• No results found

Casus 2: In Flanders Fields Museum

121 Meire, De stilte van de salient, 254.

4. De hedendaagse musealisering van de oorlog

4.2 Casus 2: In Flanders Fields Museum

Het In Flanders Fields Museum (IFFM) werd in 1998 geopend in de Lakenhallen op de Grote Markt van het Belgische stadje Ieper. In de Beleidsnota stad Ieper 1995-2000 werd vastgesteld dat het bestaande Herinneringsmuseum Ypres Salient 1914-1918 dringend aan vernieuwing

toe was.161 Dit museum is in de jaren zestig ontstaan en geleidelijk gegroeid. Het was een

klassiek oorlogsmuseum met een collectie die bestond uit wapens, projectielen, uniformen, kaarten en foto’s. In eerste instantie bestond het idee om het bestaande museum te

moderniseren door middel van multimediale technieken. Er werd uiteindelijk echter gekozen voor een compleet nieuw museum met een heel nieuw museumconcept dat is uitgewerkt door Piet Chielens, die later coördinator werd van het museum, en Jan Dewilde, conservator van de Ieperse Stedelijke Musea. Er werd een wedstrijd voor

museumontwerpers uitgeschreven die werd gewonnen door Event Communications, het

grootste ontwerpbureau voor musea in Groot-Brittannië.162 Dit nieuwe museum kreeg de

naam In Flanders Fields Museum die verwijst naar het bekende gedicht ‘In Flanders Fields’ (1915) door John McCrae:

‘In Flanders Fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below.

161 In Flanders Fields Museum, Persdossier, (april 2006). 162 Meire, De stilte van de salient, 260.

We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved, and were loved, and now we lie In Flanders Fields.

Take up your quarrel witht the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours and hold it high. If you break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders Fields.’163

Onderdeel van de tentoonstelling zijn fragmenten over de inval in België, de eerste maanden van de bewegingsoorlog, de vier jaar durende stellingenoorlog in de Westhoek, het einde van

de oorlog en de voortdurende herdenking sindsdien.164 In de aanloop naar de honderdjarige

herdenking van de oorlog werd het IFFM in 2010 geselecteerd als een van de projecten die een subsidie zou ontvangen in het kader van het Impulsfonds “100 jaar Groote Oorlog”. Het museum ontving een investering van 174.000 euro als bijdrage aan de volledige vernieuwing

van museum en de inrichting van de Belforttoren als nieuw onderdeel van het museum.165 De

focus van de ‘scenografie’ ligt op de menselijke ervaring en schenkt grote aandacht aan het hedendaagse landschap als een van de laatste tastbare getuigen van de oorlogsgeschiedenis,

nu van de eerste generatie oorlogsgetuigen nog maar weinig in leven zijn.166 Sinds 2012 is het

mogelijk om de Belforttoren te bezoeken en over de stad en het omliggende landschap uit te

kijken.

Op de website van het museum wordt benadrukt dat met honderden authentieke objecten en beelden een vernieuwde ervaringsgericht tentoonstelling is ingericht.

163 Chielens, P., Dendooven, D., Vandenbilcke, A., In Flanders Fields Museumgids (2014 Ieper) 2. 164 Website In Flanders Fields Museum, ‘Missie van het In Flanders Fields Museum’ < http://www.inflandersfields.be/nl/ontdek-4> (geraadpleegd op 14 april 2015).

165 Vlaams Parlement, ‘Vraag nr. 257, Schriftelijke vragen (23 februari 2011) <

http://ehrenfriedhof.leutn.org/2011/02/20110223_257_verstreken_bourgeois_Belforttoren_Ieper.pdf> (geraadpleegd op 14 april 2015).

166 Het gebruik van de term scenografie is opvallend, omdat dit een term is die vooral is de context van theaterontwerp wordt gebruikt. Zie: McKinney, J., Butterworth, P., The Cambridge introduction to scenography (Leeds 2009); In Flanders Fields Museum, Educatief pakket (2012) 2,20.

‘Levensechte personages en interactieve opstellingen confronteren de hedendaagse bezoeker

met zijn evenmens in de oorlog een eeuw geleden’.167 Naast het vertellen van het historische

oorlogsverhaal, heeft het IFFM zich een breder doel gesteld: het museum moet een waardige ambassadeur zijn van ‘de vredesboodschap die Ieper, als Nagasaki, Hiroshima, Verdun,

Coventry, Sarajevo… wil uitdragen’.168 Centraal in het concept staan, naast de

vredesboodschap, begrippen als sociale relevantie en educatieve werking:

‘Sociaal relevant wil zeggen dat de les die uit één specifieke oorlog kan getrokken worden, universeel van toepassing is. Dat een conflict uit het verleden ook in het heden een betekenis heeft. Dat ellende van alle tijden is en vooral de gewone mensen treft. Want het IFFM is streekgebonden én universeel. De Westhoek, Ieper, het Niemandsland zijn ‘slechts’ het decor voor een drama van alle landen en alle tijden. De boodschap van de mensen die hier leefden of kwamen vechten, is voor iedereen

duidelijk: in een oorlog, waar of wanneer dan ook, verliest iedereen.’169

Een ander onderdeel waar de nadruk op wordt gelegd door het museum zijn persoonlijke getuigenissen:

‘persoonlijke, directe getuigenissen vormen de inhoudelijke spil van het IFFM- concept. Er is geen onderscheid van rang, stand of nationaliteit. Dagboeken, brieven, verhalen en gedichten van burgers en soldaten, kinderen en kunstenaars, vriend en vijand, staan schril in contrast met kille, officiële documenten zoals communiqués en loopgravenkaarten. Ook individuele objecten vertellen hun eigen verhaal. De

vergelijking met militair wapentuig en z’n universele verhaal van dood en

vernietiging word er des te prangender door.’170

Met de onderzoeksmethode van Stephanie Moser wederom als houvast, volgt nu een analyse van het IFFM.171

167 Website In Flanders Fields Museum, ‘Missie van het In Flanders Fields Museum’ < http://www.inflandersfields be/nl/ontdek-4> (geraadpleegd op 15 april 2015).

168 In Flanders Fields Museum, Educatief pakket, 3-4. 169 Ibidem, 3-4

170 Ibidem.

Architecture, location, setting

Het IFFM is gevestigd in de Lakenhal aan de Grote Markt in het Belgische stadje Ieper. Ieper bereikte faam en welvaart in de middeleeuwen door de handel in laken die tot in Rusland toe werd verhandeld. Het originele gebouw van de Lakenhallen werd tussen 1260 en 1304

gebouwd. Hoewel Ieper op het eerste gezicht een middeleeuwse stad lijkt, is er geen enkel

gebouw meer dat uit de periode vóór 1918 dateert. Ieper werd tijdens de oorlog namelijk zo

grondig verwoest dat een ruiter te paard dwars door de stad heen kon kijken.172

Na de oorlog gingen stemmen op, van onder andere Winston Churchill, om de ruïne van Ieper als monument voor de oorlog te bewaren. De bewoners zelf stonden echter op wederopbouw om hun leven voort te kunnen zetten. Ook moest er een keuze gemaakt

worden of er een moderne stad gebouwd moest worden óf een kopie van de oude stad. Deze

discussie vonden de inwoners van Ieper absurd. Zij wilden zo veel mogelijk hun vertrouwde leefomgeving van voor 1914 terugzien. Ieper werd in traditionele stijl herbouwd met hier en

daar een moderne toevoeging.173 In het midden van de Lakenhal rijst het Belfort, een zeventig

meter hoge toren die vanaf 2012 onderdeel is van het museum.

172 Website In Flanders Fields Museum, ‘Ieper als middeleeuwse stad’ <

http://www.inflandersfields.be/nl/ieper-als-middeleeuwse-stad> (geraadpleegd op 15 april 2015). 173 Chielens, Dendooven, Vandenbilcke, In Flanders Fields Museumgids, 102.

De Lakenhal is een monumentaal, middeleeuws ogend gebouw dat midden in het centrum van Ieper ligt aan de Grote Markt. De Grote Markt is het stadshart van Ieper. Elke zaterdag wordt er markt gehouden en staat het hele marktplein vol met marktkramen. Door deze locatie is het museum onlosmakelijk met de stad Ieper verbonden. Ook bij dit museum is er sprake van sense of place en nog meer van een on-site museum. Het moment dat het besef doordringt dat de gebouwen niet uit de middeleeuwen dateren, maar herbouwd zijn nadat Ieper volledig was verwoest door de oorlog, lijkt de oorlog in de stad ineens alom aanwezig. Dit kan als sense of place beschreven worden.

Layout en space

Als de bezoeker het museum betreedt, vindt hij een balie voor de kaartverkoop. Hier wordt hem een interactieve armband gegeven (hierover later meer) waarna hij kan beginnen aan zijn bezoek. De bezoeker bereikt de tentoonstelling op de eerste verdieping via een trap. De ruimte waarin de tentoonstelling zich bevindt, is een grote, hoge hal die in een L-vorm loopt. De tentoonstelling bestaat uit vier parcours die de bezoeker kan volgen: een chronologisch parcours, een thematisch parcours, een persoonlijk parcours en een reflectief parcours. Deze parcours lopen in de tentoonstelling door elkaar heen.

In de museumruimte zijn 38 displays geplaatst. Hierdoor wordt de open ruimte doorbroken. De bezoeker kan zelf zijn pad door de tentoonstelling heen bepalen en er zijn dan ook meerdere routes mogelijk met daarin een sectie uit het educatief pakket met een overzicht van de parcours). De ruimte zelf is zeer hoog en de structuur van het gebouw is binnen zichtbaar. De houten draagbalken van het plafond zijn te zien en de muren zijn van baksteen. De vloer bestaat uit donkere stenen tegels met een ruitpatroon.

Design, color, light

Wat opvalt als de tentoonstelling wordt betreden, is de afwezigheid van licht in de

tentoonstelling. De ramen van de Lakenhal zijn geblindeerd, en de houten balken van het plafond en de donkere kleuren absorberen het weinige licht dat wordt gebruikt in de

tentoonstelling. Ook de vloer van het gebouw is vrij donker. Door het gebruik van felle spots worden specifieke delen van de tentoonstelling belicht en andere niet (Zie afbeelding 11). Hierdoor ontstaan lichte en donkere secties in de tentoonstelling en veel schaduwvorming. Door het gebruik van licht wordt de aandacht van de bezoekers dus naar specifieke secties ‘geleid’. Gekleurd licht speelt een belangrijke rol in de tentoonstelling om sfeer te creëren. In de sectie over gas is bijvoorbeeld gebruikgemaakt van groen en rood licht dat op een

gasmasker schijnt. (Zie afbeelding 13).

De kleuren die in de tentoonstelling zijn gebruikt, zijn eveneens vrij donker. De

displays zijn voornamelijk grijs, donkerblauw, donkerrood en houtkleurig. Naast de

houtkleurige secties zijn er nauwelijks witte of lichtgekleurde elementen in de

tentoonstelling. Alleen het begin en het einde van de tentoonstelling zijn opgebouwd uit witte elementen. Deze twee secties corresponderen met elkaar. De tentoonstelling begint met witte gebogen schermen waarop beelden van de oorlog worden geprojecteerd.

De tentoonstelling eindigt met lange wit-rode banieren met daarop alle oorlogen die zich na de Eerste Wereldoorlog hebben afgespeeld. Dit kan geïnterpreteerd worden als een

verwijzing naar de (vergeefse) “war that will end all wars”-gedachte.

Het ontwerp van sommige displays in het IFFM is futuristisch te noemen. Met hoekige, scherpe vormen is gepoogd de waanzin van de oorlog uit te beelden. De schermen aan het begin van de tentoonstelling zijn hier een goed voorbeeld van. In het midden van de

Hierop worden historische kaarten en afbeeldingen van Ieper en omstreken van voor en tijdens de oorlog getoond. Opvallende constructies zijn ook de ‘reflectiebakens’. Deze grijze constructies reiken tot in de nok van het dak van de Lakenhallen en sluiten de bezoeker af van de rest van het publiek. In deze bakens wordt de bezoeker geconfronteerd met de verschrikkingen van de oorlog door middel van foto’s en videoschermen. De objecten hebben in de tentoonstelling een illustratieve functie om de verhalen over de oorlog te kunnen vertellen.

Subject, message, tekst

Het IFFM vertelt het verhaal van de Eerste Wereldoorlog vanuit het perspectief van de West- Vlaamse frontstreek, oftewel ‘Flanders Fields’. Het doet geen poging om het volledige

historische verhaal van de oorlog en al zijn verschillende facetten te vertellen, maar focust op Ieper en de Westhoek. Het museum rechtvaardigt deze onvolledigheid door te stellen dat een

museumbezoek geen geschiedenisles is.174 Het zijn dan ook niet zozeer de historische feiten

die in de tentoonstelling overheersen, maar de persoonlijke verhalen. Niet alleen de onderdelen van het ‘personenparcours’ bevatten deze persoonlijke getuigenissen, door de hele presentatie heen wordt aan de hand van persoonlijke verhalen en objecten duiding gegeven aan bepaalde gebeurtenissen.

Het ‘big idea’ van de tentoonstelling is dat het verhaal van de oorlog verteld moet

worden om over vrede te kunnen spreken.175 Het museum noemt zich ‘ambassadeur van de

vredesboodschap’.176 Door de bezoekers met de gruwelen en de vernietiging van de oorlog te

confronteren, wil het museum hen bewust maken van het belang van vrede. Deze

confrontatie vindt voornamelijk plaats in de vorm van beelden en objecten. Er wordt niet gepoogd emoties op te wekken met de teksten, deze zijn voornamelijk informatief en

interpretatief.177 Echter, door gebruik te maken van uitspraken, notities, brieven en memoires

van slachtoffers en getuigen van de oorlog, wordt wel geprobeerd de emoties van de bezoeker te raken. Hieronder twee voorbeelden van persoonlijke verhalen:

‘Jeanne Mesdom o Ieper, 1904

174 Chielens, Dendooven, Vandenbilcke, In Flanders Fields Museumgids, 4.

175 Website In Flanders Fields Museum, ‘Missie van het In Flanders Fields Museum’ (geraadpleegd op 16 april). < http://www.inflandersfields.be/nl/ontdek-4>

176 In Flanders Fields Museum, Persdossier, (april 2006). 177 Serrel, Exhibit labels, 1-13.

Poperinge, 13 mei 2000

“Bloed! Overal bloed!” Het Ieperse meisje Jeanne Mesdom was amper elf jaar oud, toen op 20 april 1915 en granaat terecht kwam [sic] op de kelder waarin het gezin

beschutting had gezocht. Toen begon voor Jeanne de tragische tocht van het ene hospitaal naar het andere. Uiteindelijk werden de drie kinderen herenigd met hun vader en hun oudere zus. (…) De vijfjarige Irene herstelde van diepe rugwonden en de negen jarige [sic]Lucien van schroot in zijn voet, maar de oudere zus Yvonne, wier

onderbeen verbrijzeld was, overleed al na enkele weken (…).’178

Het volgende fragment is van een van de ‘icoonpersonages’ in de tentoonstelling. Actrices en acteurs geven gestalte aan deze historische personages. Zij gebruiken de exacte woorden van

hun personage en dragen reële uniformen.179

‘Willi Siebert

o Kassel, Duitsland, 15 juli 1893 Washington, USA, april 1972

De voormalige leerling-apotheker Willi Siebert kwam in 1914 als oorlogsvrijwilliger onder de wapens bij het Reserve-Infanterie-Regiment nr. 202. In augustus trok zijn eenheid België binnen. In november 1914 leerde hij het leven in de loopgraven kennen. Korte tijd later werd hij om zijn scheikundige kennis naar Berlijn geroepen en aan een nieuwe speciale eenheid, Pionierregiment 36, toegevoegd. Hij leerde met chloorgas te werken. De groep werd in april 1915 naar Ieper gestuurd om er een grote aanval voor te bereiden. Op 22 april was het zover en werden de gasflessen geopend.

“Na enige tijd klaarde de lucht op en liepen we voorbij de lege gasflessen. Alles wat we zagen was dood. Niets bewoog nog en niets leefde meer. Zelfs het ongedierte was uit zijn holen gekropen om te sterven. Overal lagen dode ratten, konijnen en muizen. De gasgeur hing nog in de lucht. Hij bleef hangen aan die paar struiken die nog overeind stonden. De Franse loopgraven waren leeg. Maar de volgende honderd meter lagen overal de lijken van de gestikte Fransen. Het was verschrikkelijk. Toen zagen we ook de Britten. Aan hun

opengekrabde gezicht en hals zagen we dat ze wanhopig hadden geprobeerd lucht te krijgen.

178 Onderdeel van de ‘Persoonlijke verhalen IFFM’, (geraadpleegd op 12 april 2015). 179 In Flanders Fields Museum, Educatief pakket, 20.

Sommigen hadden zichzelf doodgeschoten. Op de boerderijen lagen de paarden dood in de stal. Koeien, kippen, alles en iedereen was dood.”’180

Door het gebruik van de authentieke verhalen van getuigen van de oorlog krijgt de bezoeker een idee van het persoonlijk leed van de slachtoffers en de verschillende oorlogservaringen van de individuen. Door de persoonlijke verhalen is het gemakkelijker voor de bezoeker om zich de effecten van de oorlog op het individu voor te stellen dan wanneer het anonieme verhalen zouden zijn. In het laatste onderdeel van de tentoonstelling (1914-1918/2014-2018 De

oorlog die nooit over gaat) wordt aandacht besteed aan de opkomst van de oorlogsherdenking

in West-Vlaanderen, de wederopbouw (in het bijzonder van Ieper) en de vredesbeweging, aan het laatste onderwerp wordt echter weinig aandacht besteed.

Nog een opvallend onderdeel van de tentoonstelling is De Namenlijst. Deze lijst toont tussen 4 augustus 2014 tot 28 juni een eeuw later dag op dag de namen van alle slachtoffers van de oorlog in België. Voor dit initiatief hebben het IFFM en de provincie West-

Vlaanderen de handen ineen geslagen om een lijst samen te stellen van alle slachtoffers die het leven lieten in de Eerste Wereldoorlog, ongeacht hun sociale status, nationaliteit of

beroep.181 Het museum noemt dit initiatief het ‘her-denken van het herdenken van de

voorbije eeuw’.182 De namen van de slachtoffers worden aan het begin van de tentoonstelling

op het eerste reflectiebaken geprojecteerd.

Display types

De types displays in de tentoonstelling verschillen erg van elkaar. Er is gebruikgemaakt van op maat gemaakte constructies waar objecten in zijn geplaatst. In sommige gevallen zijn deze constructies zelf het display en worden er afbeeldingen of video materiaal op geprojecteerd. In veel gevallen vormen de displays een context voor de objecten. Een overduidelijk

voorbeeld hiervan is de presentatie van wapens, granaten en bommen. Deze zijn in een donkere ruimte geplaatst en worden beschenen door rode spots. Hierdoor wordt hun dreigende karakter versterkt (zie afbeelding 14). Een van de meest opvallende onderdelen bevindt zich aan het einde van de tentoonstelling in de sectie over de wederopbouw van Ieper. Dit is een object dat tegelijkertijd een display is. De voorgevel van een houtenbarak

180 Onderdeel van de ‘icoonpersonages IFFM’, (geraadpleegd op 12 april 2015).

181 In Flanders Fields Museum, Folderontwerp ‘De namenlijst’ (geraadpleegd op 23 april 2015) <http://www.inflandersfields.be/images/filelib/Namenlijst2013folderontwerp_614.pdf>. 182 Website In Flanders Fields Museum, ‘Wat en waarom’, (geraadpleegd op 23 april 2015) <http://www.inflandersfields.be/nl/namenlijst/wat-en-waarom>.

vormt een kamer waarin foto’s en bouwtekeningen van de wederopbouw te zien zijn. Door deze voorgevel ‘in het echt’ te zien, wordt het contrast tussen de afbeeldingen van

vooroorlogse, middeleeuwse Ieper en de houten noodwoningen overduidelijk.

In de tentoonstelling wordt veel gebruikgemaakt van videomateriaal en projecties. Dit zijn zowel beelden van het voor- en naoorlogse landschap als video’s van de

‘icoonpersonages’. De ‘reflectiebakens’ verschaffen heel duidelijk een context aan de objecten die zij tonen. Een van de bakens gaat over de verminkingen die soldaten hadden opgelopen tijdens de oorlog. In het baken worden gruwelijke beelden vertoond van

verminkte gezichten. De donkere, kleine ruimte versterkt de duistere kant van de oorlog die belicht wordt met deze foto’s. De manier waarop de foto’s gepresenteerd zijn, zorgt dat de bezoeker niet direct bij binnenkomst in het baken geconfronteerd wordt met de

gruwelijkheden. De blik moet naar boven (in de andere bakens naar beneden of opzij) gericht worden om de objecten te zien. Door het ontwerp van dit soort displays sluit de sfeer aan bij het onderwerp van de presentaties.

Veel displays in het IFFM zijn digitaal en interactief. Bij binnenkomst krijgt de bezoeker een armband waarvan het idee is dat deze als ‘extra identiteit’ fungeert in de tentoonstelling. Met deze armband kan de bezoeker vier ‘persoonlijke ontmoetingen’ aangaan met historische personen uit de oorlog in België. Aan het einde van de tentoonstelling kunnen deze ‘ontmoetingen’ naar de bezoeker worden gestuurd via e-mail, of gedownload of geprint

worden. Daarnaast kan met de armband door de tentoonstelling heen informatie opgevraagd worden over bepaalde secties en objecten. Hiermee kan de bezoeker zelf zijn ervaring

beïnvloeden.

Aan het begin van de tentoonstelling heeft de vloer de functie van een display. Hierop is een illustratie van de kaart van Europa afgebeeld met daarop de westelijke frontlijn en de