• No results found

In deze scriptie is onderzoek verricht naar het schadevergoedingsrecht in Nederland en met name is gekeken naar de vergoeding van immateriële schade voor derden. Al vrij snel kon worden geconcludeerd dat in Nederland de vergoeding van affectieschade niet wettelijk is geregeld en dat slechts in uitzonderlijke gevallen ruimte is voor een dergelijke vergoeding. Wat het echter interessant maakt is het in 2015 ingediende Wetsvoorstel 34 257, welke na implementatie in de Nederlandse wetgeving de vergoeding van affectieschade toch regelt. Het doel was daarom ook antwoord vinden op de volgende onderzoeksvraag.

Wat zal er veranderen aan de huidige situatie in Nederland, waarin affectieschade niet voor vergoeding in aanmerking komt, na de implementatie van het wetsvoorstel ‘Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen’?

Schadevergoeding wordt niet toegekend aan nabestaanden en naasten die als gevolg van overlijden of ernstig letsel van een naaste, welke is veroorzaakt door het onrechtmatige handelen van een ander, immateriële schade lijden. In het Nederlandse recht is het uitgangspunt dat alleen de direct benadeelde recht heeft op vergoeding van immateriële schade. De relativiteitseis en het gesloten stelsel van artikelen 6:107, 6:107a en 6:108 BW verhinderen andere vorderingen van derden met betrekking tot vergoeding van zowel materiële en de onderhavige immateriële schade dan de in de wet genoemde.

Er zijn echter wel uitzonderingen. Volgens de Hoge Raad kan namelijk toch sprake zijn van een onrechtmatige daad tegenover een derde, ook als de geschonden norm jegens de

geleadeerde niet strekt ter bescherming van het belang van die derde.112 De shockschade wordt gezien als tweede uitzondering. In geval van shockschade wordt aan een ander dan het slachtoffer een schadevergoeding toegekend indien de schade is ontstaan naar aanleiding van een shock die het gevolg is van het waarnemen van of het direct geconfronteerd worden met een gebeurtenis met dodelijke afloop.113

Derden hebben op grond van artikel 6:107 BW recht op vergoeding voor de kosten van begeleiding en verpleging van het slachtoffer, voor zover de begeleiding en de verpleging

112 HR 26 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2775, NJ 2002/216 (Oogmerk-arrest).

anders door professionele hulpverleners waren verricht.114 De materiële vergoeding is in deze zin dus ook beperkt. Verder bepaalt artikel 6:108 lid 1 limitatief aan welke personen bij aansprakelijkheid wegens iemands overlijden een vordering tot schadevergoeding wegens het derven van levensonderhoud toekomt.115

Uit onderzoek is gebleken dat er zeker draagvlak bestaat voor het toekennen van het recht op vergoeding van affectieschade aan naasten en nabestaanden en dat een dergelijke schadevergoeding een positief effect zal hebben op het verwerkingsproces.116 In 2010 is een wetsvoorstel met betrekking tot affectieschade door de Eerste Kamer werd verworpen117, maar in juli 2015 heeft de minister van Veiligheid en Justitie een nieuw voorstel met betrekking tot onder meer affectieschade ingediend.118

Wetsvoorstel 34 257 voegt bepalingen met betrekking tot vergoeding van affectieschade toe aan de regeling voor schadevergoeding voor derden bij personenschade. In beginsel wordt aan een vaste kring van gerechtigden in gevallen waarin het slachtoffer ernstig en blijvend letsel heeft of is komen te overlijden, een gemaximeerd bedrag aan immateriële schadevergoeding toegekend. Dit bedrag varieert volgens Wetsvoorstel 34 257 tussen EUR 12.500 en EUR 20.000. Alleen derden die een zeer nauwe band met het slachtoffer hebben komen in

aanmerking voor een schadevergoeding. De voorgestelde artikelen 6:107 lid 2 BW en 6:108 lid 4 BW bepalen welke derden vallen onder de ‘zeer nauwe band’ norm. Er is ook een hardheidsclausule opgenomen die bepaalt dat indien de derden niet in de hiervoor genoemde artikelen zijn opgenomen ook een vergoeding toekomt indien zij in zodanige nauwe en persoonlijke relatie tot het slachtoffer staan, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat ook zij tot de kring van gerechtigden moeten worden gerekend. Bepalend is de intensiteit, de aard en de duur van de relatie.119 Verder moet het gaan om ernstig en blijvend letsel bij het slachtoffer wil er sprake kunnen zijn van vergoeding van immateriële schade. Bij een blijvende functiestoornis van 70% of meer zal sprake zijn van ernstig en blijvend letsel, maar ook als de combinatie van de lichamelijke en/of uiterlijk waarneembare component van het letsel kan een dusdanige ernstige verstoring van het wezenlijk contact tussen het

114

HR 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2912, NJ 1999, 564 (Kruidhof). 115

Parl. Gesch. Boek 6 BW, p.396/7. 116 Akkermans e.a. 2015, p 2.

117 Eerste Kamer der Staten-Generaal, 28.781 Affectieschade, 19 april 2011, te vinden op:

https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/28781_affectieschade (laatst geraadpleegd op 24 juni 2016). 118 Kamerstukken II 2014/2015, 34257, nr. 2.

slachtoffer en diens naasten met zich meebrengen kan worden gesproken van ernstig en blijvend letsel.120

Gebleken is dat het lastig is een sluitend antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zoals gesteld aan het begin van dit hoofdstuk. In beginsel is het antwoord heel simpel, want kort gezegd zal na implementatie vergoeding van affectieschade gevorderd kunnen worden door derden. Deze vergoedingen zijn wel gefixeerd en worden alleen toegekend indien aan de hiervoor genoemde strikte voorwaarden is voldaan. Hoe deze voorwaarden zich zullen

uitkristalliseren en wat het uiteindelijk precies zal betekenen voor de praktijk is vooralsnog alleen maar gissen. Wel kan geconcludeerd worden dat de literatuur over het algemeen zeer positief is over Wetsvoorstel 34 257.121 De gedachte die aan het voorstel ten grondslag ligt, namelijk het ondersteunen en verbeteren van de positie van naasten en nabestaanden wordt omarmd en een afwijzing van het voorstel zou een slechte ontwikkeling zijn.122 Het voorstel is (nog) niet perfect, maar het feit dat de immateriële schade die derden lijden in de toekomst voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen levert hoofdzakelijk positieve reacties op.

120

Kamerstukken II 2014/2015, 34257, 3, p. 15-16 (MvT). 121 Zie hiervoor onder meer Kolder 2014, p. 20, Rijnhout 2014, 122 Rijnhout 2014

Literatuurlijst

Blok 2016

P.W. Blok, ´Zorgschade: de bredere context’, AV&S 2016/3, afl. 1, p. 17-27. Akkermans e.a. 2015

A.J. Akkermans e.a., Slachtoffers en aansprakelijkheid. Een onderzoek naar behoeften, verwachtingen

en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele aansprakelijkheidsrecht. Deel II: Affectieschade, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers 2015.

Hartlief 1997

T. Hartlief, Ieder draagt zijn eigen schade (Oratie Leiden), Deventer: Kluwer 1997. Hartlief 2001

T. Hartlief, ‘Affectieschade: vergoeden of erkennen?’, NTBR 2003/2, p 72-82. Hartlief 2008

T. Hartlief, ‘Handhaving in het aansprakelijkheidsrecht. Op weg naar een betere samenleving?’,

WPNR 2008/6772, p. 769-777. Asser/Hartkamp & Sieburgh 2013

A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh, Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands

Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel II. De verbintenis in het algemeen, tweede gedeelte,

Deventer: Kluwer 2013.

Asser/Hartkamp & Sieburgh 2015

A.S. Hartkamp en C.H. Sieburgh, Mr. C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlands

Burgerlijk Recht 6. Verbintenissenrecht. Deel IV. De verbintenis uit de wet, Deventer: Kluwer 2015. Kolder 2014

A. Kolder, ‘Derdenschade. Verslag van het 8e

Gronings Letselschadecongres’, PIV-Bulletin december 2014, p. 18-21.

Lindenbergh 1998

S.D. Lindenbergh, Smartengeld, (diss. Leiden) Deventer: Kluwer 1998. Lindenbergh 2008

Lindenbergh, GS Schadevergoeding

S.D. Lindenbergh, ‘2.4 Lichamelijk letsel (lid 1 onder b), in: S.D. Lindenbergh, Groene Serie Schadevergoeding, Deventer: Kluwer (losbladig en online).

Lindenbergh 2014

S.D. Lindenbergh, ‘Op weg naar erkenning van naasten’, WPNR 2014/7033, p. 855-857. Oosterveen e.a., Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek

Oosterveen & Frenk/Lindenbergh in: ‘Schadevergoeding bij letsel; verweermiddelen bij: burgerlijk Wetboek 6, Artikel 107’in Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Deventer: Kluwer (losbladig en online).

Overes 2016

J.S. Overes, ‘Het wetsvoorstel ter vergoeding van affectieschade: enkele gedachten en suggesties’,

TVP 2016/1, p. 18-27. Pans 2014

E. Pans, ‘Een tweede leven voor het wetsvoorstel affectieschade?’, TLP 2014/1, p 17-21. De Ridder 2016

M.J.J. de Ridder, ‘Het wetsvoorstel affectieschade’, TvGR 2016, p. 4-14 Rijnhout 2010

R. Rijnhout, ‘Wetsvoorstel affectieschade verworpen door de Eerste Kamer’, TVP 2010/2, p. 37-41. Rijnhout 2014

R. Rijnhout, ‘Consultatievoorstel vergoeding voor zorg- en affectieschade: twee of zelfs drie stappen vooruit?’, NTBR 2014/39

Spier e.a. 2015

J. Spier e.a., Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding. Studiereeks burgerlijk recht 5, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Verheij 2001

A.J. Verheij, ‘Contouren wetsvoorstel vergoeding affectieschade’, NJB 2001/32, p. 1562-1569. Verheij 2014

A.J. Verheij, ‘Wetsvoorstel zorg- en affectieschade. Een evenwichtsoefening tussen hanteerbaarheid en individuele rechtvaardigheid’, Verkeersrecht 2014/6, p.218-227.

Verheij 2015

A.J. Verheij, ‘Verkeersrecht ANWB, Nieuwe inzichten over vergoeding van immateriële schade?, VR 2015/24.

Verheij 2015

A.J. Verheij, ‘Verkeersrecht ANWB, Wetsvoorstel zorg- en affectieschade’, VR 2014/95. Wijnakker 2010

C.P.J. Wijnakker, ‘Vergoeding van affectieschade: via het EVRM ook in Nederland mogelijk’, VR 2010/11.

Jurisprudentie

Europese Hof voor de Rechten van de Mens

EHRM 3 april 2001, 27229/95, BJ 2001/52 (Keenan/Verenigd Koninkrijk).

EHRM 10 mei 2001, 29392/95, EHRC 2001/46, m.nt. E. Brems (Z./Verenigd Koninkrijk).

EHRM 14 maart 2002, 46477/99, EHRC 2002/36, m.nt. G. de Jonge (Edwards/Verenigd Koninkrijk). EHRM 17 maart 2005, 50196/99, Q&A 2005/65 (Bubbins/Verenigd Koninkrijk).

EHRM 31 mei 2007, 7510/04 (Kontrova/Slowaijke). Hoge Raad

HR 8 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4562, NJ 1984,717, m.nt. C.J.H. Brunner (Van der

Heijden/Holland).

HR 30 oktober 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0034, NJ 1988,277, m.nt. L. Wichers Hoeth (Naturistengids).

HR 8 juli 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0665, NJ 1992/714 (AMC/O).

HR 21 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2286, NJ 1999/145 (Wrongful birth). HR 15 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2654, NJ 1998/624 (Vehof/Helvetia). HR 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2912, NJ 1999, 564 (Kruidhof). HR 28 mei 1999, NJ 1999/614 (H./Stichting Gezondheidszorg).

HR 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7041, NJ 2000, 734, m.nt. A.R. Bloembergen (Baby Joost).

HR 27 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1337, NJ 2002,91.

HR 26 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2775, NJ 2002, 216, m.nt. J.B.M. Vranken (Oogmerk-

arrest).

HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002, 240, m.nt. J.B.M. Vranken (Taxibus-

arrest).

HR 20 september 2002, NJ 2004, 112, m.nt. J.B.M. Vranken (Coma). HR 6 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5891, NJ 2003, 504.

HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721, NJ 2005/391, m.nt. J.B.M. van der Vranken (Groningen/Lammerts).

HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213, NJ 2006,606 (Baby Kelly). HR 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998, NJ 2009,387 (Rijnstate/R.).

HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8583, NJ 2010,387, m.nt. J.B.M. Vranken. (Vilt-arrest). HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519, NJ 2012,410.

HR 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2740, NJ 2015, 3.

HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:933, RvdW 2015/585 (Grensrechterzaak). HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600.

Gerechtshof

Hof Amsterdam 2000, ECLI:NL:GHAMS:2000:AK4243, VR 2000/86.

Hof ‘s-Hertogenbosch 10 juni 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1717, VR 2015/12. Hof ’s-Hertogenbosch 26 augustus 2014, ECLI:NLGHSHE:2014:2964, JA 2014/9.

Hof Arnhem-Leeuwarden 16 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9440, JA 2015,42, m.nt. I. van der Zalm. (Bradaric).

Hof ’s-Hertogenbosch 23 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:637. Rechtbank

Rb. ‘s-Hertogenbosch 18 maart 1994, VRS 2000/897.

Rb. Amsterdam 20 juli 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6128.

Rb. Rotterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10164, NJF 2014/121.

Rb. Midden-Nederland 24 december 2014, ECLI:NL:RBMNE:2015:5859, NJF 2015/152. Rb. Noord-Nederland 11 februari 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:507, Prg. 2015/84 (Vaatstra). Rb. Noord-Nederland 24 november 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:5389, NJFS 2016/36. Rb. Rotterdam 16 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9882, NFJ 2016/139.

Parlementaire stukken

Kamerstukken en Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kamerstukken II 2000/01, 27 400 VI, nr. 70. Kamerstukken II 2002/2003, 28781, 3 (MvT). Kamerstukken II 2002/2003, 28 781, nr. 12. Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 2. Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 3 (MvT).

Kamerstukken en Handelingen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Kamerstukken I 2004/2005, 28 781, A.

Kamerstukken I 2004/2005-2009/2010, 28 781, nr. 38. Kamerstukken I 2008/09, 28 781, nr. 34.

BIJLAGE 1123

Ernstig en blijvend letsel

Overlijden Ernstig en blijvend letsel door een misdrijf

Overleden door een misdrijf Echtgenoten en

geregistreerde partners (sub a) € 15.000 € 17.500 € 17.500 € 20.000 Levensgezellen (sub b) € 15.000 € 17.500 € 17.500 € 20.000 Minderjarige kinderen en ouders (c en d) € 15.000 € 17.500 € 17.500 € 20.000 Meerderjarige thuiswonende kinderen en ouders (sub c) € 15.000 € 17.500 € 17.500 € 20.000 Pleegkinderen en ouders (sub e en f) € 15.000 € 17.500 € 17.500 € 20.000 Meerderjarige niet- thuiswonende kinderen en ouders (sub c en d) € 12.500 € 15.000 € 15.000 € 17.500

Zorg in gezinsverband (sub e en f)

€ 12.500 € 15.000 € 15.000 € 17.500

Overige nauwe persoonlijke relaties (sub g)

€ 12.500 € 15.000 € 15.000 € 17.500

Achter de in de eerste kolom omschreven relaties staan tussen haakjes de letters van de daarmee corresponderende in de artikelen 6:107 lid 2 en 6:108 lid 4 BW omschreven categorieën naasten.