• No results found

6.c Gevolgen van normalisatie

In document Signalement zorg en wonen (pagina 99-102)

Hieronder gaat het CVZ in op een aantal mogelijke gevolgen van normalisatie van artikel 15 Bza en factoren waarmee bij normalisatie rekening zal moeten worden gehouden. CVZ bespreekt dit aan de hand van de verschillende zorgvormen die deel uitmaken van de aanspraak.

1. Algemeen medische zorg

Het onderdeel algemeen medische zorg staat in nauwe relatie met de AWBZ-behandeling. Bij normalisatie zal de algemeen medische zorg moeten worden gescheiden van de AWBZ- behandeling die verzekerde in de instelling krijgt. Het is de vraag of dit vanuit zorginhoudelijk en/of financieel oogpunt mogelijk is22.

Een meer praktische vraag is of normalisatie ook betekent dat de algemeen medische zorg in instellingen door afzonderlijke huisartsen van verzekerden zou moeten worden verleend. Dit lijkt vanuit het oogpunt van kwaliteit en doelmatigheid van zorg een ongewenste ontwikkeling. De instellingsarts is goed in staat om deze zorg aan verzekerden te leveren.

2. Integrale behandeling van een psychiatrische aandoening Dit onderdeel is in 2008 aan artikel 15 Bza toegevoegd. Bij de overheveling van de geneeskundige GGZ van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet was dit de meest praktische oplossing om, ook na overheveling, integrale behandeling van een

22 Hierover zijn de meningen verdeeld. Zie de brief van de Minister van VWS van 5 juli 2010 “Toekomst AWBZ”Kamerstuk 30597, nr. 149.

psychiatrische aandoening in multifunctionele centra mogelijk te maken. Normalisatie van dit onderdeel zal gevolgen hebben voor de bekostigingssystematiek. Bij verstrekking vanuit de Zorgverzekeringswet zullen de instellingen met DBC’s moeten gaan werken. Ook lijkt het niet goed mogelijk de behandeling van gedragsproblemen ten gevolge van een verstandelijke handicap en die ten gevolge van de psychische stoornis te scheiden.

3. Tandheelkundige zorg

De tandheelkundige zorg zoals die bij verblijf en behandeling in een instelling onder de aanspraak valt, is ruimer dan de tandheelkundige zorg voor volwassenen zoals die in de Zorgverzekeringswet is geregeld. De zorg heeft ook een ander karakter dan “normale” tandheelkundige zorg. Verzekerden die onder artikel 15 Bza gebruik maken van de tandheelkundige zorg hebben, in verband met hun aandoening of de daarvoor noodzakelijke behandeling (medicatie) veelal een slechte tandheelkundige conditie, waarvoor specifieke

tandheelkundige hulp door een gespecialiseerde tandarts is vereist. De aandoening of daarmee gepaard gaande

stoornissen maken daarbij veelal een speciale aanpak nodig, bijvoorbeeld een bepaalde gedragsmatige benadering bij dementerende ouderen of verstandelijk gehandicapten. Overleg met de overige behandelaars is hierbij vaak vereist. De aandoening of stoornis kan ook het gebruik van aangepaste behandelapparatuur nodig maken, zoals een speciale behandelstoel in verband met lichamelijke handicaps.

Deze groep verzekerden kan in de regel niet bij een “normale” tandarts terecht.

Normalisatie van de aanspraak, zonder verdere maatregelen, zou betekenen dat ook voor deze verzekerden de beperkte mondzorg van de Zorgverzekeringswet zou gaan gelden. Dit zal kunnen leiden tot een druk op duurdere, tweedelijnszorg (kaakchirurgie, narcosebehandelingen).

4. Farmaceutische zorg

Bij farmaceutische zorg onder artikel 15 Bza zijn, anders dan onder de Zorgverzekeringswet, de geneesmiddelen niet beperkt tot het Geneesmiddelen vergoedingensysteem (GVS). Alle farmaceutische hulp, mits doelmatig en voorgeschreven met een medisch doel, vallen onder de aanspraak. Ook dure geneesmiddelen voor chronisch gebruik (zoals aidsremmers) vallen onder de aanspraak. Deze kunnen een grote druk leggen op het instellingsbudget.

Op bekostigingsniveau is hiervoor iets geregeld. De Nza heeft voor verpleeginrichtingen die zijn toegelaten voor verblijf en behandeling een beleidsregel vastgesteld om op cliëntniveau afspraken te kunnen maken over extreme zorgkosten voor geneesmiddelen en zorggebonden materiaal. Per 1 januari 2012 kunnen ook intramurale instellingen voor

gehandicaptenzorg die zijn toegelaten voor verblijf en behandeling een beroep doen op de vergoeding van extreme zorgkosten voor geneesmiddelen 23.

Omdat bij artikel 15 Bza alle farmaceutische hulp onder de aanspraak valt, speelt bij deze zorgvorm vrijwel geen afbakeningsproblematiek. Onder de Zorgverzekeringswet spelen bij farmaceutische hulp wel afbakeningsvragen, met name ten aanzien van de medisch-specialistische zorg (ziekenhuisbudget). Het betreft dan met name de dure injecteerbare geneesmiddelen die door specialisten worden voorgeschreven voor onder andere reuma, psoriasis en (andere) immuunziekten.

Bij normalisatie zullen die afbakeningsvragen voor een grotere groep gaan gelden, namelijk ook voor de verzekerden die nu onder artikel 15 Bza vallen.

5. Hulpmiddelen

Op dit moment is de regeling voor de vergoeding van hulpmiddelen gecompliceerd en onoverzichtelijk: Bij verblijf en behandeling in een instelling geldt voor individueel aangepaste hulpmiddelen artikel 15 Bza. Niet- individueel aangepaste hulpmiddelen die navolgend door meerdere personen bruikbaar zijn vallen niet onder artikel 15 Bza, maar onder de outillage van de instelling. Is geen sprake van verblijf en/of behandeling in dezelfde instelling dan moet de verzekerde zich voor de vergoeding van hulpmiddelen wenden tot de Zorgverzekeringswet. Bij tijdelijk gebruik van hulpmiddelen dient echter weer gebruik te worden gemaakt van de aanspraak op bruikleen van verpleegartikelen, van artikel 11 Bza. Vereenvoudiging is aangewezen.

Afschaffing van artikel 15 Bza zal voor een deel leiden tot vereenvoudiging, maar zal de afbakeningsvragen nooit helemaal wegnemen. Verwacht kan worden dat

afbakeningsvragen blijven bestaan tussen verstrekking vanuit de Zorgverzekeringswet en outillage/bruikleenartikelen vanuit de AWBZ.

Ook is niet uitgesloten dat de afbakeningsvragen die nu binnen de Zorgverzekeringswet bestaan tussen de

hulpmiddelenzorg en de geneeskundige zorg zoals medisch- specialisten die plegen te bieden, voor een grotere groep verzekerden gaan gelden.

Onder de Zorgverzekeringswet is de hulpmiddelenzorg

beperkt tot de hulpmiddelen die in het Besluit zorgverzekering zijn opgenomen. Een aantal hulpmiddelen zijn in de

Zorgverzekeringswet inmiddels functioneel omschreven, maar andere zijn limitatief omschreven. Voor sommige

hulpmiddelen geldt onder de Zorgverzekeringswet een eigen

23 Beleidsregel CA-439 “Extreme zorggebonden materiaalkosten en geneesmiddelen in

verpleeghuizen”, geldig tot 31-12-2011. Per 1-1-2012 is deze vervangen door Beleidsregel CA-484 “Extreme kosten zorggebonden materiaal en geneesmiddelen”. Zie www.nza.nl

bijdrage.

Bij verblijf en behandeling in dezelfde AWBZ-instelling vallen alle hulpmiddelen die noodzakelijk zijn in verband met de door de instelling te verlenen zorg onder de aanspraak van artikel 15 Bza. In die zin is de aanspraak vanuit de AWBZ ruimer en zal afschaffing van artikel 15 Bza voor de desbetreffende groep kunnen leiden tot minder ruime vergoedingen.

Individueel gebruik rolstoel

Wat betreft het individueel gebruik van een rolstoel, kan normalisatie tot gevolg hebben dat de inhoud van de voorziening kan gaan verschillen, afhankelijk van de woonplaats van verzekerden. Normalisatie zal ook gevolgen hebben voor de rolstoelpoolconcepten, zoals die thans door veel zorgkantoren zijn opgezet.

Gemeenten die relatief veel of grote AWBZ-instellingen binnen hun gemeentegrenzen hebben, kunnen worden

geconfronteerd met een onevenredig groot aantal aanvragen voor deze voorzieningen en dus financieel extra worden belast.

In document Signalement zorg en wonen (pagina 99-102)