• No results found

2.9 Middelen e-Communicatie

2.9.1 Chat

‘Chatten’ betekent digitaal met elkaar in gesprek gaan in een zogenaamde ‘chatbox’. Dit is een virtuele ruimte waar personen met elkaar kunnen praten. Dit is handig om

afspraken te maken, te brainstormen, te discussiëren, praten, enzovoort. Er wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten chatboxen: op een open chatbox kan men gewoon inloggen, een gesloten moet men downloaden en moet men toegang toe krijgen.

Wanneer we chatten gebruiken in een schoolomgeving, is het van belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt rond het begin en einde van een chatsessie. Zo gaat er geen tijd verloren. Duid één persoon aan die de leiding heeft, zoals in een gewoon gesprek. Zorg dat er niet door elkaar gechat wordt, dit kan bijvoorbeeld door een stopwoord af te spreken.

Chatters kunnen anoniem blijven door pseudoniemen/nicknames te gebruiken. Dit kan voordelig, maar ook nadelig zijn: men weet nooit zeker tegen wie men praat. Daarom is het van groot belang om jongeren te wijzen op de gevaren van dit middel (Meijerink, 2011).

Algemene uitgangspunten – toegespitst op ouders en leerkrachten

Voor zo’n laagdrempelig middel als chat, gelden de volgende algemene uitgangspunten (de Groot, 2010, p.43):

- Een betrouwbaar online medium

Wanneer er sprake is van online contact, heeft men recht op de juiste informatie over de beveiliging ervan en hoe ermee gewerkt dient te worden. Er zijn tevens wetten en protocollen over hoe er omgegaan dient te worden met gesprekken en hoe gegevens op de eigen computer gewist kunnen worden. Dit staat per internetbrowser apart uitgelegd in een stappenplan van vier tot zes stappen, voor de browsers: Internet Explorer, Firefox en Google Chrome (www.fierfryslan.nl; de Groot, 2010, p.43).

- Duidelijkheid creëren

Juiste informatie bieden, zoals kenbaar maken wie men is en welke functie men heeft, bijvoorbeeld: “Ik ben Lise Lambrechts en ik ben de juffrouw van Tom”. Zo is het duidelijk met wie er gesproken wordt (de Groot, 2010, p.43).

- Belangrijk is de bereikbaarheid, voor beide partijen

Chatmogelijkheden zijn niet 24 uur per dag bereikbaar en het kan ook wel eens voorkomen dat de andere partij druk bezig is. In dit soort gevallen is er een ‘wachttijd’ voor de andere partij. Dit zijn (soms redelijk korte) momenten van onbereikbaarheid waarbij het belangrijk is om op de hoogte te zijn van de alternatieve

communicatiemogelijkheden zoals e-mail, direct persoonlijk contact en telefoon (de Groot, 2010, p.43).

- Digitaal communiceren

Er wordt over ‘digitaal aansluitend communiceren’ gesproken wanneer men digitaal aansluit bij de leefwereld van de andere partij.

In verbale communicatie maakt men gebruik van een aantal afspraken waarvan verondersteld wordt dat iedereen hiervan op de hoogte is. Deze afspraken zorgen ervoor dat men contact heeft in een gesprek, dat er samenhang is in wat er wordt gezegd en dat een gesprek begrijpelijk is. Hiervoor wordt algemeen gebruik gemaakt van zogenaamde omgangsvormen en gesprekstechnieken. Een voorbeeld hiervan is dat men naar elkaar luistert en niet door elkaar heen praat. Daarnaast is er in een verbaal gesprek vrijwel geen sprake van grote stiltes en stel dat ze er zijn, worden deze opgevuld door middel van non-verbale communicatie. Door deze non-verbale

communicatie wordt het dan ook tijdens deze stiltes duidelijk of voelbaar waarom het stil is op dat moment.

Wanneer men kijkt naar de digitale communicatie, specifiek chatten, vervallen de meeste van deze regels en wordt het contact heel anders. Men moet dan op een andere manier gaan communiceren om een gelijke kwaliteit van contact te

verwezenlijken (de Groot, 2010, p. 50).

- Non- verbale communicatie

Wanneer men via chat communiceert, mist men onder andere het non-verbale en beschrijft men de reactie door middel van teksten en symbolen om een context te creëren. Een voorbeeld hiervan is wanneer iemand zegt dat hij een nieuwe auto heeft en de gesprekspartner vindt deze cool, kan hij dit tekstueel zeggen door ‘cool’ te typen of door middel van een smiley (bijvoorbeeld met de smiley met een donkere bril op). Op deze manier wordt er een context gecreëerd waarin men snel tot een kern komt, men elkaar kan begrijpen en reacties goed kunnen worden geïnterpreteerd. Belangrijk daarbij, net zoals bij alle andere vormen van communicatie, is dat men waardig en respectvol met elkaar omgaat (de Groot, 2010, pp. 50-51).

- Taalgebruik

Algemeen bekend is dat chattaal, zeker onder de jongere generatie, vaak erg speels is en niet altijd even goed wordt gelet op spelfouten en grammatica. Chattaal bevat naast de genoemde ‘backchannels’ vooral ook korte zinnen en verkorte woorden zoals ‘ff’ voor even.

Digitale taal is dan ook erg snel en vraagt ook wel om veel creativiteit om in contact te komen, zoals ‘w8’ voor wacht. Naast het in contact komen, is er ook de nodige

creativiteit nodig om onder andere: betekenis aan te geven, warmte te laten voelen, te inspireren, uit te dagen en om tot de kern te komen (de Groot, 2010, p.51).

- Kettingen en kruisverwijzingen

Wanneer men communiceert via chat en om elkaar te kunnen begrijpen, is het belangrijk om regelmatig naar verduidelijking te vragen, omdat men enkel

communiceert via tekst/woorden die op een scherm verschijnen. Deze online teksten bevatten zowel kettingen als kruisverwijzingen.

Kettingen: Hierin worden meerdere berichten, door één persoon, na elkaar

verstuurd. Het letterlijke uit dit woord, de ketting, ontstaat dan ook door meerdere afgewerkte zinnen of door afgebroken delen uit eenzelfde zin.

Kruisverwijzingen: Dit gebeurt wanneer gespreksonderwerpen of verhaallijnen door elkaar heen lopen, wat nauw samenhangt met het gesprekstempo.

Beide vormen hebben tevens een ander effect (de Groot, 2010, pp.51-52). Inhoudelijke uitgangspunten

- de ouder en zijn/haar vragen staan centraal en het is belangrijk de leerkracht een juiste professionele houding aanneemt. De chatmogelijkheden moeten dan ook gebruiksvriendelijk en uitnodigend zijn;

- ook de ouder heeft eigen oplossingsmogelijkheden, waardoor er zeker ruimte moet zijn voor empowerment;

- ouders en leerkracht zijn gelijkwaardige gesprekspartners. In dialoog worden dan ook de mogelijkheden, oplossingen en aanpakken besproken, zeker niet

opgedrongen (de Groot, 2010, p.43).