• No results found

Conclusie Beheerste

In document Signalement zorg en wonen (pagina 62-65)

7.c Eigen bijdragen en besteedbare ruimte Twee motieven:

9. Conclusie Beheerste

ontwikkeling

Het CVZ presenteert met dit signalement een systeemwijziging op hoofdlijnen om de ontwikkeling te stimuleren van

alternatieve woonvormen voor mensen met beperkingen. Verschillende elementen moeten in een volgende fase verder worden uitgewerkt. Dat is pas zinvol als de staatssecretaris zich over de wenselijkheid hiervan heeft uitgesproken.

Wijziging aanspraak

Voor de zorg een indicatie, niet voor het wonen

Het CVZ adviseert een aanpassing van het Bza in die zin dat de aanspraak voor het zwaarst te verzekeren risico is beperkt tot de feitelijke zorg. Die zorg bestaat uit een integraal

zorgpakket waaronder zorg wordt verstaan die langdurig, en 7 maal 24 uur per dag nodig is en zo intensief en/of complex is, dat die onder één regie en verantwoordelijkheid moet worden aangeboden. Reguliere zorg vanuit Wmo, Zvw en extramurale AWBZ is voor die groepen niet verantwoord of niet doelmatig te bieden. Ook zijn permanent toezicht en bescherming aparte (zorg)aanspraken. Voor de zorgaanspraken, een integraal zorgpakket, permanent toezicht en bescherming, is een indicatiebesluit nodig. Voor het verblijf niet. Een verzekerde die aanspraak heeft op samenhangende zorg, permanent toezicht of bescherming heeft van rechtswege aanspraak op verblijf als de zorg niet in een eigen woonsituatie is te leveren.

Afbakenen doelgroep

Investeren in eerste lijn en Wmo

Omdat de ZZP’s zijn ontwikkeld op grond van de feitelijke populatie in zorginstellingen in 2004, zijn niet alle

cliëntgroepen aangewezen op het integrale zorgpakket. Waar reguliere zorg (Zvw, Wmo en AWBZ) al dan niet met

casemanagement volstaat, moet geen ZZP worden geïndiceerd. Die cliëntprofielen moeten worden geschrapt. Niet alleen omdat het integrale pakket voor hen niet nodig is, maar ook omdat gemeenten op grond van artikel 2 Wmo geen zorgplicht hebben als de verzekerde een verblijfsindicatie heeft. Het gaat hier juist om de groepen die met een verblijfsindicatie vaak gewoon thuis wonen. Zij dreigen tussen de wal en het schip te geraken als de begeleiding naar de gemeente gaat: de AWBZ kent geen extramurale AWBZ meer, en de gemeente heeft geen zorgplicht.

In overgangsrecht moet worden geborgd dat de verzekerden die al verblijven dezelfde zorg blijven houden.

De operationalisering van de doelgroep moet verder worden uitgewerkt. Op voorhand is duidelijk dat die dynamisch is. De noodzaak voor een integraal zorgpakket neemt af naarmate de eerstelijnszorg en de Wmo sterker zijn. Daarom is het

belangrijk dat casemanagement en de geïntegreerde

eerstelijnszorg beter vorm krijgen. Extramurale verpleging en verzorging moeten daar deel van uitmaken, en de inzet van specifieke behandelexpertise van AWBZ-behandelaars moet ook in de eerstelijnszorg mogelijk zijn. Ook versterking van de

Wmo helpt om reguliere zorg langer mogelijk te maken.

De aanspraak op een integraal zorgpakket omvat alle zorg, waaronder maaltijdvoorziening en schoonmaak. Om (waar dat aan de orde is) meer keuzemogelijkheden te bieden aan verzekerden, kan voor deze zaken een restitutieregeling worden getroffen, waarbij de aanbieder geen maaltijden en/of levert, maar een geldbedrag overmaakt waarmee de

verzekerde zelf zijn maaltijden en/of schoonmaak regelt. De aanvullende zorg die nu in artikel 15 Bza is geregeld, maakt onderdeel uit van de integrale zorgpakketten. Artikel 15 Bza geldt niet bij permanent toezicht en bescherming.

Bekostigen zorggerelateerde bouwkundige voorzieningen

Wellicht het belangrijkste element in dit signalement is het volgende: Het grootste probleem om alternatieve woonvormen voor mensen met beperkingen te realiseren is het ontbreken van een bekostiging voor extra bouwkundige voorzieningen als brede gangen, grotere badkamer en gemeenschappelijke ruimten. De huurwetgeving voorziet daar niet in. Het CVZ stelt voor om dat deel van de NHC dat verbonden is met de extra bouwkundige voorzieningen beschikbaar te stellen voor de exploitatie van zorgwoningen, zodat ondanks de

woningaanpassingen (zorginfrastructuur) haalbare huurprijzen mogelijk zijn (een mini-NHC).

Initiatief bij partijen

Het is aan de betrokken partijen (zoals zorgaanbieders, woningbouwcorporaties en zorgverzekeraars) om de zorg in aantrekkelijke woningen te bieden. Die partijen hebben daar ook belang bij. Verzekeraars kunnen hun verzekerden aan zich binden door zorg in te kopen bij een aanbieder die de zorg in aantrekkelijke woonsituaties kunnen bieden. Aanbieders binden daarmee hun cliënten aan zich. Woningcorporaties kunnen passende woningen realiseren tegen reguliere huurprijzen (met aanvullend een deel van de NHC).

Concurrentie op wooncomfort op woningmarkt

Vooral in de ouderenzorg is er vraag naar luxere

appartementen waar zorg geleverd kan worden. Aanbieders willen in die vraag voorzien door in de instelling luxere appartementen te realiseren. Dat kan door die appartementen uit de verblijfscapaciteit te onttrekken en aan te merken als zelfstandige woning. Die kan regulier worden verhuurd, en de zorg kan als volledig pakket thuis (integraal zorgpakket) worden geleverd. Dat sluit aan bij het uitgangspunt dat wonen zolang mogelijk “gewoon” moet zijn. In principe is een

combinatie van AWBZ-verblijf met eigen bijbetaling niet nodig en ook niet gewenst. Om instellingen die op dit moment hun vastgoed willen aanpassen aan de veranderende markt, moeten de gelegenheid hebben dat te doen. Daarom moet de combinatie van AWBZ-bekostiging met een eigen betaling voorlopig mogelijk zijn. De NZa werkt dat verder uit.

Een combinatie van de mini-NHC met stimuleringsmaatregelen kan wel meerwaarde hebben om innovatieve woonvormen te

ontwikkelen.

Verdringingsmodel Nieuwe wooninitiatieven zullen bestaande instellingen tot op zekere hoogte verdringen. Het is te verwachten dat dit een geleidelijk proces is, waardoor dat geen problemen hoeft op te leveren. Gezien de grote omvang van het maatschappelijk kapitaal dat ermee is gemoeid, is het nodig de ontwikkelingen goed te monitoren.

Effecten op

besteedbare ruimte

De effecten op de vrij besteedbare ruimte van verzekerden is voor de verschillende doelgroepen binnen de AWBZ ongelijk. Of dat gewenst is, is een politieke keuze. In algemene zin gaan 65-plussers, vooral de opgenomen echtparen, gaan er flink op vooruit, 65-minners leveren in het algemeen in. Het gaat eerder om een nivellering van de verschillen die er intramuraal zijn (bij verblijf hebben 65-minners juist meer besteedbare ruimte dan 65-plussers). Het feit dat 65-minners er op achteruitgaan is een negatieve prikkel om zelfstandig te gaan wonen. Zonder aanvullende maatregelen zullen alternatieve woonvormen voor die groepen minder goed tot stand komen.

Totale besparing 122 miljoen

Min compensatie voor huurtoeslag

Het CVZ heeft ook de financiële gevolgen van zijn voorstellen geschat. Het schrappen van de lichtste ZZP’s levert het eerste jaar € 60 miljoen in de sector V&V op, na enkele jaren € 90 miljoen. In de nadere sectoren samen is dat het eerste jaar €4,5 miljoen en op langere termijn € 10 miljoen. Op termijn totaal €100 miljoen. Als alternatieve, private woonvormen tot stand komen, levert het € 4,6 miljoen op per procent dat daar gaat wonen. Bij een realisatie van 20% alternatieve huisvesting is dat dus bijna € 100 miljoen, bij 40% €200 miljoen. Hierbij moet worden aangetekend dat de staatssecretaris met het ministerie van BZK zal overleggen over compensatie voor de huurtoeslag. Die compensatie komt in mindering op de besparing.

Eigen bijdrage Omdat ouderen verdiencapaciteit hebben gehad en wellicht vermogen hebben opgebouwd, is het een optie om van hen een hogere eigen bijdrage te vragen op grond van

levensloopverantwoordelijkheid. De risico’s die zij lopen zijn voorzienbaar. Of dit wenselijk is of niet, is een politieke keuze.

In document Signalement zorg en wonen (pagina 62-65)