• No results found

In dit slothoofdstuk worden de hoofd- en deelvragen beantwoord met een terugkoppeling naar de theorie. Vervolgens zal in de discussie aandacht geschonken worden aan de meerwaarde en beperkingen van het onderzoek. Daarnaast zal er een aanbeveling voor beleid en vervolgonderzoek gegeven worden. Ten slotte zal het hoofdstuk eindigen met een evaluatie. Hierin wordt beknopt het leerproces beschreven en wat goed en minder goed ging tijdens het onderzoek. 6.1 Conclusie In deze paragraaf worden de resultaten gekoppeld aan het theoretisch kader. De hoofvraag van dit onderzoek luidt als volgt: In hoeverre leidt het gemixt wonen van statushouders en Nederlandse jongeren tot de integratie van statushouders in de samenleving, zoals beleefd door de bewoners van Startblok Riekerhaven? Antwoord op deze hoofdvraag zal uitgebreid besproken worden aan de hand van de deelconclusies.

De eerste deelvraag onderzocht het gemeenschapsgevoel in de Riekerhaven. Het gemeenschapsgevoel is een belangrijk component van de beleefde integratie van statushouders. Uit het theoretisch kader kwam naar voren dat er een debat speelt over de invloed van gemixt wonen. Diverse wetenschappers stellen dat demografische diversiteit binnen wijken leidt tot een vermindering in sociale cohesie en het gemeenschapsgevoel (Ruiz-Tagle, 2016). Uit de observaties en interviews komt naar voren dat de respondenten wel degelijk een gemeenschapsgevoel ervaren. De statushouders vertellen dat zij veel Nederlandse vrienden hebben gemaakt en zich met hen verbonden voelen. Dit komt voornamelijk doordat iedereen jong is. Deze verbondenheid tussen bewoners is volgens McMillan en Chavis (1986) een belangrijk aspect van het gemeenschapsgevoel. Dit wordt bevestigd door de respondenten. Ook benoemen de respondenten andere aspecten die naar voren komen in het model van McMillan en Chavis (1986). De bewoners ervaren een gevoel van lidmaatschap. Dit wordt bij velen versterkt door hun betrokkenheid en functie in het woonproject. Dit komt overeen met de theorie van McMillan en Chavis (1986), die stellen dat persoonlijke investeringen in de gemeenschap het gevoel van lidmaatschap versterken. Bovendien zorgt het woonproject voor de vervulling van behoeftes. De respondenten zijn blij met de eigen studio en daarnaast geven een aantal Nederlandse respondenten aan dat zij door het project kunnen helpen in de vluchtelingencrisis. Anderson (2006) stelt dat in een imagined community inwoners hun identiteit ontlenen aan de gemeenschap. In Startblok Riekerhaven is dit volgens de respondenten bij velen het geval. Zij omschrijven de gemeenschap als een uniek woonproject dat hun manier van leven sterk beïnvloedt. De Nederlandse respondenten zijn door het gemixt wonen met statushouders anders gaan nadenken over bepaalde kwesties. Zij zijn door de gemixte huisvesting veranderd en

daardoor is het woonproject deel geworden van hun identiteit. Ook de Syrische statushouders geven aan dat Startblok Riekerhaven bij hun identiteit hoort. Dit komt volgens hen door de vele nieuwe vriendschappen met Nederlanders.

Niet iedereen ervaart het gemeenschapsgevoel op dezelfde manier. Dit is sterk afhankelijk van de betrokkenheid van bewoners. Zo vertellen de respondenten dat mensen uit Eritrea terughoudend zijn en moeilijk contact maken met anderen. Sommigen van hen vertrouwen alleen hun landgenoten. Volgens Towney et al. (2010) kan de blootstelling aan diversiteit leiden tot sociale terugtrekking. Dit lijkt te gebeuren bij veel Eritreeërs, die nauwelijks van het complex afkomen en voornamelijk in hun studio blijven. Zij zijn daardoor niet betrokken met de gemeenschap. Het bestuur is bezig hier verandering in te brengen. Zij organiseren activiteiten waar Eritreeërs de mogelijkheid hebben anderen te ontmoeten en te vertellen over hun cultuur. Het doel is dat zij hierdoor vertrouwd raken met anderen en sociale bindingen ontwikkelen. Dit kan hun gemeenschapsgevoel vergroten. Bij de Syriërs speelt dit probleem niet. Zij komen veel van het complex af voor uitstapjes en geven aan zich lid te voelen van de gemeenschap. Daarnaast stelt Ruiz-Tagle (2016) dat heterogeniteit in wijken kan leiden tot sociale spanningen. De bewoners van de Riekerhaven hebben hier nauwelijks last van. Zij zijn zich bewust van de cultuurverschillen en proberen hier respectvol mee om te gaan. Het gebeurt weleens dat er een conflict ontstaat maar dit wordt vervolgens effectief aangepakt. Samen met een vertaalteam wordt over het probleem gecommuniceerd. De gemixte huisvesting leidt volgens de respondenten niet tot toenemende negatieve vooroordelen. Onder de respondenten wordt het gemeenschapsgevoel dus ervaren, ondanks de heterogeniteit. De statushouders geven aan dat zij zich hierdoor prettig en thuis voelen in Amsterdam. De mix met jongeren en gezellige sfeer helpt hen in het integratieproces. De tweede deelvraag ging over het andere aspect van de sociale integratie, namelijk de sociale bindingen tussen statushouders en Nederlanders. Uit het theoretisch kader kwam naar voren dat vriendschappen vaak homogeen zijn omdat mensen geneigd zijn gelijken op te zoeken (McPherson, Smith-Lovin & Cook, 2001; Volker & Chen, 2016). In de Riekerhaven hebben bijna alle bewoners af en toe contact met elkaar, vaak zijn dit korte gesprekjes of begroetingen. Het merendeel van de respondenten geeft aan hechte vriendschappen te hebben ontwikkeld met mensen die van hen verschillen. Echter zijn deze respondenten door hun functie zeer betrokken met het Startblok en horen zij daardoor eerder bij de uitzondering. Veel bewoners hebben volgens de respondenten vriendelijk contact met elkaar maar vormen geen hechte vriendschappen. De respondenten vinden dit niet problematisch want zelfs dit contact kan de statushouders helpen. Zij blijven daardoor hun Nederlands oefenen en kunnen altijd om hulp vragen. Rolf stelt dat hij door de cultuurverschillen geen hechte vriendschappen ontwikkelt met statushouders. Hij vindt de verschillen te groot en bevestigt daarmee de theorie van McPherson, Smith-Lovin en Cook

(2001). Hij zoekt eerder gelijken op. Echter zijn lang niet alle respondenten het met hem eens. De Riekerhaven zorgt dus voor bridging sociaal kapitaal want mensen met verschillende karakteristieken hebben contact met elkaar (Putnam, 2000). Zij maken praatjes en zijn bereid elkaar te helpen. Daarnaast komen de statushouders via de Nederlandse bewoners in contact met mensen buiten de Riekerhaven. De Nederlandse jongeren nemen hen mee naar feesten en andere activiteiten en daar komen zij met nieuwe mensen in contact. Dit is een ander aspect van bridging sociaal kapitaal. Er worden als het ware bruggen gebouwd tussen groepen waardoor mensen nieuwe vriendschappen ontwikkelen. Het bonding sociaal kapitaal heeft als doel hechte vriendschappen te vormen en dit gebeurt in enkele gevallen maar lang niet bij iedereen. Dit verschilt per persoon en zijn of haar betrokkenheid met het sociale woonproject. De statushouders stellen dat het heterogene contact hen helpt in de taalbeheersing en dat zij de vriendschappen waarderen. Het gemixt wonen, en de sociale bindingen die hieruit voortvloeien helpt hen volgens hun eigen zeggen in het integratieproces. Voornamelijk de hechte vriendschappen helpt de Syrische statushouders integreren. Door samen activiteiten te verrichten leren zij over de Nederlandse gebruiken en kunnen zij veel vragen stellen. Bij de Eritrese statushouders zijn er nog verbeteringen mogelijk om hen meer te betrekken in de gemeenschap. Door de cultuurverschillen en taalbarrière werkt de strategie van het gemixt wonen nog niet bij Eritreeërs. Echter betekent dit niet dat er geen progressie mogelijk is. De respondenten merken dat het aanleren van de Nederlandse taal langer duurt bij hen. Wanneer zij beter Nederlands spreken zal het contact tussen Eritreeërs en andere bewoners toenemen. De respondenten verwachten dat de strategie van gemixt wonen meer tijd nodig heeft bij Eritreeërs. Wanneer de Nederlandse taal beter beheerst wordt, zal contact toenemen, en daarmee het integratieproces versnellen.

De derde deelvraag gaat over de acculturatie en de wederzijdse beïnvloeding tussen bewoners. Door het gemixt wonen geven de statushouders aan over de praktische gebruiken van de Nederlandse samenleving te leren. Dit is volgens hen erg handig voor de integratie in de Nederlandse samenleving. Zo leren zij op tijd te komen en zich aan regels te houden. Daarnaast helpt het heterogene contact hen in de Nederlandse taalbeheersing. Zij proberen altijd op het Startblok in het Nederlands te communiceren. Het voornaamste cultuurverschil wat de respondenten benoemen is de georganiseerdheid van Nederlanders en de spontaniteit van Syriërs. Dit zijn twee uitersten waar de respondenten aan moesten wennen. Echter geeft het merendeel van de respondenten aan dat zij hierdoor beïnvloed zijn. Nederlanders leren spontaner en gastvrijer te zijn, en de Syriërs leren georganiseerder te zijn. Ook geven Rolf en Tim aan dat zij de cultuur van het delen inspirerend vinden. Syriërs delen spullen gemakkelijk uit aan vrienden en Rolf en Tim nemen dit gebruik over. Daarnaast wordt de wederzijdse beïnvloeding bevestigd door het feest in het clubhuis. Op het verjaardagsfeest leerden Nederlanders over de Syrische

dansstijlen, en de Syriërs over de Nederlandse verjaardagsliederen. Uit de interviews met de respondenten komt dus naar voren dat zij allen erg open staan om te leren over andere culturen en dat zij respect hebben voor verschillende gebruiken. Er is een hoge mate van incorporation op het Startblok. De bewoners behandelen elkaar als gelijken. De Eritreeërs hebben echter meer moeite met de Nederlandse cultuurverschillen dan de Syrische statushouders. Hun cultuur verschilt van de Westerse cultuur en zij vinden het moeilijk om contact te zoeken met Nederlanders. Hierdoor blijven Eritreeërs gesloten groepen en leren zij minder over de Nederlandse cultuur. Doordat zij niet mixen met Nederlandse bewoners, is de acculturatie gering. Dit komt mede door de taalbarrière. Gemixt contact is lastig omdat Eritreeërs nog Nederlands moeten leren en daarnaast ook geen Engels spreken. Wanneer deze taalbarrière verdwijnt, verwachten de respondenten dat het contact zal toenemen. De Nederlandse respondenten stellen dat dit vervolgens zal helpen in de wederzijdse beïnvloeding.

Ter conclusie op de hoofdvraag: in het geval van de Syriërs leidt het gemixt wonen tot snellere beleefde integratie. Door het heterogene contact leren zij over de Nederlandse gebruiken en de Nederlandse taal. Zij voelen zich thuis op Startblok Riekerhaven. Dit komt voornamelijk door de vriendschappen die zij ontwikkeld hebben en door hun betrokkenheid met de gemeenschap. De Eritreeërs hebben echter meer moeite met integreren. Door de taalbarrière en cultuurverschillen vormen ze gesloten netwerken. Zij zoeken moeilijk contact met Nederlanders en komen nauwelijks van het Startblok af. Het bestuur van Startblok Riekerhaven probeert de Eritreeërs meer te betrekken in de gemeenschap, om zo hun integratie te vergroten. Zij organiseren activiteiten waar bewoners over elkaars cultuur leren. Zij hopen dat de Eritreeërs hierdoor vertrouwd raken met andere bewoners en sociale bindingen ontwikkelen met Nederlanders. De Syriërs hebben aangetoond dat deze sociale bindingen en de betrokkenheid met de gemeenschap leiden tot snellere integratie.

Uit het onderzoek komt dus naar voren dat de belangrijkste voorwaarde voor integratie het hebben van sociale bindingen is. Het heterogene contact tussen Syriërs en Nederlanders zorgt ervoor dat Syriërs leren over de Nederlandse cultuur, de taal in een hoog tempo aanleren en zich thuis voelen in Nederland. Dit vinden de respondenten belangrijke dimensies van integratie. Daarnaast komen zij via de Nederlandse vriendschappen op feesten en activiteiten buiten het Startblok en hierdoor leren zij nieuwe mensen kennen. De vriendschappen met Nederlanders ontbreekt bij de Eritrese statushouders. Hierdoor blijven zij gesloten groepen en komen zij weinig van het Startblok af. Dit belemmert hun integratieproces. Het gemixte contact tussen statushouders en Nederlanders is dus ontzettend van belang om integratie te bevorderen. Dit maakt de gemixte huisvesting een goede integratiestrategie, omdat het heterogeen contact mogelijk maakt. Echter blijkt uit het onderzoek dat gemixte huisvesting niet bij alle bewoners tot gemixte vriendschappen leidt. Betrokkenheid met de gemeenschap is een belangrijke voorwaarde

en dit is bij de Eritreeërs niet aanwezig. Om dit te stimuleren is het allereerst van belang dat statushouders de Nederlandse taal aanleren. Daarnaast kunnen activiteiten georganiseerd worden om dit heterogene contact te stimuleren.

6.2 Discussie

De conclusies van dit onderzoek kunnen van belang zijn voor beleid omtrent integratie. De Riekerhaven is het eerste woonproject dat van start is gegaan waar Nederlandse jongeren samenwonen met statushouders. In Amsterdam is de gemeente bezig dit type huisvesting uit te breiden naar andere locaties. Op basis van de resultaten kan dit beleid worden aanbevolen. De respondenten waren allen positief over de gemixte huisvesting. Voornamelijk de mix met jongeren werd aangeprezen. Dit vergrootte het gemeenschapsgevoel omdat zij zich verbonden voelen. De jongeren zijn bezig hun toekomst vorm te geven en kunnen hierin elkaar inspireren. Daarnaast zijn zij erg positief over het zelfbeheer van het complex. De functies vergroten de betrokkenheid met de gemeenschap en het is een leerervaring voor de bewoners. Echter zijn er een aantal verbeterpunten. De Eritrese statushouders integreren moeizaam en komen nauwelijks van het complex af. Dit komt volgens de bewoners deels door trauma’s die zij opgelopen hebben. Voor deze trauma’s moet professionele hulp ingeschakeld worden, want de jongeren zijn niet bekwaam om hierin te helpen. Deze trauma’s zitten het integratieproces in de weg. Ook voor Syriërs kan professionele hulp fijn zijn.

Naast de Eritreeërs zijn ook andere bewoners minder betrokken met de gemeenschap. Bij hen wordt het gemeenschapsgevoel minder ervaren. Er zijn bewoners die weinig sociaal contact hebben en die alleen in de Riekerhaven wonen vanwege de huisvesting. Hierdoor wordt niet optimaal gebruik gemaakt van de potentie van het sociale project. Het merendeel van de bewoners doet niet mee aan gezamenlijke activiteiten. Er kan overwogen worden om verplichtingen in te stellen waardoor alle bewoners betrokken raken met de gemeenschap. De verplichtingen kunnen de Eritreeërs helpen in hun integratieproces.

Dit onderzoek heeft daarnaast een bijdrage geleverd aan de wetenschappelijke literatuur omtrent integratie. Door de focus te leggen op de beleefde integratie heeft het onderzoek een sterkere dimensie gekregen. Het dominante integratiediscours behandelt modellen waarin aangegeven staat waar statushouders aan moeten voldoen om te integreren. Dit zijn dimensies die van buitenaf worden opgelegd aan statushouders. In dit onderzoek wordt de eigen integratiebeleving vanuit het perspectief van statushouders en Nederlandse jongeren bestudeerd. Van binnenuit wordt hun eigen perceptie op het integratievraagstuk inzichtelijk. Vanuit dit perspectief is nog weinig onderzoek uitgevoerd naar integratie. Uit het onderzoek blijkt dat statushouders voornamelijk belang hechten aan het contact met Nederlanders om het integratieproces te versnellen. Daarnaast kan de interdisciplinaire visie bijdragen aan een breder

begrip van het hoofdconcept. De operationalisering van dit onderzoek is gebaseerd op theorieën uit diverse academische disciplines. Theorieën uit de sociologie, sociale geografie, planologie, psychologie en antropologie zijn geïntegreerd om tot een zo volledig mogelijk antwoord te komen op de hoofdvraag.

Bovendien heeft het onderzoek een nieuw licht geworpen op het debat omtrent gemixt wonen. Uit het theoretisch kader kwam naar voren dat gemixt wonen leidt tot spanningen, toenemende negatieve vooroordelen en een afname in het gemeenschapsgevoel. In Startblok Riekerhaven is er nauwelijks sprake van sociale spanningen tussen bewoners en zij hebben dagelijks contact met elkaar. Wanneer mensen bewust kiezen voor het gemixt wonen, kan heterogeniteit leiden tot cohesie. De respondenten laten zich positief uit over het gemixt wonen als integratiestrategie. Echter leidt het gemixt wonen niet bij alle bewoners tot integratie. Eritreeërs sluiten zich af van de gemeenschap. De betrokkenheid met de gemeenschap ontbreekt en dit is een belangrijke voorwaarde voor het creëren van een hechte gemeenschap. Om betrokkenheid te stimuleren bij Eritreeërs zullen gezamenlijke activiteiten georganiseerd moeten worden. Dit kan het gemeenschapsgevoel vergroten.

Een tekortkoming in het onderzoek is het ontbreken van de Eritrese respondenten. Zij vormen samen een derde van de statushouders op Startblok Riekerhaven en zijn daarom een belangrijke groep om mee te nemen in het onderzoek. Voor vervolgonderzoek wordt daarom aanbevolen om Eritreeërs te interviewen. Hun visie op de beleefde integratie kan tot nieuwe inzichten leiden. Hun beleving van de casus kan namelijk erg verschillen van de beleving van Syriërs en Nederlanders. Daarnaast is het interessant voor vervolgonderzoek om de casus van de Riekerhaven over een jaar of twee jaar opnieuw te onderzoeken. Een longitudinaal onderzoek wordt aanbevolen omdat de bewoners aangaven dat het woonproject een proces is. Zij zijn nog bezig het project vorm te geven en werken aan verbeterpunten. Wellicht ziet de casus over een langere periode er anders uit. Dit proces is interessant om in beeld te krijgen. Op deze manier kan ook meer inzicht verkregen worden in de systeemintegratie van statushouders. 6.3 Reflectie Het onderzoek verliep goed en gemakkelijk. Na het vinden van de eerste respondenten ging de werving snel. De respondenten waren allen erg positief en vonden het leuk om te helpen. Er is geprobeerd om Eritreeërs te werven maar dit is helaas niet gelukt. De respondenten hadden weinig sociale bindingen met Eritreeërs. Daarnaast zou de taalbarrière interviewen lastig maken. Er zou een vertaalteam aanwezig moeten zijn omdat Eritreeërs gebrekkig Engels en Nederlands spreken. Wegens tijdgebrek is ervoor gekozen alleen Syrische statushouders te interviewen. Het onderzoek was interessant om uit te voeren en leerzaam. De interviews hebben inzichtelijk gemaakt hoe Syrische statushouders leven in Nederland. Dit heeft persoonlijke meerwaarde

gehad. Verder waren er geen grote problemen tijdens het onderzoek. Er kan tevreden worden teruggekeken op het onderzoeksproces. Het was leuk om uit te voeren en deel te nemen aan de activiteiten. De casus Riekerhaven heeft een positieve indruk op mij achtergelaten.

7. Literatuur Aldridge, H. R. (1917). The Case for Town Planning: A Practical Manual. London: National Housing and Town Planning Council
 Anderson, B. (2006). Imagined Communities (Herz. Ed.). Londen, Groot-Brittannië: Verso. Archer, M. (1996). Social Integration and System Integration: Developing the Distinction. Sociology, 30(4), 679-699. Bartolomeo, A. Di, & Bartolomeo, G. Di. (2007). Integration of migrants in Italy: A simple general and objective measure. Faculty of communication, 10, 1-21. Geraadpleegd van https://mpra.ub.uni-muenchen.de/4421/1/MPRA_paper_4421.pdf Bartolomeo, A. Di, Gabrielli, G., & Strozza, S. (2015). The migration and integration of Moroccan and Ukrainian migrants in Italy policies and measures.. doi:10.2870/870237 Berry, J. W. (1997). Immigration, acculturation, and adaptation. Applied psychology, 46(1), 5-34. Bourdieu, P. (1989). Economisch kapitaal, cultureel kapitaal, sociaal kapitaal. In P. Bourdieu, Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip (pp. 120-141). Amsterdam: Van Gennep. Bourdieu, P. (1994) Structures, Habitus, Practices. In Calhoun, C., Gerteis, J., Moody, J., Pfaff, S., & Virk, I. (2012), Contemporary sociological theory. Wiley-Blackwell (3th Ed.). Bryman, A. (2012). Social research methods (4th Ed.). Oxford, Groot-Brittannië: Oxford University Press. Castles, S., De Haas, H., & Miller, M. (2014). The Age of Migration: International Population Movements in the Modern World. New York: Palgrave Macmillan (5th Ed.). Dixon, J., Durrheim, K., & Tredoux, C. (2005). Beyond the optimal contact strategy: A reality check for the contact hypothesis. American Psychologist, 60(7), 697–711 Fitch, L. C. (1970). Eight goals for urbanizing America. The Conscience of the City. M . Meyerson, ed. New York : Brazillier. Ghorashi, H. (2010). From absolute invisibility to extreme visibility: emancipation trajectory of migrant women in the Netherlands. Palgrave Macmillan Journals, 94(1), 75-92. doi:10.1057/fr.2009.38 Het Parool. (2016). Stad bouwt 1000 woningen voor studenten en statushouders. Geraadpleegd van http://www.parool.nl/amsterdam/stad-bouwt-1000-woningen-voor-studenten-en- statushouders~a4298298/ Hoekstra, M. (2015) Diverse cities and good citizenship: how local governments in the Netherlands recast national integration discourse, Ethnic and Racial Studies, 38:10, 1798-1814, DOI: 10.1080/01419870.2015.1015585

Kleit, R. G., & Carnegie, N. B. (2011). Integrated or isolated? The impact of public housing redevelopment on social network homophily. Elsevier, 33, 152-165. doi:10.1016/j.socnet.2011.01.001 McPherson, M., Smith-Lovin, L., & Cook, J. M. (2001). BIRDS OF A FEATHER: Homophily in Social Networks. Annual Review of Sociology, 27, 415-444. doi:0360-0572/01/0811-041514.00 McIlwaine, C. (2012). Constructing transnational social spaces among Latin American migrants in Europe: perspectives from the UK. Cambridge Journal of Regions, Economy and