• No results found

In deze handleiding worden de vragen uit het codeboek, indien nodig, verder toegelicht. Het codeboek is ingedeeld in 4 secties namelijk algemene informatie over de te coderen inhoud en inhoud gerelateerde informatie over de gecommuniceerde identiteit, gemedieerde legitimiteit en reflectief communicatiemanagement. Het is van essentieel belang dat deze handleiding continue geraadpleegd wordt bij het beantwoorden van de vragen.

Algemene informatie

A1: Vink aan van welke organisatie je een bericht gaat coderen. A2: Noteer het getal.

A3: Een profit-organisatie wordt gedefinieerd als een organisatie waarbij de bedrijfsvoering gericht is op het maken van winst. Een non-profitorganisatie is een organisatie waarbij de bedrijfsvoering niet gericht is op het maken van winst. Bij het trekken van de steekproef zijn Albert Heijn, Heineken en ING als profit-organisaties naar voren gekomen en Wereldnatuur Fonds, Greenpeace en Oxfam Novib als non-profitorganisaties. Mocht het in de communicatie lijken alsof de organisaties niet aansluiten bij de definiëring laat dit dan weten aan de onderzoeker.

A4: Noteer de datum in dag-maand-jaar formaat.

A5: Voor het analyseren van het Facebookbericht mag ook een afbeelding of een video gebruikt worden. Als er bijvoorbeeld een video bij staat, kijk die dan helemaal en let op woorden die de waarde kunnen omschrijven. Als er niets bij de post staat codeer dan niet van toepassing.

A6 – A8: Noteer het getal.

Inhoud gerelateerde informatie: identiteit

B: De waarden die organisaties aanhangen komen in communicatieboodschappen naar voren en vormen daarmee indicatoren van de organisatorische identiteit. Deze waarden kunnen instrumentele waarden zijn. De vragen bij onderdeel B gaan over de instrumentele waarden van de organisatie en kunnen gedefinieerd worden als de waarden die de organisatie gebruikt om het dagelijks handelen te verklaren.

B1: Behulpzaamheid heeft te maken met het werken voor de welvarendheid van anderen. Woorden die gebruikt kunnen worden om deze waarde uit te drukken zijn: welvarendheid,

hulp, steun, dienen, verbeteren en beter. Vijandigheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van behulpzaamheid. Dit heeft juist te maken met het niet willen werken voor de welvarendheid van anderen.

B2: Ambitie heeft te maken met hard willen werken om (persoonlijke) te realiseren. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: hardwerkend, aspirerend, ondernemend, gretig en energievol. Doelloos kan gezien worden als het tegenovergestelde van ambitie. Dit heeft te maken met het niet hard willen werken of geen doel hebben in het leven.

B3: Gehoorzaamheid heeft te maken met gehoorzaam zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: gehoorzaamheid, plichtsgetrouw, oplettend en flexibel.

Ongehoorzaamheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van gehoorzaamheid. Dit

heeft te maken met het niet willen luisteren naar anderen.

B4: Eerlijkheid heeft te maken met de waarheid. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: eerlijkheid, echtheid, moreel, ethisch en oprecht. Partijdigheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van eerlijkheid. Dit heeft te maken met oneerlijkheid en het partij kiezen voor één kant.

B5: Liefde heeft te maken met affectie. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: liefde, kwetsbaar, liefhebbend, geliefd, liefdadigheid en zorgzaam. Haat kan gezien worden als het tegenovergestelde van liefde. Dit heeft te maken met je afkeren of tegenkeren van bepaalde mensen of zaken in de samenleving.

B6: Structuur heeft te maken met rationaliteit. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: structuur, rationeel, rationaliteit, consistentie en bedachtzaam. Chaos kan gezien worden als het tegenovergestelde van structuur. Dit heeft te maken met ongestructureerd en irrationeel te werk gaan.

B7: Inlevingsvermogen heeft te maken met durven denken. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: inleving, durven denken, creatief, origineel, slim, ingenieus, inspirerend en vooruitziend. Onverschilligheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van inlevingsvermogen. Dit heeft te maken met het niet durven denken en verplaatsen in anderen.

B8: Vergevingsgezindheid heeft te maken met de bereidheid om excuses te aanvaarden. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: sorry, vergeving, vrijspraak, excuus, vergeven en door de vingers zien. Wraakzuchtig kan gezien worden als het tegenovergestelde van vergevingsgezindheid. Dit heeft te maken met het niet kunnen

vergeven van anderen en daarentegen juist wrok of haat te koesteren tegenover anderen. B9: Verantwoordelijkheid heeft te maken met betrouwbaar zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: verantwoordelijkheid, afhankelijkheid en betrouwbaarheid. Onverantwoordelijkheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van verantwoordelijkheid. Dit heeft te maken met onbetrouwbaar zijn en geen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen.

B10: Intelligentie heeft te maken met intelligent zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: intelligentie, reflectie en geïnformeerd. Stompzinnigheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van intelligentie. Dit heeft te maken met stompzinnig handelen en irrationeel keuzes maken.

B11: Deskundigheid heeft te maken met competenties. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: competentie, effectief, geschikt, bekwaamheid en vakkundig.

Incompetentie kan gezien worden als het tegenovergestelde van deskundigheid. Dit heeft te

maken met incompetent of onbekwaam handelen.

B12: Netheid heeft te maken met netjes zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: netheid, netjes, opgeruimd, onbezoedeld en onveranderd. Ongeordendheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van netheid. Het heeft te maken met slordig en ongeorganiseerd handelen.

B13: Onafhankelijkheid heeft te maken met zelfbewustheid. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: onafhankelijkheid, zelfbewustzijn, zelfvoorzienend autonoom en alleen. Afhankelijkheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van onafhankelijkheid. Het heeft te maken met niet op zichzelf kunnen handelen, maar daarvoor het inzicht van anderen nodig hebben.

B14: Zelfbeheersing heeft te maken met controle over jezelf hebben. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: zelfbeheersing, zelf discipline, gecontroleerd, behoudend en beheerst. Instabiliteit kan gezien worden als het tegenovergestelde van zelfbeheersing. Het heeft te maken met geen controle hebben over het eigen handelen.

B15: Beleefdheid heeft te maken met beleefdheid en gemanierd zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: beleefdheid, goed gemanierd, beschaafd en gepast. Ongemanierdheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van beleefdheid. Dit heeft te maken met ongemanierd en onbeschaafd handelen.

B16: Ruimdenkendheid heeft te maken met open-minded zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: open-minded, flexibel, tolerant, onbevooroordeeld en

onpartijdig zijn. Bekrompenheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van ruimdenkendheid. Dit heeft te maken met gesloten zijn en niet open staan voor andere inzichten.

B17: Moed heeft te maken met voor je eigen waarden opkomen. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: moed, dapper, onverschrokken, sterk en onwankelbaar. Lafheid kan gezien worden als het tegenovergestelde van moed. Dit heeft te maken met niet voor jezelf opkomen en niet durven handelen wanneer jij denkt dat dit nodig is.

B18: Blijdschap heeft te maken met lichtmoedig en levenslustig zijn. Woorden die gebruikt worden om deze waarde uit te drukken zijn: geanimeerd, opgewekt, vrolijk, lol, blij en joviaal. Woede kan gezien worden als het tegenovergestelde van blijdschap. Dit heeft te maken met boos zijn, zwaarmoedige gedachten en geen zin hebben in het leven.

Inhoud gerelateerde informatie: legitimiteit

De legitimiteit wordt gedefinieerd als de acceptatie van het organisatorisch handelen door de samenleving waardoor de organisatie bestaansrecht heeft. De legitimiteit is gemedieerd omdat deze wordt afgeleid uit de reacties via social media. Voor de gemedieerde legitimiteit van de stakeholders worden dezelfde vragen gesteld als voor de gecommuniceerde identiteit, omdat zo in de reactie onderzocht kan worden of stakeholders de organisatie evalueren op basis van dezelfde waarden als de organisatie.

C: voor de vragen over de instrumentele waarden die in de reacties van de stakeholders naar voren komen kan gebruikgemaakt worden van de definities zoals gegeven bij onderdeel B. Onder het bericht dienen alle reacties gelezen te worden door middel van scanreading. Woorden die een communicatieve waarden representeren of communicatieve waarden die letterlijk genoemd worden dienen geturfd te worden. Voor het invullen van de semantische differentialen dient een algemene beoordeling van de reacties op basis van het turven gemaakt te worden.

Inhoud gerelateerde informatie: reflectief communicatiemanagement

D: Reflectief communicatiemanagement wordt gezien als een paraplubegrip waaronder vier communicatiestrategieën vallen namelijk informatief, persuasief, relationeel en dialogisch. Reflectief communicatiemanagement onderscheidt van deze strategieën door niet alleen de economische functie maar ook de institutionele functie van de organisatie te erkennen. Dit wil

zeggen dat de organisatie gezien wordt als instituut in de samenleving. Hierbij wordt met een reflectieve kijk gekeken naar de normen, waarden en gebeurtenissen die spelen in de maatschappij en de organisatorische handelingen worden hierop afgestemd.

D1: Kijk allereerst naar de informatiepagina van de Facebookpagina van de organisatie. Waarschijnlijk heb je om deze vragen te beantwoorden meer informatie nodig dan die op de Facebookpagina gegeven worden. Ga daarom vervolgens naar de website van de desbetreffende organisatie en zoek naar de ‘over ons’ of ‘missie en visie’ pagina. Lees de informatie die daar staat om de volgende vragen te beantwoorden en vink aan van welke informatie je gebruikgemaakt hebt.

D2: Deze vraag heeft te maken met de erkenning van de organisatie als instituut in de samenleving. Wanneer de organisatie in verband wordt gebracht met de samenleving dan ziet de organisatie zichzelf niet als organisatie alleen maar als instituut binnen de samenleving. Als dit het geval is kan ‘ja’ aangevinkt worden.

D3: Deze vraag heeft wederom betrekking op de erkenning van de organisatie als instituut in de samenleving, maar erkent niet alleen de functie van de organisatie als instituut. Wanneer de organisatie haar organisatorisch handelen beschrijft als functie binnen de samenleving biedt de organisatie een reflectieve kijk op haar handelen. Als dit het geval is kan ‘ja’ aangevinkt worden.

D4: Een rol van reflectief communicatiemanagement kan het koppelen van de geldende normen, waarden en gebeurtenissen aan het organisatorisch handelen zijn (dit is counceling en wordt ook wel de belangrijkste rol van communicatiemanagement genoemd). Als dit het geval is kan ‘ja’ aangevinkt worden.

D5: Deze vraag heeft betrekking op de economische functie van de organisatie. Wanneer de organisatie enkel spreekt over het optimaliseren van winst en de rol in de samenleving buiten beschouwing wordt gelaten is er geen sprake van reflectief communicatiemanagement. Als dit het geval is kan ‘ja’ aangevinkt worden.

Bijlage IV: Tabel gemiddelden en standaardafwijkingen identiteit en