• No results found

In het conceptuele model van dit onderzoek (figuur 2.3) zijn een aantal figuren die eerder in dit hoofdstuk naar voren zijn gekomen, samengevoegd. Hier is te zien dat het ontwerp van een pilot van invloed is op de effecten. Om uitspraken te kunnen doen over het succes van een pilot, worden de effecten vergeleken met de criteria voor succes. In dit onderzoek is gekozen voor het overeenkomen van de behaalde effecten met de pilot- dan wel actordoelen als het criterium voor succes.

Figuur 2.3. Conceptueel model. Bron: Auteur.

De belangrijkste relatie in dit onderzoek is die van het ontwerp op de effecten van de pilot. Deze relatie en de bijbehorende verwachtingen, besproken in paragraaf 2.5, zijn van belang omdat deze de basis vormen voor het formuleren van aanknopingspunten voor de ontwerpaspecten en daarmee helpen om de onderzoeksvraag te beantwoorden.

Hoofdstuk 3. Methoden

3.1. Onderzoeksstrategie

Het theoretisch kader, dat in het tweede hoofdstuk is opgesteld, is vergeleken met bevindingen uit de empirie. In het onderzoek is gekeken naar de keuzes die in het ontwerp van de pilot zijn gemaakt, welke effecten de pilot heeft gehad en of deze effecten maken dat de pilot als succesvol gezien kan worden. Met andere woorden: de tweede, derde en vierde deelvraag zijn aan de empirie getoetst. Omdat de onderzoeksvragen zich lenen voor een diepteonderzoek, is het empirische onderzoek kwalitatief van aard (Patton, 2002, p. 14). Het onderzoek verliep volgens de strategie, weergegeven in figuur 3.1. Deze strategie bestond uit vijf globale stappen, die hieronder worden toegelicht.

Figuur 3.1. Weergave van onderzoeksstrategie. Bron: Auteur.

Stap 1: voorbereiding

In de eerste stap van het onderzoek (voorbereiding) vond de casusselectie plaats en werd het codeboek opgezet. Wanneer Yin’s (2014) redenatie gevolgd wordt (zie tabel 3.1.) is te zien dat een casestudy voor dit onderzoek de meest geschikte methode is in dit onderzoek. De vraagstelling van het onderzoek bevat namelijk vooral “hoe” en “waarom” vragen, het bestuderen van pilots vereiste geen controle over het gedrag (behavioural events) van de actoren en het fenomeen pilot is een eigentijdse gebeurtenis. De casusselectie en de onderliggende argumentatie zijn te vinden in paragraaf 3.5. Het codeboek is te vinden in bijlage 3.

Tabel 3.1. Relevante situaties voor verschillende onderzoeksmethoden. Bron: bewerking op: Relevant Situations for Different Research Methods, Yin, 2014, p. 9.

Methode Type

onderzoeksvragen

Vereist controle over behavioural

events

Legt nadruk op eigentijdse gebeurtenissen

Experiment hoe, waarom ja ja

Enquête wie, wat, waar, hoeveel

nee ja

Archief analyse

wie, wat, waar, hoeveel

nee ja/nee

Historisch hoe, waarom nee nee

Casestudy hoe, waarom nee ja

Stap 2: retrospectieve casestudies

In de tweede stap van het onderzoek zijn twee retrospectieve (afgelopen casussen) bestudeerd. Voor het onderzoek was het van belang dat deze casussen afgelopen zijn, omdat daardoor zowel de ontwerpaspecten als de effecten er van te achterhalen waren. Informatie over de casussen is vergaard uit twee verschillende databronnen, interviews en documentanalyse, zodat er triangulatie optreedt (Vennix, 2011, p. 340; Yin, 2014, p. 119). De interviews waren semigestructureerde diepte- interviews aan de hand van een interview guide (Patton, 2002, p. 343 & 344). De interviews werden gehouden met verschillende betrokkenen van een casus. Met toestemming van de respondenten zijn de interviews opgenomen en daarna getranscribeerd. Deze transcripten zijn de ‘onbewerkte data’ en worden opgenomen in de casestudy database.

Het analyseren van de transcripten ging op de volgende manier; eerst werden de transcripten doorgebladerd waarbij aantekeningen werden gemaakt, vervolgens werden de transcripten nog eens aandachtig gelezen en daarna begon het coderen. Voor het coderen is het opgestelde codeboek gebruikt. Het coderen werd binnen een casus zo veel mogelijk ‘horizontaal’ gedaan. Alle interviews zijn naast elkaar gelegd en per categorie gecodeerd. Dit zorgt ervoor dat alle interviews op dezelfde manier werden geïnterpreteerd.

Bij de documentanalyse zijn de ‘onbewerkte’ documenten opgenomen in de casestudy database. Vervolgens werd een inhoudsanalyse uitgevoerd om de documenten te interpreteren (Vennix, 2011, p. 263, 263). Dit gebeurde aan de hand van hetzelfde codeboek en ook zo veel mogelijk ‘horizontaal’. Zowel bij het coderen van de interviews als van de documentanalyse, zijn notities gemaakt volgens het opgestelde notitieschema (zie bijlage 4).

Stap 3: aanpassen theoretisch kader

In de volgende stap zijn de uitkomsten uit de retrospectieve casestudies vergeleken met de vooropgestelde verwachtingen uit het theoretisch kader. Op basis van dit empirische bewijs werd het theoretisch kader aangepast en daarmee was het theoretisch kader “af”. Na de derde stap zijn dus de tweede en derde deelvraag van het onderzoek beantwoord.

Na het aanpassen van het theoretisch kader werd dat kader toegepast op een prospectieve (lopende) casus. Van deze casus zijn de effecten nog niet bekend, waardoor het onderzoek zich slechts beperkte tot het formuleren van verwachtingen en het doen van aanbevelingen, om de successen van een pilot te vergroten. Evenals in de tweede stap, is er een interview gehouden en is er een documentanalyse uitgevoerd. Daarnaast is er op een bewonersavond een vragenlijst uitgedeeld aan 14 bewoners van de vogelbuurt. Deze vragenlijst is te vinden in bijlage 2. De analyse van het interviewtranscript en de documenten gebeurde op dezelfde manier als bij de retrospectieve casussen. Het analyseren van de vragenlijsten ging op de volgende manier; eerst werden de ingevulde vragenlijsten uitgewerkt in een document. Dit document werd vervolgens aan de casestudy database toegevoegd en gecodeerd aan de hand van het codeboek. Ook bij de prospectieve casus is er sprake van triangulatie en ook hier is de informatie opgenomen in een casusbeschrijving.

Stap 5: conclusies trekken

Tenslotte is het aangepaste theoretisch kader gebruikt om aanknopingspunten voor het ontwerp van een pilot te formuleren en daarmee de onderzoeksvraag te beantwoorden.