• No results found

Casus 1: Historial de la Grande Guerre

121 Meire, De stilte van de salient, 254.

4. De hedendaagse musealisering van de oorlog

4.1 Casus 1: Historial de la Grande Guerre

Het idee om een museum te creëren over de Eerste Wereldoorlog in het Somme-gebied in Frankrijk werd in 1986 goedgekeurd door het Conseil général de la Somme. In 1992 opende het zijn deuren in het kleine plaatsje Péronne, dat vooral bekendstaat als de plaats waar de

Franse en Britse troepen samenkwamen in juli 1916 voor de Slag aan de Somme.129 Het

museum werd ontwikkeld door Duitse, Franse, Engelse en Amerikaanse historici en werd vanaf de grond opgebouwd. Er bestond nog geen collectie, geen gebouw en slechts een klein

budget voor de realisering van het museum.130 Voor de academici die meewerkten aan het

project, stonden de authentieke objecten van de oorlog centraal in de presentatie.131 Velen

128 In het Historial is te zien dat een schep onderdeel was van de standaard uitrusting van de Franse, Britse en Duitse soldaten. Tentoonstelling Historial de la Grande Guerre (geraadpleegd op 12 april 2015).

129 Brandt, S., ‘Historial de la Grande Guerre Péronne, France. A museum at a former First World War battlefield’, Museum International, 223, 50, 3 (2004) 46-47.

130 Fonclare, G., ‘Staging and presenting. The Historial de la Grande Guerre, Péronne’ Cultures of History Forum, Exhibiting 20th Century History (2014) 1.

131 Fonclare, G., ‘L’historial de Péronne: l’historial de la Grande Guerre’, Guerres mondiales et conflits contemporains, 3, 235 (2009) 21-35.

van hen waren gewend vooral met archieven, documenten en boeken te werken. De ervaring om nabij het slagveld en begraafplaatsen te werken met objecten die direct in verband stonden met de oorlog, was daarom vernieuwend. Het doel van het museum werd dan ook om deze authentieke objecten centraal te stellen in het museum en met deze objecten uit verschillende landen een vergelijkend perspectief te bieden wat betreft de nationale

narratieven van de betrokken partijen.132

De missie die door de ontwikkelaars van het museum was geformuleerd, was om de geschiedenis van de oorlog anders te presenteren dan tot dan toe was gedaan, oftewel

‘history differently’.133 Dit slaat vooral op de stijl van de museologie die door de historici van

het onderzoekscentrum van het museum is ontwikkeld. Deze museologie stelt de weerslag van de oorlog op de samenlevingen van de betrokken landen centraal. Authentieke objecten hebben hierin de functie van historisch ‘bewijs’ maar ook die van spiegels om een blik in

deze samenlevingen te werpen.134

In de beginfase van het museum werd de beslissing genomen om door gebrek aan ruimte niet alle betrokken landen op te nemen in de presentatie. Dit heeft tot gevolg gehad dat de Russische, Italiaanse, Centraal-Europese, Turkse en Amerikaanse perspectieven nauwelijks een rol spelen in de tentoonstelling. In plaats daarvan focust het museum zich op de drie landen die de Slag aan de Somme uitvochten in 1916: Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland. Het doel van het museum om een internationaal museum te zijn, vertaalt zich in

de presentatie die zich opsplitst in drie verhaallijnen: de Franse, Engelse en Duitse.135 De

benadering van de oorlog als multinationale gebeurtenis was in 1986 nieuw.136 Aan elke

verhaallijn hebben historici werkzaam in de betreffende landen meegewerkt.137 Het museum

132 Manable, C., ‘Preface’. In: Fontaine, C., (ed.) e.a., The collections of the Historial of the Great War (Parijs 2008) 8.

133 Ibidem.

134 Prévost-Bault, M.P., ‘The collections. Past, present and future’. In: Fontaine, C., (ed.) e.a., The collections of the Historial of the Great War (Parijs 2008) 11.

135 Becker, J.J., ‘The origins of the Historial’. In: Fontaine, C., (ed.) e.a., The collections of the Historial of the Great War (Parijs 2008) 31.

136 Brandt, ‘Historial de la Grande Guerre Péronne’, 47.

137 Het team van historici bestond uit vijf Franse wetenschappers: Hughues Hairy, de eerste curator; zijn assistente Véronique Harel; Jean-Jacques Becker, Stéphane Audoin-Rouzeau en Annette Becker. De Engelse afgevaardigde was de Amerikaanse specialist op het gebied van de Eerste Wereldoorlog Jay Winter, die op dat moment werkzaam was aan Cambridge, Engeland. De Duitse historicus die aan het project mee heeft gewerkt is Gerd Krumeich, professor aan de Universiteit van Freiburg en later de Universiteit van Düsseldorf.

formuleert zijn functie als het ware drieledig: een museum, een plek voor herdenking en een onderzoeksinstituut. De samensmelting van de eerste twee functies is af te lezen uit de naam

van het museum. Het woord Historial komt voort uit de combinatie van history en memorial.138

Het onderzoekscentrum dat onderdeel is van het museum, onderstreept de academische insteek ervan. Deze insteek is doorgetrokken in de neutrale, sobere presentatie van de

collectie waar geen ruimte is voor spektakel of reconstructies van het slagveld.139 In de folder

van het museum wordt het Historial als volgt beschreven:

‘Het Historial de la Grande Guerre, omringd door de velden waar de Slag aan de Somme plaatsvond, bespreekt de Eerste Wereldoorlog in al zijn facetten, van het front tot het achterland. Dit museum van vergelijkende geschiedwetenschappen presenteert de culturele, sociale en militaire benadering van de drie belangrijkste naties in de strijd aan het Westelijk front: Duitsland, Frankrijk en Groot-

Brittannië.‘140

In de volgende zeven paragrafen volgt een analyse van het museum volgens de onderzoeksmethode van Stephanie Moser.

Architecture, location, setting

Het Historial is gevestigd in Péronne, dicht bij de slagvelden van de Slag aan de Somme. Het dorp Péronne was bezet vanaf 1914 en is hierdoor een lieu de memoire van de oorlog, aldus de

makers van het museum.141 Het museum is gesitueerd in een modern gebouw dat in een ruïne

uit de dertiende eeuw is gebouwd. Hiermee is het in de woorden van de architect ‘a symbolic

progression from war to peace.’142 De combinatie van de historische en moderne architectuur

vormt een brug van de geschiedenis naar het heden. Dit versterkt het idee dat de

geschiedenis een voortschrijdende lijn is en de lagen van betekenis zich opstapelen in het

138 Deze term werd bedacht door de geestelijk vader van het Historial, Max Lejeune. Lejeune merkte al enkele decennia na de oorlog op dat de slag om Verdun meer aandacht kreeg in de Franse

oorlogsherinnering. Als geboren Picardiër nam Lejeune zich voor deze disbalans recht te zetten en een toeristisch centrum te creëren in het Somme-gebied. Hiermee werd het concept van het Historial geboren. Zie Becker, ‘The origins of the Historial’, 30-31.

139 Ibidem, 33.

140 Historial de la Grande Guerre, Museumfolder (geraadpleegd op 14 april 2015).

141 Tekstbord ‘Péronne et le Historial de la Grande Guerre’, (geraadpleegd op 12 april 2015).

142 Brieudes, A., ‘Architecture. From the medieval castle to the temporary creation’. In: Fontaine, C., (ed.) e.a., The collections of the Historial of the Great War (Parijs 2008) 17.

landschap gedurende het verstrijken van de tijd.143 Het moderne ontwerp werkt

ondersteunend voor het onderwerp. Het gebouw is niet overheersend, maar juist faciliterend voor de collectie en het thema.

De ingang van het museum bevindt zich aan de voorkant van de zware façade van de ruïne. Door een donkere gang betreedt de bezoeker de binnenplaats waar een ronde

betonnen trap naar het moderne gebouw leidt. Eenmaal dit gebouw binnengekomen, domineren de materialen beton, glas en natuursteen.

Zonlicht wordt binnengelaten door een glazen dak. Door neutrale materialen en natuurlijk licht te gebruiken heeft de architect Édouard Ciriani gepoogd een atmosfeer te creëren die hij

omschrijft als puristisch zoals de pronaos van een Griekse tempel.144 De gebruikte materialen

hebben de eigenschap, het licht te reflecteren dan wel te absorberen. Door de vele ramen in het museum is aan alle kanten de natuur te aanschouwen. Via een trap in de centrale hal kan de bezoeker het grondniveau bereiken en via het café de museumtuin betreden. Hier is een grote vijver gelegen en kan de bezoeker zien hoe het moderne gebouw en de ruïne aan elkaar zijn verbonden. De architect heeft gepoogd ‘harmonieuze symbiose’ te creëren tussen het

museum en zijn omgeving als symbool voor oorlog en vrede.145 In het ontwerp van het

gebouw en de omgeving rond het museum zijn veel elementen te herkennen die typerend zijn voor een memorial museum. Het ontwerp van een memorial museum toont volgens Paul Williams vaak gelijkenissen met het ontwerp van herdenkingsmonumenten. Water,

143 Ibidem, 18.

144 Ibidem. 145 Ibidem, 28.

natuursteen en –licht zijn stilistische elementen die vaak een rol spelen.146 In het Historial

zijn deze elementen ook aanwezig.

Layout en space

De expositieruimte is in vijf ruimtes verdeeld die in elkaar overlopen. Vier van deze ruimtes hebben tijdsperiodes als thema. Zaal 1: Vóór 1914. Het Europese oorlogsgeweld; 1914-1916.

Oorlogservaringen; zaal 2: 1917-1918. Naar een totale oorlog; zaal 3: Na de oorlog. De gevolgen. De

bezoeker is vrij zelf zijn route door de presentatie te bepalen. De nummers van de zalen en de chronologische wijze waarop de objecten zijn opgesteld zorgen er echter voor dat de

tentoonstelling een duidelijk begin en einde heeft. Daarnaast draagt de chronologie bij aan het verhalende karakter van de tentoonstelling, die zich laat lezen als een geschiedenisboek. In de vitrines van de hoofdverhaallijn zijn voornamelijk posters, schilderijen, affiches, boeken en kleine voorwerpen te zien die het klimaat in de oorlogvoerende landen schetsen. In het midden van elke zaal zijn grotere objecten tentoongesteld.

De enige zaal die geen onderdeel is van de chronologische verhaallijn is de kleinere zaal met het thema oorlog met schetsen van de Duitse kunstenaar Otto Dix. De vier zalen waar de tijdsperiodes gepresenteerd worden zijn, van vergelijkbare grote. Ze hebben echter alle een andere vorm. De eerste zaal is de kleinste van de vier en heeft een rechthoekige vorm. Door

146 Zie: ‘Those memorials [museums] geared towards ‘softer’ themes of healing and forgiveness tend to use emblems associated with the elements, suggesting a source of redemption greater than the mortals who perpetuated or suffered the act. Pools of water, beams or shafts of light, stone plinths, and an eternal flame are common (…). Newer spaces are typically designed in ways that encourage more idiosyncratic metaphorical readings.’ In: Williams, Memorial museums, 94-95.

een open doorgang gaat de bezoeker verder naar de tweede zaal waar een ronde muur aan de linkerzijde van de zaal het meeste opvalt. De ronde muur is ontworpen om de acceleratie van

de oorlog te symboliseren.147 Tussen de tweede en derde zaal is een open ruimte. Deze ruimte

is illustratief voor ‘het gevecht’ dat in de presentatie ontbreekt. De derde zaal is de grootste zaal van het museum. De meest opvallende onderdelen van zaal twee en drie zijn de zogenaamde fosses. Dit zijn ondiepe, rechthoekige uitsparingen in de vloer waarin objecten zijn geplaatst. Deze displays doorbreken de hoofdroute van de bezoeker langs de linkermuur van de tentoonstellingsruimtes.

De dominante verhaallijn loopt in alle vier de zalen via de linkermuur. De ruimte is geordend via een horizontale as die langs de linkermuur loopt en aan de hand waarvan de drie nationale narratieven op synchrone en chronologische wijze worden verteld. Alle onderdelen van de presentatie van de hoofdverhaallijn zijn even zichtbaar. De enige uitzondering is de middelste zaal waar de schetsen van de Duitse kunstenaar Otto Dix zich bevinden.

147 De opstelling in het Historial is met de vernieuwing in voorbereiding van de honderdjarige

oorlogsherdenking omgedraaid. Enkele architectonische kenmerken van het gebouw die aansloten bij het narratief, gelden nu niet meer. Sommige zijn echter nog wel van kracht zoals de ronde muur die de acceleratie van de oorlog symboliseert. Zie Brieudes, ‘Architecture. From the medieval castle to the temporary creation’, 24.

Dit is een kleinere, donkere ruimte zonder direct daglicht (in tegenstelling tot de andere ruimtes). Om de schetsen te kunnen zien, moet de bezoeker door een smalle gang lopen waar de schetsen horizontaal zijn tentoongesteld. Deze horizontale schetsen contrasteren met de lange verticale kolommen waar vooroorlogse portretten van families en individuen zijn afgebeeld. Deze ruimte is niet verbonden aan een moment, periode of plaats, maar stelt het individu en de individuele ervaring centraal. ‘[it] puts the viewer at the heart of the

experience, in the eye of the cyclone: La Guerre, der Krieg, War.’148

Design, color, light

De stijl waarin de tentoonstellingsruimtes ingericht zijn, ligt in het verlengde van de

architectonische stijl van het gebouw, oftewel neutraal en sereen. De materialen die gebuikt zijn voor de vitrines en sokkels, zijn transparant en natuurlijk (veel glas en hout) en hebben duidelijk een ondersteunende functie ten opzichte van de museumobjecten. Naast het gebruik van enkele topografische kaarten wordt er nauwelijks gebruikgemaakt van andere grafische of decoratieve toevoegingen. De authentieke objecten staan duidelijk centraal in de tentoonstelling. De houten vloer, de witte muren en het witte plafond zijn niet gedecoreerd. Enkele banieren in de tentoonstelling zouden als decoratie gezien kunnen worden. In de eerste zaal hangen er een aantal met afbeeldingen van spotprenten en in de middelste zaal een aantal met portretten die genomen zijn voor de oorlog. In deze zaal ligt in tegenstelling tot de andere zalen geen houten vloer, maar een vloer van hardsteen. Hoewel dit ook een natuurlijke uitstraling heeft, zorgt dit voor een kille sfeer. Deze sfeer versterkt de nadruk die in deze zaal gelegd wordt op de gruwelen van de oorlog.

Het kleurgebruik in de tentoonstelling is ook neutraal. In alle zalen zijn de muren wit. In de laatste zaal is door middel van het gebruik van een paneel een roodoranje kleur toegevoegd. In de tentoonstelling is gebruikgemaakt van een combinatie van kunstlicht dat de objecten apart verlicht en natuurlijk licht dat de zalen in hun geheel verlicht. De

natuurlijke lichtval speelt een belangrijke rol in de tentoonstelling en versterkt het neutrale karakter van het tentoonstellingsontwerp en de architectuur. De materialen zijn gekozen om

het licht te absorberen of te reflecteren.149 Door de grote hoeveelheid licht die naar binnen

valt door grote ramen met rechthoekige vormen, wordt de museumruimte dynamisch door het (zon)licht dat onder invloed van het verstrijken van de dag en de weersomstandigheden verandert. Daarnaast heeft het licht een symbolische betekenis in de tentoonstelling. In de

148 Becker, A., ‘Etchings by Otto Dix: War’. In: Fontaine, C., (ed.) e.a., The collections of the Historial of the Great War (Parijs 2008) 69.

laatste zaal van de tentoonstelling bevindt zich een groot raam aan de rechterzijde waardoor het daglicht fel naar binnen schijnt. Dit licht staat symbool voor het ontwaken uit de

duisternis van de oorlog en de weg naar vrede.150

Subject, message, tekst

Het onderwerp van de tentoonstelling is vanzelfsprekend de Eerste Wereldoorlog. Zoals al eerder werd genoemd, heeft het museum een internationale invalshoek gekozen met als reden hiervoor de vele nationaliteiten die deel hebben genomen aan de slag aan de Somme. Dit aspect komt vooral naar voren in de drieledige tekst die in het Frans, Engels, Duits en Nederlands wordt gepresenteerd, maar ook in de objecten die afkomstig zijn uit de

deelnemende landen. Het “big idea” van het museum wordt in de museumgids The collections

of the Historial of the Great War omschreven als ‘History differently’.151 Hiermee doelen de

makers van het museum op de vernieuwende benadering van de geschiedenis die het

museum biedt.152 Tekst speelt een grote rol in de tentoonstelling, omdat aan veel objecten

betekenis wordt gegeven door middel van de tekst en uitleg. Een voorbeeld hiervan is een Duitse klok waarmee de koloniale fascinatie van keizer Wilhem II en zijn interesse een koloniale grootmacht te worden, worden geïllustreerd. De tekst bij het object gaat in op Wilhelms Weltpolitik en schetst daarmee de toenemende dreiging van Duitsland in de vooroorlogse periode. De wisselwerking tussen object en tekst is in de tentoonstelling onmisbaar, omdat via de objecten de geschiedenis wordt verteld.

In de tentoonstelling wordt duidelijk een verhaal verteld. Namelijk het verhaal over de oorlog vanuit een sociaal en cultureel perspectief, waarin de individuele ervaring van de

oorlog van zowel burgers als soldaten centraal staat.153 Verschillende tijdsperiodes worden

aan elkaar verbonden. De oorlogscultuur, zowel aan de frontlinie als aan het thuisfront, wordt belicht in algemene tekstborden die thema’s in de aanloop en het verloop van de oorlog beschrijven. De hoofdverhaallijn over de verschillende fases van de oorlog loopt langs één wand van de tentoonstellingsruimtes. Veel feitelijke informatie over de oorlog en

specifieke gebeurtenissen wordt in deze hoofdverhaallijn gepresenteerd.

150 Ibidem, 24.

151 Serrel, B., Exhibit labels. An interpretative approach (Oxford 1996) 1. Volgens Beverly Serrel is het ‘big idea’ van een museum een zin die vat waar de tentoonstelling over gaat of wat het doel ervan is. In de museumgids staat in de inleiding dat het idee dat het Historial vanaf 1992 uitdraagt ‘history differently’ is, dit is dus het ‘big idea’ van het museum.

152 Manable, ‘Preface’, 8. 153 Ibidem.

De teksten in de tentoonstelling zijn niet alleen informatief maar bieden een context rond de objecten en belichten verschillende perspectieven op de oorlog. De informatie die in de tentoonstelling wordt gegeven, is academisch van toon. Ook de audiotour is puur

informatief en objectief.

Door deze objectieve toon wordt Duitsland in dit narratief niet alleen als boosdoener afgeschilderd. In de teksten wordt weliswaar ingegaan op de verschrikkingen die de Duitse soldaten veroorzaakten, maar ook op het individuele leed dat álle soldaten en burgers van de strijdende partijen, inclusief de Duitse partijen, ervoeren. Door deze sociaal-

maatschappelijke insteek van de tentoonstelling en de focus op het individuele lijden wordt afgeweken van de dominante nationalistische narratieven waarin de Duitsers alleen als onmenselijke kwaaddoeners worden gepresenteerd. Een voorbeeld hiervan zijn de teksten ‘Prisoners’ en ‘ Human disaster’:

‘PRISONERS

Soldiers were not the only prisoners of war. Civilians caught behind enemy lines were interned, as were combatants who wound up in Holland. Hundreds of Allied civilians lived in Ruhleben racetrack near Berlin and in Great Britain, German

civilians were also interned for the duration of the war.’154

‘HUMAN DISASTER

Almost ten million soldiers lost their lives in the Great War. To his figure must be added an equal number of wounded, many of them disabled, blind, gasses or

permanently traumatised, who died prematurely. (…) Victors and vanquished shared equally in tragedy of widows and orphans.’

De Duitse objecten en legeruniformen worden in de presentatie niet anders behandeld dan die van de andere landen. Alleen door middel van de tekst wordt dus op het daderschap van Duitsland ingegaan, maar op een academische, ‘objectieve’ wijze.

Display types

De objecten waaruit de tentoonstelling, bestaat zijn voornamelijk authentieke objecten uit de oorlogsperiode. Dit zijn onder andere posters, affiches, krantenberichten, boeken,

kledingstukken, gebruiksvoorwerpen, wapens en kunstobjecten. De objecten zijn opgesteld in neutrale kasten en vitrines die geen betekenis toevoegen aan de objecten. In het geval van

de horizontale fosses ligt dit anders. Naast uniformen worden alledaagse voorwerpen gepresenteerd die de soldaten aan het front en in de loopgraven gebruikten, bijvoorbeeld wapens, kogels, luizenpoeder, sigaretten enzovoorts. In de gestileerde manier van een reconstructie versterken de objecten elkaars originele betekenis, omdat zij tijdens de oorlog elkaars context vormden.

Door objecten naast elkaar te plaatsen, wordt betekenis gecreëerd. In de tweede zaal zijn aparte fosses voor de Franse, Engelse en Duitse uniformen te zien en uniformen van de