• No results found

Conclusie en aanbevelingen

Hieronder volgt de beantwoording van de onderzoeksvragen zoals gesteld in het Plan van Aanpak:

Zijn er uit het her in te richten beekdal en de aangrenzende randzones van het beekdal archeologische vindplaatsen bekend? Zo ja, wat is de locatie, aard, datering en omvang ervan?

In het her in te richten beekdal zelf zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Wel zijn in de aangrenzende randzones zoals in de noordelijk gelegen tak van de Regge (de Oude beek) beschoeiingsresten en palenrijen gevonden. Ten oosten van de huidige Reggeloop zijn een bijl uit het neolithicum of de bronstijd gevonden en in de stadsgracht van Goor een ruiterspoor en een lemmet van een mes.

Wat is er bekend over de ontginning, de indeling, de inrichting en het gebruik van het beekdal door de tijd heen?

De Regge is tussen 1912 en 1929 gekanaliseerd. Hiervoor was het een

meanderende stroom. De gronden aan weerszijden waren grotendeels in gebruik als hooiland. De Regge heeft haar loop vermoedelijk gevonden in een reeds in de (voor)laatste ijstijd ontstaan dal.

Wat is de bodemopbouw van het beekdal en wat kan worden gezegd over de positie en ouderdom van beeklopen en –meanders in vroeger tijd?

Volgens de bodemkaart van Nederland bevinden zich binnen het plangebied moerige eergronden met een moerige bovengrond op zand en beekeergronden met een zavel- of kleidek van 15 à 40 cm dik en zijn de bodems vergraven. Gezien het voorkomen van met name beekeerdgronden tussen de westelijk gelegen stuwwal (Herikerberg) en de oostelijk gelegen hogere dekzandgronden zal het vroegere beekdal breder zijn geweest en zal overstromingen veroorzaakt hebben.

Het beeld van een lage ligging over een breedte van enkele honderden meters.

De laatste paar honderd jaar meandert de Regge in de huidige laagte.

Op een kaart uit de 18e eeuw is te zien dat in het uiterste noorden van het her in te richten gebied de Regge zich splitst. Circa 100 m ten zuiden hiervan mondt een ander beekje uit in de Regge. Op jongere kaarten is de beekloop die uitmondt in de Regge niet meer zichtbaar.

Waar is sprake van locaties of zones van (mogelijk) grote archeologische waarde, bijvoorbeeld zandkoppen of –ruggen in de beekdalbodem, historische

bebouwing en infrastructuur en waar is sprake van een hoge trefkans op bijvoorbeeld een voorde, brug of watermolen?

Uit historische kaarten blijkt niet dat er bijvoorbeeld voordes in de rivierloop aanwezig waren. Direct ten westen ligt wel een dekzandkopje. Deze valt echter buiten de her in te richten zone. Ten zuiden van de spoorlijn ligt aan de oostzijde van de Regge een opvallende landschapsstructuur. Dit betreft een min of meer ronde vorm met een diameter van circa 200 m, waarvan de ongeveer 20 m buitenring tot ongeveer 1 m hoog is. De Regge snijdt de flank van de ringvormige

structuur aan. Mogelijk maakte de huidige beekloop deel uit van een omgrachting.

Welke informatie is er beschikbaar over verstoringen van de bodem als gevolg van ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen en

landinrichting?

Volgens de bodemkaart van Nederland is de bodem langs de Regge vergraven.

Op basis van een studie van het AHN kan gesteld worden dat een perceel direct ten zuiden van de spoorlijn aan de oostzijde van het plangebied verlaagd is. Bij de kanalisatie van de Regge heeft ook verstoring plaatsgevonden.

Welke archeologische verwachting kan aan het her in te richten beekdal worden toegekend voor de bovenste 1 meter van de bodem? In hoeverre is het mogelijk om deze verwachting te specificeren naar aard (type), datering en omvang van de vindplaats(en)?

De opvallende landschapsstructuur is mogelijk een geologisch fenomeen als een pingoruïne of een mogelijke walburcht uit de volle middeleeuwen.

Ter plaatse van de voormalige monding van een beek in de Regge kunnen resten van kunstwerken, beschoeiingen of palenrijen uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd verwacht worden.

Wat kan worden gezegd over de aanwezigheid van archeologische resten in dieper gelegen sedimenten, d.w.z. sedimenten die door veen of een laag van beeksedimenten worden afgedekt?

Veen of beeksedimenten dikker dan een meter worden niet verwacht. Dieper dan een meter worden geen archeologisch resten anders dan bij de vorige vraag beantwoord niet verwacht.

Welke methoden en technieken van veldonderzoek zijn er nodig om de

gespecificeerde archeologische verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen en aan te vullen?

Als het binnen de planontwikkeling mogelijk is graafwerkzaamheden in de landschapsstructuur te vermijden, strekt dit tot de aanbevelingen. De aard van de ringvormige structuur kan vooraf eventueel getoetst worden middels

grondboringen. Ook moet rekening worden gehouden dat de beekloop deel uitmaakte van een gracht om de wal. Indien daadwerkelijk gegraven wordt in de landschapsstructuur en de belendende beek is het wenselijk de

grondwerkzaamheden bij dit deel archeologisch te begeleiden en een profielopname te maken. Een archeologische begeleiding onder protocol

opgraven is ook aan te raden ter plaatse van de voormalige monding van de beek in de Regge die zichtbaar is op een topografische kaart uit de 18e eeuw. Vooraf aan de uitvoering van een archeologisch begeleiding dient een Programma van Eisen opgesteld te worden.

De landschapsstructuur valt grotendeels buiten geplande werkzaamheden. Maar het verdiend aanbeveling om nader onderzoek te doen naar dit fenomeen. Dit zou kunnen door booronderzoek waarbij circa 25 grondboringen in twee kruisende raaien worden gezet, waarbij de afstand tussen de boringen 15 à 20 m bedraagt. Hiermee kan een beeld worden gevormd van de bodemopbouw in, op en om de wal, waardoor meer duidelijkheid wordt verkregen over het nut, de functie of de oorsprong van het fenomeen.

Bovenstaand advies is beoordeeld en wordt onderschreven door de adviseur van bevoegde overheid (gemeente Hof van Twente).26

26Beoordeling rapportage archeologisch onderzoek. Opgesteld door H. Oude Rengerink d.d. 2 november 2015.

Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister van OCW (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.