sms-vaardigheid’

Score sms-vaardigheidstest Score sms-stijltest .189* (.024)

(24)

24

4: Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van dit onderzoek worden besproken. In 4.1 bespreken we het gebruikte model voor de analyse. Vervolgens komen in 4.2 de beschrijvende resultaten aan bod. In 4.3 tenslotte volgen de correlatieanalyses gevolgd door de multi- regressieanalyses.

4.1 Model

Het voor dit onderzoek gebruikte model is weergegeven in grafiek 1:

Grafiek 1:

(25)

25

mobielgebruik (pijl 2). Tot slot wordt de invloed van biografische factoren, internetgebruik en mobielgebruik op sms-stijl en sms-vaardigheid beschreven (pijl 3).

4.2 Beschrijvende resultaten

Bij de bespreking van de beschrijvende resultaten zullen we de volgorde van het model aanhouden. Eerst zullen we de resultaten van de variabelen in mobiel A bespreken, vervolgens de variabelen van mobiel B en tenslotte de variabelen van mobiel C.

4.2.1 Biografie, mobielgebruik en internetgebruik

In de vragenlijst werden de proefpersonen gevraagd naar hun leeftijd, sekse en opleidingsniveau. De onderzochte populatie was 12 t/m 14 jaar oud. 57 kinderen waren 12 jaar oud (36,8%), 87 kinderen waren 13 jaar oud (56,1%), en 11 kinderen waren 14 jaar oud (7,1%). Er deden 84 meisjes (54,2%) en 71 jongens (45,8%) aan het onderzoek mee. De gegevens over het opleidingsniveau van de onderzochte groep staan in tabel 3.

Tabel 3: opleidingsniveau van onderzochte brugklassers, met aantallen en percentages.

Opleidingsniveau Aantallen Percentage

VMBO 30 19,4 VMBO/HAVO 32 20,6 VMBO/HAVO/VWO 48 31,0 HAVO/VWO 20 12,9 VWO 25 16,1

(26)

26

Van de 155 respondenten gaf 18 (11,6%) aan langer dan 4 uur per dag op het internet te zijn. Slechts 2 (1,3%) van de kinderen had geen beschikking over internet. Ook gaven 11 (7,1%) kinderen aan dat ze per dag meer dan 4 uur besteden aan chatten. Het aantal kinderen dat nooit tijd besteedde aan chatten was 13 (8,4%).

Uit onze resultaten blijkt dat het versturen van een e-mail geen alledaagse bezigheid is voor brugklassers. Maar liefst de helft (49,7%) verstuurt nooit een e-mail. Er waren slechts twee brugklassers (1,3%) die meer dan 8 e-mails per dag versturen. Veel van de kinderen zijn lid van vriendennetwerken als Hyves. Slechts 7 respondenten (4,5%) waren nergens lid, terwijl 60,6% van de respondenten aangaf minimaal bij 2 vriendennetwerken te zijn aangesloten. Gemiddeld is een respondent van 1,79 vriendennetwerk lid.

Tabel 4: overzicht resultaten vragenlijst

N M Range Internet 155 3,81 1-6 Chat 155 3,10 1-6 E-mails 155 1,91 1-5 Vriendennetwerken 155 1,79 0-4 Boeken 155 2,43 1-5 Leeftijd 1e mobiel 152 10,26 6-14

Hoeveelheid verstuurde sms’jes 155 2,88 1-5

Hoeveelheid sms-afkortingen 155 2,54 1-5

Moeilijkheidsgraad vak Nederlands 154 2,88 1-5

Laatste cijfer 100 6,87 1-10

% mobiele telefoon 155 98,1(%) 1-100 (%)

4.2.2 Sms-stijl en sms-vaardigheid

Op de sms-stijltest konden de respondenten een maximale score halen van 9 (met als indicatie dat de respondent geneigd is erg veel sms-afkortingen te gebruiken) en een minimale score van 3 (de respondent gebruikt vrijwel of in zijn geheel geen sms-afkortingen). In tabel 5 staat een overzicht van de resultaten.

Tabel 5: resultaten sms-stijltest (N=154).

Score sms-stijltest Aantal respondenten Percentage Percentage cumulatief

(27)

27

De gemiddelde score op de sms-stijltest was 6,30. Uit de tabel komt naar voren dat zo’n 70% tussen 5 en 7 scoort op de test. Er is sprake van een normale verdeling, al zijn er iets meer respondenten die veel sms-afkortingen gebruiken dan respondenten die geen tot erg weinig sms-afkortingen gebruiken.

Voor de sms-vaardigheidstest was een maximale score te halen van 75 punten. Het gemiddelde van 21,83 zit hier ver onder. De hoogste score was 61 punten, terwijl de laagste score 3 punten bedroeg. De resultaten van de test zijn samengevat in tabel 6.

Tabel 6: scores op afzonderlijke items en totaalscore sms-test, met gemiddelden en standaarddeviaties

N Minimum Maximum M Std. Deviatie bij M

Totaalscore smstest

143 3 61 21,83 11,224

Score eerste item 143 0 16 7,79 3,151

Score tweede item

141 0 15 5,25 2,916

Score derde item 130 0 18 4,95 3,699

Score vierde item 128 0 15 4,88 3,447

We analyseerden of de scores voor de sms-test normaal waren verdeeld. Uit grafiek 2 blijkt dat dit niet helemaal het geval was.

(28)

28

Grafiek 2: histogram totaalscores sms-vaardigheidstest (skewness= 1.101, kurtosis =1.559)

4.2.3 Spelvaardigheid en schrijfvaardigheid

De spellingtoets was door de onderzochte populatie erg goed gemaakt. Gemiddeld werden er 30,09 woorden goed geschreven en dat was meer dan in het onderzoek van Schijf (2009), waarin de geteste proefpersonen gemiddeld 26 woorden goed hadden. De onderzochte populatie in dit onderzoek maakte ook aanzienlijk minder spelfouten dan de groep die onderzocht werd door Schijf. Het gemiddeld aantal spelfouten lag op 13,37, ver beneden de gemiddeld 21 spelfouten die door de brugklassers in het onderzoek van Schijf werden gemaakt. Uit het onderzoek van Schijf kwam naar voren dat 14,7% van de proefpersonen behoorde tot de categorie zwakke spellers. Afgaande op de resultaten van dit onderzoek ligt het in de lijn der verwachting dat er in de door ons geteste populatie een lager percentage het predicaat ‘zwakke speller’ zou hebben gekregen. Zie tabel 7 voor een overzicht.

Tabel 7: Resultaten ‘spellingtoets’ met gemiddelden en standaarddeviaties (N=155)

M Percentage Std. Deviatie bij M

Aantal woorden goed 30,09 75,10 5,076

Alfabetische spelfouten 4,42 2,21 5,147

Orthografische spelfouten 0,65 1,91 1,361

L-morfologische spelfouten 3,79 7,58 2,494

G-morfologische spelfouten 2,47 17,50 1,169

Logografische spelfouten 2,15 15,44 1,918

(29)

29

Uit de resultaten valt te concluderen dat brugklassers logografische en g-morfologische spellingen het lastigst zijn en dat er relatief weinig alfabetische en orthografische spelfouten worden gemaakt. Dit beeld kwam ook naar voren in het onderzoek van Schijf (2009) al werd daar wel een lager percentage aan lexicaal-morfologische spelfouten aangetroffen.

De proefpersonen deden een informele en een formele schrijftaak, zie tabel 8 en 9. In de informele schrijftaak werden in totaal 206 sms-afkortingen aangetroffen, hetgeen op een gemiddelde van 1,53 per proefpersoon neerkomt. Verder werd in de informele schrijftaak het aantal spelfouten geteld en dit bleken er 78 te zijn. Dit komt neer op gemiddeld 0,51 spelfout per proefpersoon. Bij de formele schrijftaak werd niet alleen gelet op het aantal spelfouten en sms-afkortingen, maar werd ook het aantal grammaticafouten, interpunctiefouten, aanwezigheid van aanhef en afsluiting en de gehanteerde toon gescoord. Aan de hand van deze scores kreeg elke proefpersoon een beoordeling voor zijn of haar werk op de formele schrijftaak.

Tabel 8: gemiddelden en standaarddeviaties van variabelen ‘informele schrijftaak’.

M Std. Deviatie

Aantal sms-afkortingen 1,35 1,775

Aantal spelfouten 0,51 0,933

Tabel 9: gemiddelden en standaarddeviaties van variabelen ‘formele schrijftaak’.

(30)

30

Het aantal spelfouten in de informele schrijftaak ligt ongeveer gelijk met het aantal in de formele schrijftaak. In de informele schrijftaak werden echter veel meer sms-afkortingen aangetroffen. In de formele schrijftaak kwam gemiddeld 0,02 sms-afkortingen voor per proefpersoon, terwijl in de informele schrijftaak 1,35 sms-afkortingen per persoon werd aangetroffen. Hieruit blijkt dat jongeren een duidelijk onderscheid maken tussen formeel en informeel schrijven. Het gebruik van sms-afkortingen wordt blijkbaar niet acceptabel gevonden in formeel taalgebruik.

Opvallend is ook het grote aantal interpunctiefouten. Gemiddeld maakte een proefpersoon bijna 2 interpunctiefouten op de formele schrijftaak. ‘Toon’, ‘aanhef’ en ‘afsluiting’ werden gescoord als dichotome variabelen. Als ‘toon’, ‘aanhef’ en ‘afsluiting’ goed waren dan werd voor de proefpersoon een 0 gescoord. Was deze fout of afwezig dan werd een 1 gescoord. Uit de resultaten blijkt dat in iets meer dan 1 op de 4 gevallen ‘toon’, ‘aanhef’ en ‘afsluiting’ fout werd gedaan.

4.3 Analyse

Door middel van correlatieanalyses hebben we de verkregen data geanalyseerd. In 4.3.1 kijken we naar de invloed van de variabelen in telefoon B op de variabelen in telefoon C (zie grafiek 1). In 4.3.2 kijken we naar de invloed van de variabelen in telefoon B op de variabelen in telefoon C na controle voor de variabelen in telefoon A. In 4.3.3 tenslotte bespreken we de invloed van de variabelen in telefoon A op de variabelen in telefoon B.

4.3.1 Sms-stijl en sms-vaardigheid vs. spelvaardigheid en schrijfvaardigheid

In deze paragraaf gaan we nader in op de relatie tussen sms-stijl en sms-vaardigheid enerzijds en spel- en schrijfvaardigheid anderzijds. Dit hebben we gedaan door de resultaten op de sms-stijltest en sms-vaardigheidstest te correleren met de resultaten op de spellingtoets en de schrijftaken.

Sms-stijl en spelling

(31)

31

Tabel 10: Correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘spelling’

Sms-stijl Spellingtoets r p Aantal goed .-042 .602 Alfabetische spelfouten .087 .281 Orthografische spelfouten -.004 .963 L-morfologische spelfouten .114 .159 G-morfologische spelfouten -.011 .890 Logografische spelfouten .090 .269 Spelfouten totaal .130 .108

Het blijkt dat er in de geteste groep geen verband is tussen sms-stijl en het aantal woorden dat goed werd geschreven op de spellingtest. Echter was er wel een klein effect tussen sms-stijl en het totaal aantal spelfouten, al was dit effect niet significant (r=.13, p=.108). Het gebruik van sms-afkortingen heeft dus een licht negatief effect op spelvaardigheid.

Sms-stijl en schrijfvaardigheid

We onderzochten de relatie tussen sms-stijl en schrijfvaardigheid door middel van een correlatie-analyse. De resultaten staan samengevat in tabel 11 en 12.

Tabel 11: correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘informele schrijftaak’

Sms-stijl

Informele schrijftaak r p

Afkortingen informeel .232** .004

Spelfouten informeel .076 .354

(32)

32

Tabel 12: correlatiematrix ‘sms-stijl’ X ‘formele schrijftaak’

Sms-stijl Formele schrijftaak r p Beoordeling formeel -.133 .110 Afkortingen formeel .103 .218 Spelfouten formeel .110 .185 Interpunctie -.010 .906 Grammatica .115 .169 Toon .058 .486 Aanhef .004 .959 Afsluiting .024 .774 Sms-vaardigheid en spelling

We onderzochten de relatie tussen spelvaardigheid en sms-vaardigheid met een correlatie-analyse. In tabel 13 staan de resultaten.

Tabel 13: correlatiematrix ‘sms-vaardigheid’ X ‘spelling’

Sms-vaardigheid

r p

Aantal woorden goed .183* .029

Alfabetische spelfouten -.117 .165

Orthografische spelfouten -.041 .627

L-morfologische fouten -.164 .051

G-l morfologische fouten -.172* .040

Logografische spelfouten -.111 .186

Aantal spelfouten totaal -.181* .031

(33)

33

Sms-vaardigheid en schrijfvaardigheid

Daarna hebben we geanalyseerd of sms-vaardigheid ook gerelateerd is aan schrijfvaardigheid. We voerden een correlatie-analyse uit. In tabel 14 staan de resultaten voor de relatie tussen sms-vaardigheid en informeel schrijven.

Tabel 14: corralatiematrix ‘sms-vaardigheid’ X ‘informele schrijftaak’

Sms-vaardigheid

Informele schrijftaak r p

Afkortingen informeel .184* .028

Spelfouten informeel .000 .993

Het blijkt dat sms-vaardige proefpersonen meer sms-afkortingen gebruiken in de informele schrijftaak (r=.18, p=.028). Een relatie tussen het aantal gemaakte spelfouten en sms-vaardigheid werd in de informele schrijftaak niet gevonden.

In tabel 15 staan de resultaten voor de correlaties tussen sms-vaardigheid en formeel schrijven. Opvallend is dat er in deze schrijftaak vrijwel geen sms-afkortingen werden gebruikt (r=-.01, p=.879). Wel is er een negatief effect zichtbaar op interpunctie (r=.18, p=.032). Sms-vaardigheid correleert negatief met het aantal grammaticafouten, echter was dit resultaat niet significant. Voor het gebruik van de juiste toon, aanhef en afsluiting was geen duidelijke relatie met sms-vaardigheid zichtbaar.

Tabel 15: correlatiematrix ‘sms-vaardigheid’ X ‘formele schrijftaak’

(34)

34

4.3.2 Biografie, mobielgebruik, internetgebruik en taalvaardigheid

Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen sms en taalvaardigheid deden we correlatie-analyses om te zien of er een verband was tussen spelling en schrijven enerzijds en biografische factoren, internetgebruik en mobiele telefoongebruik anderzijds. Dankzij deze analyses kunnen de variabelen worden onderscheiden die bepalend zijn voor de resultaten op spelling en schrijven. Vervolgens is door middel van Multi-regressieanalyses geanalyseerd of sms-stijl en sms-vaardigheid van invloed is op de resultaten voor spelling en schrijven. Daarbij wordt gecontroleerd voor de variabelen van biografische factoren, mobiel telefoongebruik en internetgebruik die significant correleerden met spelling en schrijven.

Spelling

We analyseerden de correlaties tussen de biografische factoren en de resultaten op de spellingtoets. In tabel 16 staan de resultaten.

Allereerst springt het positieve verband tussen het aantal spelfouten op de spellingtoets en ‘leeftijd’ in het oog. Oudere brugklassers maken significant meer spelfouten op de spellingtoets (r= .18, p=.024). Oudere kinderen maken meer logografische spelfouten (r= .20, p= .013) en ze maken ook meer alfabetische spelfouten, al was er hier slechts sprake van een marginaal effect (r= .15, p=.060). Verder is er een duidelijk verband zichtbaar tussen opleidingsniveau en de prestaties op de spellingtoets. Hoger opgeleide proefpersonen maken significant minder spelfouten (R=-.47, p=.000). Verder is ook sekse een belangrijke factor. Al eerder is geschreven dat meisjes minder spelfouten maken dan jongens. Dit verschil bleek significant (R=-.23, p=.005).

Tabel 16: correlatiematrix ‘spelling’ X ‘biografische factoren’.

Leeftijd Opleidingsniveau Sekse

r p r p r p Aantal woorden goed -.207** .010 .561** .000 .212** .008 Alfabetische spelfouten .151 .060 -.245** .002 -.192* .016 Orthografische spelfouten .008 .923 -.219** .006 -.112 .165 L-morfologische spelfouten .075 .351 -.433** .000 -.110 .173 G-morfologische spelfouten .109 .177 -.356** .000 -.228** .004 Logografische spelfouten .200* .013 -.529** .000 -.108 .179 Spelfouten totaal .182* .024 -.470** .000 -.233** .005

(35)

35

Tabel 17: correlatiematrix ‘spelling’ X ‘mobielgebruik’

Eigen mobiel Leeftijd 1e mobiel Hoeveelheid verzonden sms Hoeveelheid sms-afkortingen r p R p r p r p

Aantal woorden goed -.140 .083 -.009 .912 -.013 .870 -.017 .838 Alfabetische fouten .212* .010 -.020 .806 -.040 .619 -.035 .664 Orthografische fouten .036 .656 .109 .181 .008 .924 .084 .300 L-morfologische fouten .125 .121 .012 .880 .018 .828 -.033 .681 G-morfologische fouten .104 .198 -.090 .273 -.042 .607 .028 .726 Logografische spelfouten .038 .642 .065 .426 .069 .397 .035 .665 Spelfouten totaal .187* .020 .011 .892 -.004 .960 .015 .857

Uit de tabel komt naar voren dat brugklassers die veel sms’en en op jonge leeftijd een mobiel hebben niet anders presteren op de spellingtoets. Wel vonden we twee resultaten voor het item ‘eigen mobiel’: Deze groep maakt meer alfabetische fouten en spelfouten totaal. Alleen bestond de groep kinderen zonder eigen mobiel uit drie proefpersonen zodat weinig waarde kan worden gehecht aan deze resultaten.

Een verband tussen internetgebruik en de scores op de spellingtoets werd niet gevonden. Alleen voor de hoeveelheid tijd die de proefpersoon besteed op het internet werd een relatie gevonden met (g)morfologische fouten (r=-.22, p=.006). Zie tabel 18:

Tabel 18: correlatiematrix ‘spelling’ X ‘internetgebruik’

Internetschaal Internet Chat E-mail Vriendennetwerk

(36)

36

Informele schrijftaak

De verkregen resultaten op de informele schrijftaak werden vooral beïnvloed door biografische factoren. In tabel 19 is een sterk verband te zien tussen ‘opleidingsniveau’ en ‘sms-afkortingen’ (r=.25, p=.002) en ‘opleidingsniveau’ en ‘spelfouten’ (r=-.16, p=.043). Eveneens werd er een verband gevonden tussen ‘sekse’ en ‘sms-afkortingen’ (r=.18, p=.028) en tussen ‘leeftijd’ en ‘spelfouten’ r=.19, p=.019).

Tabel 19: correlatiematrix ‘informele schrijftaak’ X ‘biografische factoren’

Sms-afkortingen Spelfouten

R P r p

Opleidingsniveau .250** .002 -.164* .043

Sekse .178* .028 -.082 .312

Leeftijd -.096 .237 .189* .019

In tabel 20 staan de resultaten voor de relatie tussen de items van mobielgebruik en de informele schrijftaak:

Tabel 20: correlatiematrix ‘informele schrijftaak’ x ‘mobielgebruik’

Eigen mobiel Leeftijd 1e mobiel Hoeveelheid verzonden sms Hoeveelheid sms-afkortingen r p r p r p r P Spelfouten informeel -.108 .185 -.037 .649 .170* .036 .345** .000 Sms-afkortingen informeel .277** .001 -.039 .633 -.181* .025 -.043 .598

Er blijkt een sterk verband te zijn tussen het ‘aantal verzonden sms’ en het ‘aantal spelfouten’ dat de proefpersoon maakt op de informele schrijftaak (r=.17, p =.036). Ook vonden we een relatie tussen de ‘hoeveelheid verzonden sms’ en het aantal sms-afkortingen dat in de informele schrijftaak bij de proefpersonen werd gevonden. Verder was er een relatie tussen het hebben van een mobiel en het aantal sms-afkortingen dat in de informele schrijftaak werd gebruikt. Echter kan weinig waarde worden gehecht aan dit resultaat omdat het aantal proefpersonen zonder mobiel te klein was. Verder was er een sterk verband tussen het aantal sms-afkortingen dat de proefpersoon denkt te gebruiken en het aantal sms-afkortingen dat in de informele schrijftaak werd aangetroffen (r=.35, p=.00).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze wijziging houdt verband met de bredere aanpak van misleidende SMS-diensten en stelt voorwaarden voor het opschorten en afsluiten van de telefoondienst door aanbieders van

Pour communiquer rapidement, il faut écrire en phonétique, remplacer des syllabes par des lettres et réduire les mots à leur plus simple expres- sion: qu devient k,

Algemene (inkoop-)voorwaarden van de opdrachtgever zijn slechts van toepassing indien uitdrukkelijk en schriftelijk is overeengekomen dat deze met uitsluiting van deze algemene

Op deze print zit een speciale SMS-chip die na het inschakelen van de voeding eerst het GSM-toestel via de seriële interface omprogrammeert voor externe verwerking van SMS-

• Bij 430 patiënten (21% van 2013) een probleem gedetecteerd (distress of dagelijks functioneren) Vervolg:. • 394 consulten Distress  118x

Door het toevoegen van (brieven) templates met Castor SMS studievariabelen wordt het mogelijk voor andere gebruikers om deze templates vanuit een studie te downloaden. Bij

Het sturen van het commando HELP naar een unieke shortcode geeft als antwoord een SMS-bericht (tegen een kostendekkend tarief) met daarin: frequentie en tarief van de dienst,

SMS naar verkorte nummers Het versturen van een SMS naar een verkort nummer wordt buiten het minuten en/of SMS tegoed verrekend, voor het versturen van SMS naar een verkort nummer