• No results found

4 CASTELLS’ NETWERKTHEORIE 22

4.2 Castells’ netwerksamenleving 22

De Spaanse socioloog Manuel Castells is sinds 1979 als hoogleraar in de sociologie en stadsplanning verbonden aan de Universiteit van Californië – Berkeley. Vanaf 1989 krijgt hij oog voor de opkomende informatietechnologie en hij verdiept zich steeds meer in de economische en sociale ontwikkelingen als gevolge van de opkomst van de informatietechnologie. Een van zijn bekendste en invloedrijkste publicaties is de trilogie The Information Age: Economy, Society and Culture in 1996. Daarin brengt hij verschillende samenhangende ontwikkelingen aan het licht en beschrijft hij in een alomvattende theorie hoe de toekomstige samenleving eruit zal komen te zien. Deze samenleving duidt hij aan met de term netwerksamenleving. Volgens Castells vormt de ontwikkeling van de informatietechnologie een voorwaarde voor de totstandkoming van de netwerkmaatschappij. Zijn maatschappijtheorie wordt tot de postmoderne theorieën gerekend en is van belang omdat de komst van de netwerksamenleving ingrijpende ruimtelijke gevolgen heeft.

In het postmodernisme wordt het bestaan van de ‘grote theorie‘ verworpen. Met ‘grote theorie’ worden de principes bedoeld die een discours, zoals de wetenschap, de politiek of de ethische filosofie de legitimiteit geven handelingen uit te voeren. De wetenschapper, politicus en filosoof claimen de waarheid in pacht te hebben en daarmee de toegevoegde waarde en bruikbaarheid van een op kennis gebaseerde handeling in de maatschappij te garanderen. De Franse filosoof Lyotard geeft het wezenlijke van het postmodernisme weer in zijn uitspraak: ‘What proof is there that my proof is true?’ (Clarke in Aitken, Valentine, 2006).

Het postmodernisme is ontstaan als reactie op het marxisme en begon invloed op de geografie te krijgen vanaf de late jaren tachtig in de vorige eeuw. Kenmerkend voor postmoderne theorieën is de nadruk die gelegd wordt op verschillen, individuen, vluchtigheid, het relationele, het verdwijnen van grenzen en de focus op consumptie-georiënteerdheid. Alles wat beweerd wordt, draait om interpretaties en verschillende tegengestelde beweringen kunnen in het postmodernisme prima naast elkaar bestaan. Het is volgens een postmodernist altijd mogelijk om iets vanuit een andere invalshoek of perspectief te bezien. Het concept ruimte en de relatie tussen overheid en burger in de ruimtelijke ordening wordt tegenwoordig gekenmerkt door deze postmodernistische gedachte. Er is een toegenomen aandacht voor ruimte als een sociale constructie, in plaats van ruimte als puur fysiek gegeven. Ruimte wordt gemaakt, beleefd en verschillend ervaren door afzonderlijke individuen in de samenleving. In deze samenleving is het voor de plannende overheid vanuit haar centrale positie moeilijker geworden macht uit te oefenen over de ruimte. Allereerst is het voor overheden moeilijker geworden om in haar eentje ruimte in te richten, doordat ruimte een schaars goed wordt. De tijd van grote uitbreidingslocaties is voorbij en overheden bouwen meer in bestaande situaties. Ten tweede had de overheid voor de postmoderne tijd de legitimiteit om vanuit haar waarheid de ruimte in te richten. De overheid had daarbij een doorslaggevende stem bij het inrichten van de ruimte. Maar in de postmoderne samenleving bestaat er geen waarheid meer over de beste manier van het inrichten van de ruimte. Er bestaan verschillende waarheden van verschillende partijen naast elkaar. Overheden ervaren een gebrek aan legitimiteit. En ruimte inrichten zonder inbreng van anderen is steeds moeilijker. Om ruimte te geven aan al deze verschillende waarheden is participatie van allerlei groepen uit de samenleving bij de ruimtelijke ordening geen onlogische ontwikkeling.

In het laatste kwart van de 20e eeuw verschijnt er een nieuwe samenleving, welke zich kenmerkt door een wereldwijde schaal, aangeduid als het proces van globalisering. Globalisering is het fenomeen dat nationale en regionale grenzen steeds minder relevant zijn (Boelens, 2009). De term wordt gebruikt om een aantal complexe en gerelateerde processen te beschrijven die een toename van verbindingen van het sociale leven in de moderne wereld tot gevolg heeft. Het gaat om processen die de tijdservaring versnellen en waarbij er een afname is aan het belang van afstand. Hoewel globalisering geen nieuw verschijnsel is, is het proces en de gevolgen daarvan vanaf de 16e eeuw in versnelling geraakt (Pacione, 2005). Een van de gevolgen van globalisering is dat het heeft gezorgd voor een verandering van en beleving van ruimtegebruik. Om een voorbeeld te noemen: door technologische en organisatorische mogelijkheden is het mogelijk om productieprocessen te verspreiden over verschillende locaties. Voor een product kunnen grondstoffen bijvoorbeeld

afkomstig zijn uit Brazilië, een bewerking van die grondstoffen plaatsvinden in Spanje, om vervolgens in Duitsland afgewerkt te worden. Daarna kunnen ze op de Nederlandse markt gezet worden. Telecommunicatie wordt ingezet om het fabriceren van de onderdelen van een product op verschillende locaties te organiseren. Markten voor goederen en diensten worden in toenemende mate globaal. Waar vroeger vooral met landen gehandeld werd, heeft er een verschuiving plaatsgevonden naar handel met bedrijven via de netwerken van bedrijven (Castells, 1996). Castells ziet deze verschuiving niet alleen op het gebied van productie en consumptie, maar bij allerlei processen in de samenleving. Dit leidt tot het ontstaan van een nieuwe samenleving, die hij de netwerksamenleving noemt.

In deze samenleving neemt het belang van netwerken toe en het belang van plaatsen af. De netwerken noemt Castells de space of flows en daarmee doelt hij op netwerken van informatie, mensen, goederen en technologie. Waar vroeger plaatsen (space of places) een grote invloed hadden op de samenleving, zijn in de nieuwe samenleving netwerken dominant geworden. Macht in de samenleving verschuift van vaste plekken naar flexibele netwerken. Deze verandering wordt gedreven door maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen op het gebied van communicatie (Castells, 1996).

Harvey sprak over het proces dat afstand steeds minder een belemmering vormt voor het sociale handelen in de netwerksamenleving. Dit duidde hij aan met time-space compression. De versnelling van het samenkomen van tijd en ruimte is daarbij het gevolg van de ontwikkeling van telecommunicatie. Een verschil met Castells is dat de space of flows niet alleen gaat over de groei van handelingen in afstand, maar dat ze een nieuwe sociale ruimte veroorzaken. Het samenkomen van tijd en ruimte heeft volgens Castells niet alleen oorzaken (de ontwikkeling van telecommunicatie), maar heeft ook grote invloed op hoe de samenleving georganiseerd is. Het samenkomen van tijd en ruimte veroorzaken een nieuwe sociale ruimte, waarbij macht niet meer georganiseerd is in plaatsen, maar in netwerken. Concreet in de bewonersparticipatie betekent dat netwerken een grotere invloed zullen gaan uitoefenen op de inrichting van die gebieden. Macht is niet meer volledig toe te dichten aan één partij, zoals de overheid of een groep bewoners. Macht is ook niet per definitie te vinden bij vaste personen in het proces. Maar macht ontstaat meer door de wisselwerking tussen belanghebbende groepen en de overeenstemming die daar uit voortvloeit.