• No results found

Collectieve goederenspel (klaslokaalexperiment 2)

Dit klaslokaalexperiment illustreert de betalingsbereidheid voor collectieve goederen door middel van een kaartspel. In iedere ronde maken de deelnemers een keuze uit twee rode en twee zwarte kaarten welke twee kaarten gegeven worden aan de docent. Een zwarte kaart heeft geen opbrengsten, een rode wel. De opbrengst van iedere deelnemer hangt af van de rode kaarten die hij/zij zelf houdt en van de rode kaarten die door heel de klas aan de docent worden gegeven.

Leerdoelen

§ Illustratie van de betalingsbereidheid van de collectieve goederen (het eigen belang en het gezamenlijke belang);

§ Illustratie van de noodzaak van een overheid;

§ Illustratie van het effect op de uitkomsten van het collectieve goederenspel indien het spel meerdere rondes wordt gespeeld.

Fase 1 Voorbereiding Benodigdheden § De instructies § Een kaartspel § Opbrengstenformulieren § Logboek leerlingen

§ Een instrument om de speelronde mee te beginnen en te eindigen (bijvoorbeeld een bel of fluitje)

§ Een 10-zijdige dobbelsteen (wanneer een continueringskans wordt gebruikt) Aandachtspunten

§ Er moet gezorgd worden voor een proefwerkopstelling.

§ Na afloop van iedere speelronde krijgen alle leerlingen weer twee rode en twee zwarte kaarten terug.

Tijdsduur

In tabel 16 wordt de tijdsduur weergegeven. Tabel 16: Tijdsduur in minuten

Activiteit Tijdsduur (in minuten)

Voorbereiding Instructie

Uitvoering per ronde

30 10

5 min. x 5 rondes

Totaal 65

Beloning

De speler die na vijf rondes de hoogste opbrengst heeft behaald, is de winnaar en krijgt de vastgestelde beloning (bijvoorbeeld een chocoladereep). Wanneer leerlingen ex aequo op de eerste plaats eindigen, wordt de winnaar van de reep bepaald door een gooi met de 10- zijdige dobbelsteen.

Fase 2 Instructie

Iedereen in de klas krijgt vier kaarten; twee zwarte kaarten en twee rode kaarten. Het maakt voor dit experiment niet uit wat er op de kaart staat (aas, boer, tien, drie etc.), alleen de kleur is van belang.

1. Het experiment bestaat uit vijf rondes van 8 minuten. Bij elke ronde geeft ieder van jullie mij twee kaarten (beeld naar beneden), de andere twee houd je zelf:

a. Elke rode kaart die je zelf houdt, levert jou € 4,- op.

b. Elke rode kaart die je aan de docent geeft, levert ieder in de klas € 1,- op. c. Zwarte kaarten leveren niets op.

2. Er mag niet overlegd worden tijdens de speelrondes OF TIJDENS HET INVULLEN VAN JE LOGBOEK.

3. Na iedere ronde:

a. bereken je de opbrengst van de rode kaart(en) die je zelf hield (kolom 2); b. telt de docent het ontvangen aantal rode kaarten en deel ik mee hoeveel ieder

daardoor krijgt uitbetaald (kolom 3); c. vul je het opbrengstenformulier in.

4. Na ronde 1, 3 en 5 maak je de vragen in je logboek. Je krijgt je eigen kaarten terug voor de volgende speelronde.

Fase 3 Uitvoering

Het uitvoeren van het experiment bestaat uit het uitdelen van de opbrengstenformulieren en kaarten, waarna de eerste ronde gespeeld kan worden. De leerlingen krijgen een minuut denktijd. Daarna komt de docent de speelkaarten ophalen. De docent begint links voor met de kaarten ophalen en gaat zo de rijen af. Het is belangrijk dat de docent de kaarten goed ophaalt en nadenkt over de volgorde, omdat hij daarna weer iedereen zijn eigen kaarten moet teruggeven. De docent vertelt nu hoeveel rode kaarten er zijn ingeleverd en wat de opbrengst is voor de groep. De leerlingen moeten dit in het opbrengstenformulier invullen. Daarnaast moeten de leerlingen ook hun eigen opbrengst invullen. De leerlingen krijgen nu de kaarten weer terug. De docent moet nu de volgorde omdraaien, zodat iedereen zijn kaarten terugkrijgt. Vervolgens kan de tweede ronde beginnen. Na drie rondes krijgt de klas de gelegenheid om met elkaar te overleggen. De docent verlaat het lokaal voor een paar minuten. Het gewenste aantal rondes is vijf.

Fase 4 Nabespreking (verwerking)

Tijdens de nabespreking worden de resultaten van het experiment besproken en worden de leerdoelen duidelijk gemaakt.

In de eerste drie rondes zullen de deelnemers meeliftgedrag vertonen. Sommigen zullen hun rode kaarten niet inleveren. In de laatste twee rondes zal er niet bijgedragen worden, omdat de deelnemers de gelegenheid krijgen om met elkaar te overleggen. Het eigen belang wordt vooropgesteld. Tijdens de nabespreking zou de nadruk gelegd kunnen worden op de

noodzaak van een overheid. Hierbij kan worden gebruikgemaakt van het logboek dat door leerlingen is ingevuld.

Opbrengstenformulier

Naam: ………

(1) (2) (3) (4) (5)

Ronde Zelf gehouden aantal rode kaarten

(0, 1 of 2) x € 4 Aantal rode kaarten in de klas x € 1 Totale opbrengst per ronde Totale opbrengst cumulatief 1 2 3 4 5

Logboek

Naam: ……… Na ronde 1

1. Wat heb je zelf gekozen, waarom? Wat zag je in de klas gebeuren?

Na ronde 3

2. Heb je iets veranderd in de rondes 2 en 3? Zo ja, wat? Is er ook iets veranderd in de gehele groep? Waardoor komt dat denk je?

Na ronde 5

3. Heb je weer iets veranderd in de rondes 4 en 5? Zo ja, wat? Is er in de gehele groep iets veranderd? Waardoor komt dat denk je?

Bijlage 6: Schoolexamen 4

Meer of minder overheid?

Bij de beantwoording van de vragen in deze opgave moet je soms gebruikmaken van informatiebron 1 en 2.

Dieuwertje heeft, sinds kort, haar eerste echte baan. Op haar eerste loonspecificatie staat vermeld hoeveel er van haar brutosalaris afgaat.

Gebruik informatiebron 1.

2p 6 Bereken hoeveel procent van het brutoloon Dieuwertje in totaal betaalt aan loonheffing en sociale premies. Schrijf je berekening op.

Tegen haar vriend Rayan vertelt ze dat ze toch wel erg veel betaalt aan de overheid. Rayan legt haar uit: “De loonheffing en de premies voor de sociale verzekeringen leiden tot een herverdeling van de primaire inkomens (= inkomens vóór belasting). Daardoor kan het aantal sociale uitkeringen in Nederland dalen.”

1p 7 Hieronder staan vijf economische verschijnselen. 1 herverdeling primaire inkomens

2 toename bestedingen bij lage inkomens 3 toename koopkracht bij lage inkomens 4 toename werkgelegenheid

5 daling aantal sociale uitkeringen

In welke regel staan deze verschijnselen zo dat een logische gedachtegang ontstaat? A 1 à 2 à 3 à 4 à 5 B 1 à 2 à 4 à 3 à 5 C 1 à 3 à 2 à 4 à 5 D 1 à 3 à 4 à 2 à 5 E 1 à 4 à 2 à 3 à 5 F 1 à 4 à 3 à 2 à 5

“Volgens mij”, zegt Dieuwertje “is een aantal sociale uitkeringen, zoals de bijstandsuitkering, te hoog. Laat de overheid beginnen deze te verlagen en je zult zien dat het aantal uitkeringen afneemt.”

1p 8 Leg de redenering van Dieuwertje uit, dat als de bijstandsuitkering verlaagd wordt, het aantal bijstandsuitkeringen afneemt.

Dieuwertje vervolgt: “Bovendien blijft het aantal inactieven groeien. En het zijn de werkenden (ik dus nu ook) die de premies betalen waaruit de

uitkeringen gefinancierd worden.”

Gebruik informatiebron 2.

1p 9 In 2016 werd de i/a-ratio berekend op 0,46. In hetzelfde jaar waren er 6,2 miljoen geregistreerde actieven.

à Bereken het aantal inactieven in 2016. Schrijf je berekening op.

2p 10 Dieuwertje: ”Volgens mij kan het hoge aantal inactieven ook leiden tot nog meer werkloosheid.”

à Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.

Doe het zo: Noteer de nummers (1), (2), (3) en (4) op je antwoordblad. Vul bij de nummers de juiste woorden in. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

Door het hoge aantal inactieven moet de groep actieven een …(1)... (hogere / lagere) premie voor de sociale zekerheid betalen. Daardoor …(2)… (daalt / stijgt) het besteedbaar inkomen van de actieven. Vervolgens kan dit leiden tot ...(3)… (meer / minder) productie en uiteindelijk tot …(4)… (meer / minder) werkloosheid.

2p 11 “Het is juist de overheid die met het ontvangen belastinggeld voor veel banen zorgt”, zegt Rayan. “Ik kan daar talloze voorbeelden van

noemen ….”

à Maak met een voorbeeld duidelijk dat de overheid met het

ontvangen belastinggeld zorgt voor werkgelegenheid. Licht je antwoord toe.

Meer of minder overheid?

informatiebron 1 deel van de salarisspecificatie van Dieuwertje

informatiebron 2 de i/a-ratio loongegevens sociale premies € 108 loonheffing € 732 nettoloon € 1.560 i/a-ratio =

De i/a-ratio geeft de verhouding weer tussen het aantal

uitkeringsgerechtigden (inactieven of niet-actieven) en diegenen die de uitkering betalen (actieven).

aantal inactieven aantal actieven

Meer of minder overheid?

6 maximumscore 2

voorbeeld van een juiste berekening:

• brutoloon: € 108 + € 732 + € 1.560 = € 2.400 1p

• € 840 / € 2.400 × 100% = 35% 1p

7 maximumscore 1

C

8 maximumscore 1

voorbeeld van een juiste uitleg:

Het verschil tussen het (minimum)loon en de bijstandsuitkering wordt dan groter, waardoor er een prikkel gegeven wordt om te gaan werken in plaats van een uitkering te ontvangen.

9 maximumscore 1

voorbeeld van een juiste berekening: 0,46 x 6.200.000 = 2.852.000 10 maximumscore 2 (1) hogere (2) daalt (3) minder (4) meer

indien vier juist 2p indien drie of twee juist 1p indien één of geen juist 0p

Opmerking

Let op mogelijke doorwerkfouten. 11 maximumscore 2

voorbeelden van een juist voorbeeld en toelichting:

• De overheid investeert in de infrastructuur 1p • Deze investeringen leveren werk op voor bedrijven 1p of

• De overheid verzorgt sociale uitkeringen 1p

• waardoor de bestedingen van burgers toenemen en er meer

geproduceerd moet worden 1p

of

• De overheid is een grote werkgever 1p

Bijlage 7: Analyse schoolexamen 3