• No results found

De biddende kluizenaar Olieverf op paneel 88 x 70 cm.

Herkomst:

Bij D. Katz, Dieren, 1969.

Dit schilderij was te koop bij de kunsthandel Katz in 1969. Waar het schilderij zich sinds die tijd bevindt, is niet duidelijk.

Dit schilderij wordt gezien als een kopie van het origineel dat eigendom is van de Gemäldegalerie in Dresden. De foto oude van het schilderij is minder goed dan deze foto waardoor dit een beter schilderij lijkt. Het lijkt erop dat de kopie is fijner is geschilderd. Dit is voornamelijk te zien in het gezicht van de kluizenaar. Dit exemplaar is een aantal centimeter kleiner dan het origineel.

Dit schilderij is met dezelfde bedoeling gemaakt als het origineel. Ik heb eerder geschreven dat ik het aannemelijker acht dat dit schilderij voor de vrije markt is geproduceerd. Dat geldt dus ook voor deze kopie.

Hierboven zijn alle historiestukken zoals ik het heb kunnen reconstrueren besproken. Het grootste gedeelte van deze schilderijen zijn volledig toegeschreven aan Carel de Moor. Een klein gedeelte wordt ‘naar De Moor’ of ‘omgeving De Moor’ genoemd. Een groot gedeelte van schilderijen zijn lang geleden in de openbaarheid geweest en hierdoor is er weinig bekend van de meeste stukken. De meeste schilderijen zouden meer en nieuw onderzoek vereisen. Er zijn drie schilderijen die toegeschreven waren aan De Moor en nu een nieuwe toeschrijving hebben deze drie taferelen zijn te vinden in bijlage 2.

Aan de hand van het medium en de afmetingen en andere beredeneringen heb ik proberen vast te stellen met wel doel de historiestukken zijn vervaardigd. Van de 22 besproken

schilderijen zijn er heb ik er twaalf geacht te zijn vervaardigd voor de markt. Van een schilderij was er zo weinig informatie dat het onmogelijk is om te zeggen met welke bedoeling het is geschilderd. Negen van de 22 waren er in mijn ogen in opdracht geproduceerd. Het lijkt, dat de schilderijen die hij voor de markt heeft geproduceerd, uit een vroeger stadium van zijn carrière komen. De schilderijen zijn niet altijd gedateerd, maar het zijn onderwerpen die vaak voorkwamen bij zijn leraren, Abraham van den Tempel, Frans van Mieris en Gerard Dou, verhullen zijn ontwikkeling. Het ligt dus niet aan welk genre De Moor produceert of het voor de markt geproduceerd is of in opdracht, maar wanneer hij dit in zijn carrière deed. De verandering van de marktwerking speelde hier een belangrijke rol, zoals in hoofdstuk een naar voren komt.

Conclusie

Carel de Moor is geboren in Leiden als zoon van een lijstenmaker. Hij had dankzij zijn vader en een belangrijk netwerk kunnen opbouwen. Zijn ontwikkeling is anders dan de meeste Leidse fijnschilders, omdat hij invloeden heeft gehad van de Amsterdamse Abraham van den Tempel en de Dordrechtse Godfried Schalcken. Carel was belangrijk voor de stad Leiden, niet alleen voor het aanzien van de stad maar ook omdat hij allerlei hoge functies had in het St. Lucasgilde bekleedde. Een andere belangrijke daad was dat hij samen met Willem van Mieris en Jacob Toorenvliet de tekenacademie oprichtten. Carel bevond zich in de hogere sociale klasse, hierdoor haalde hij belangrijke opdrachten binnen. Voorbeelden hiervan zijn portretten van Peter de Grote, Eugenius van Sayove, de Groothertog van Toscane en keizer Karel IV van Oostenrijk. Met dank aan deze opdrachten is hij zelfs tot de ridderstand verheven.

De kunstmarkt in de Republiek zag er in het algemeen niet florissant uit tijdens het leven van Carel. De markt was over zijn top heen, er was sprake van overproductie en de Republiek kampte met allerlei politieke problemen, waarvan het rampjaar 1672 als een omslagpunt wordt gezien. Gelukkig voor Carel begon de markt in Leiden juist te bloeien. Er was een officieel schildersgilde gekomen en later zou een tekenacademie volgen. Hoe een schilder aan zijn geld moest komen veranderde. Ze werden afhankelijk van patroons en konden niet meer lukraak voor de vrije markt produceren. Het sociale netwerk van een schilder ging een doorslaggevende rol spelen. Het netwerk dat Carel via zijn vader en de familie Van Mieris had opgebouwd kwam hier van pas. Toen hij merkte dat hij afhankelijk werd van patroons heeft hij waarschijnlijk een financiële afweging gemaakt en is overgestapt op het voornamelijk vervaardigen van portretten. Noord-Nederlandse kunstenaar kregen steeds meer opdrachten uit het buitenland, hier is De Moor een goed voorbeeld van aangezien hij zelfs tot de ridderorde heeft geschopt dankzij deze opdrachtgevers.

Dat De Moor voor portretten koos maakte dat hij onder schilders minder aanzien kreeg, als in beschouwing wordt genomen wat kunsttheoretici zoals Van Hoogstraten en De Lairesse schrijven over de hiërarchie van de verschillende genres. Of dit in de praktijk het geval was is nog maar te bezien. Weyerman beschrijft De Moor zoveel mogelijk als een historieschilder. Van Gool heeft een realistischer beeld, hij noemt belangrijke historieopdrachten van De Moor, maar schrijft voornamelijk over de portretten die hij heeft vervaardigd voor mensen met veel aanzien. Wat de heren gemeen hebben is dat ze positief zijn over Carel, zowel zijn gedrag als zijn schilderkunst worden geprezen. In deze stukken worden historiestukken beschreven die in opdracht zijn gemaakt, dit schilderijen zijn sterk argumenten voor het beantwoorden van de

hoofdvraag. Er moet wel in beschouwing genomen worden dat de schilderijen die Van Gool en Weyerman hier beschrijven de uitzonderingen zijn.

De Moor kan zeker als een kunstenaar van zijn tijd beschouwd worden. Dit werd al duidelijk in de manier waarop hij zich manifesteerde als verkoper, maar ook hield hij zich aan een groot deel van de regels die De Lairesse beschrijft in zijn Groot schilderboek. Men moet niet denken dat iedereen moest schilderen zoals De Lairesse zei, men moet dit interpreten als een boek dat de heersende gedachten weergeeft over hoe men het beste de schilderkunst kan benaderen. De Moor deed dit op veel punten, een uitzondering hierop is zijn toets, de Leidse fijne toets was te glad volgens De Lairesse. In 1672 werkte De Moor in Amsterdam en zijn leermeester toen, Abraham van den Tempel, kende De Lairesse. Een tweede schakel met De Lairesse was Jan van Mieris, die in de leer is geweest bij hem. Toen Jan terugkwam naar Leiden had hij goed contact met De Moor, die goed omging met veel schilders uit de Van Mieris familie. Dat De Moor schilderde in de stijl van De Lairesse maakte hem echt een schilder van zijn tijd. Deze stijl is die contrasteert met de stijl van Rembrandt en aangezien die tegenwoordig populair is, is De Moor heden ten dage onbekend.

Een groot deel van het oeuvre van Carel moet vergaan zijn of is nog niet ontdekt. Er is weinig onderzoek naar hem gedaan, dus de tweede optie behoort tot de mogelijkheden. Carels oeuvre nu bestaat uit 188 schilderijen waarvan er 22 historiestukken zijn. Met behulp van de afmetingen, medium, aantallen en herkomst informatie is er getracht een antwoord te vinden op de hoofdvraag van dit onderzoek. Het antwoord blijkt niet zo zwart-wit te zijn als ik in eerste instantie dacht. Het is duidelijk niet het geval dat de historiestukken met hetzelfde commerciële doel zijn geschilderd. De ontwikkeling van Carel verliep niet zoals Franits schetst, namelijk dat hij zich vroeg in zijn carrière toespitste op genre- en historiestukken en later is overgestapt op de portretten. Hij heeft zich laten sturen door de markt. Carel is aan begin van zijn ontwikkeling beïnvloed door zijn leermeesters, de Leidse leraren vervaardigden vaak genrestukken, die goed verkochten in die periode, dit deed Carel toen ook.

De historieschilderijen uit deze periode hebben onderwerpen die bij zijn leermeesters vaak voorkwamen. Hij wist dus hoe deze stukken op de markt verkochten en waarschijnlijk was hij zichzelf als schilder aan het ontwikkelen. Ekkart heeft gelijk als hij zegt dat De Moor met deze historiestukken niet vernieuwend en innovatief is. Later toen de markt veranderde en de grote kunstenaars afhankelijk werden van patroons, heeft De Moor eieren voor zijn geld gekozen en is vooral in opdracht gaan werken. Hierdoor kreeg hij vaak portretten als opdracht en daarom staat hij nu bekend als portretschilder. Maar het is duidelijk dat hij in deze periode ook historieschilder opdrachten kreeg. Die worden beschreven in de boeken van Weyerman,

Van Gool en Blanc. Denk aan de opdrachten voor Eugenius van Savoye waarvoor hij een de een portret moest schilderen maar ook Pyramus en Thisbe. Andere voorbeelden zijn het stuk dat hij voor Van der Marck heeft vervaardigd, het altaarstuk voor de kerk van de Eerwaarde Paters Predikheeren in Leiden en het schoorsteenstuk voor de schepenenkamer in het Leidse stadhuis.

Kortom, De Moor vervaardigde genrestukken voornamelijk voor de vrije markt, die verkochten goed in het beginstadium van zijn carrière, en portretten schilderde Carel in opdracht. Historiestukken heeft hij zijn hele carrière door gemaakt, in het begin voor de vrije markt en later in opdracht. Dit kwam door de verandering van de markt en hij kon succesvol worden door zijn sociale netwerk.

Met dit onderzoek is een aanzet gedaan om de leemte rond deze schilder te verkleinen. Een deel van zijn oeuvre is in kaart gebracht, maar er is nog een groot deel te onderzoeken. Naar zijn portretten van bekende vorsten is het meeste onderzoek gedaan. Er zijn nog tientallen portretten waarvan de geporteerde onbekend is. Ook voor zijn genrestukken is weinig aandacht geweest, dit is begrijpelijk aangezien er in zijn tijd in Leiden betere genreschilders waren. Toch moet hier in de toekomst hier grondig naar gekeken. In deze scriptie is aandacht voor zijn schilderkunst en specifieke aandacht voor zijn historiestukken, terwijl hij ook nog een begaafd tekenaar en prentkunstenaar was.129 Dit kan eveneens een interessant onderwerp zijn om extra te belichten.

Het moge duidelijk dat er in huidige literatuur mist dat Carel de Moor weldegelijk een begaafd historieschilder was. Hij was zeer belangrijk was in zijn tijd voor Leiden en de Republiek en genoot veel roem. Tegenwoordig is dit niet meer het geval, maar mocht de kunst van De Lairesse weer in de mode raken, dan kan het zijn de ster van De Moor ook weer rijst.

129 Arthur Mayger Hind, A history of engraving and etching. From the 15th century to the year 1914, (New York

Bijlage 1

Hofstede de Groot fiches (historiestukken)

Veiling Willem Lormier 4-7-1763 in Den Haag.

Pomona en Vertumnus op doek breed 1 v .en 3,5 d. en hoog 9 d. Van Izaak de Moor à De

Roore à W. Lormier.

Reynoud en Armide slapend paneel (Hogerburg 10-4-1743 à Lormier). Een heremiet paneel (Hasselaar 28-4-1742 à Lormier).

Veiling Van Zwieten 12-4-1741 nr.84 à aan ene van Olden à 4-4-1755 Veiling Gerard Bicker.

Maria Magdalena

1v x 10,5 d

Veiling Gerard Hoet 25-8-1760 à aan Franke, van tol(?).

Vertumnus en Pomona h. 16 d en b. 13 d

Veiling Jan van Dijk 14-3-1791 à aan Coclers.

Landschap met herder slapend en veldnimph met drie nimphen

14d x 18d

Veiling 14-8-1793 van Arnoldus Dankmeyer? à aan Doublet.

Landschap met herder slapend en veldnimph met drie nimphen

15d x 19d

à Een slapend paar, onder een boom, bespied door nymphen 35 x 42cm. Kunsthandel bennewitz 1940 tentoonstelling

Veiling Jan Verbeek 18-8-1778 à aan Blok.

Herder en jachtgodin met een schulp (granida)

2v 1d x 2v 7,5d

Veiling Jan Steen 12-8-1750.

Venus, Adonis en Cupido

Veiling van G.H. Schregardus 7-10-1814 à aan Hendriks.

Jezus en de Samaritaansche vrouw 32 x 40

In het boek van Gustav Parthey.

Vertumnus en Pomona 1v en 0,5d x 1v en 4d. (Hamburg, Hudtwalcker) Biddende kluizenaar van Dresden

Veiling van der Marck 25-8-1773 à Delphos of Delfos. Veiling Anna Sandyck-Sautyn, 21-10- 1817, Amsterdam à Aan van Ebbing.

Diana terug van de Jacht

60 x 56 duim

Veiling van Boymans 31-8-1811.

16 x 20 op paneel

Veiling 18-6-1704 in Amsterdam.

Suzanna

Veiling 7-8-1764 van Gemert.

Suzanna met twee boeven

Veiling Fr. Edw. Dellafaille, 4-3-1918 Koln.

Der Traum Jacobs

83 x 112 cm.

Veiling Parks 4-5-1885 in Brussel.

Hagar en Ismael

Veiling Etienne Le Roy 27-4-1903 in Brussel (sinds 1868 in amateurcollectie brussel).

Hagar, Abraham en Ismael

85 x 98 cm.

Veiling Fortuyn, Gouda, 26 en 27-4-1808.

Hagar en Ismael nemen afscheid van Abraham

19,5 d x 23 d

Veiling J.B. Krauth 7-10-1771 gekocht door Bergeon à Veiling J. Bergeon, Den Haag 4-11- 1789.

Hagar en Abraham, Ismael en Isaac en Sara

20d x 24d

Veiling 17-4-1783 gekocht door Eynberg.

Hagar en Abraham, Ismael en Isaac en Sara

20d x 24d is

Veiling Zeger Hasebroek 26-4-1763.

De Historie van Hagar

Veiling Constantin 18-11-1816 à aan de beoufsemont.

Hagar in de Woestijn

12 x 9 p.

Veiling Albert Fonson 5-9-1821.

Judith en Holofernes

38 x 30

Veiling Earl of Aylesford 23-7-1937 Christie’s London.

Madonna en Kind

Paneel

Veiling 9-4-1818 à aan Gruyter of Gruiter.

Veiling in Amsterdam 10-5-1853 à Veiling E.B. Rubens 11-8-1857.

Dooping van de Moorman door Phillipus

1 el 31d x 1 el 65d op doek Veiling Ed. van Delft 14-2-1860.

Kindje Jezus

48 x 34

Veiling Londen Christie’s 16-6-1820 (staat in Algernon Graves).

St. Cecilia

Veiling Lebrun Parijs 20-23-12-1773 Veiling D. Mansveld 13-8-1806.

Maria Magdalena 9 d x 7,5 d Veiling Werther 25-4-1792. Maria Magdalena 30 x 25 d. Veiling D. Mansveld 13-8-1806. Maria Magdalena 9 x 7 d.

Veiling Johan vd Marck 25-8-1773à Fouquet.

Maria Magdalena in Landschap

12 x 10,5 d. Op paneel

Veiling I. De Moni 17-4-1784 à Delfos.

Biddende Petrus

Veiling (Faber) Bij Lecharlier 18-8-1823 daarna 27-11-1823 (Fabre of Bertaut).

Job

30 x 24 duim

Veiling J. Ghys P.A. Bonenfant 19-4-1775 à Aan Bor.

Narcissus

11,5 x 9,5 duim

Veiling van Dijl 10-1-1814.

Jupiter bij Danae

19,5 x 14 duim

Veiling New Lodge, Windsor Forest, 26-4-1916.

The Infant Hercules

Veiling J.F. van Oordt 11-12-1856.

Veiling G. Hilditch Christie’s Londen 27-7-1937.

Dochters van Lycippus

Veiling Randon De Boisset 3-2-1777.

Een offer aan de god pan

11 duim en 9 lijnen x 12 duim en 6 lijnen

Veiling Irlande en Bordier 27/30-1-1813 à 27-12-1814 (Roux en Revenaz) à 27-3-1820 (Jamard) à Museum Kassel.

Daphnis en Chloe

13 x 17 duim.

Veiling Le Doux 24-4-1775 (Parijs Joullain Fils).

Procris en Cephale

7 duim en 6 lijnen x 8 duim en 6 lijnen Veiling Phillips Londen 3-5-1823.

Autumnus en Pomona

Veiling Abbe de Gevigney 29-12-1779 (Parijs Paillet).

Procris en Cephale

25,5 duim x 27 duim

Veiling Engelberts en Tersteeg 13-6-1808 à aan Schumacher à Veiling 12-12-1803 A. De Lange.

Leda en de Zwaan

24 x 30 duim doek

Veiling P. Van Dorp 16-10-1760 à aan Palthe.

Leda en de Zwaan

46 x 58 duim

Veiling Nicolaas de Bruyn 10-1774 Leiden àVeiling H. Twent Leiden 11-8-1789 aan Delfos àVeiling 30-4-1791 Leiden àVeiling 22-7-1811 Amsterdam.

Pyramus en Thisbe met cupido

29 x 24 duim op doek

Veiling A.V. Van den Heuvel 27-4-1825 Utrecht.

Pyramus en Thisbe

76 x 61 d. Op doek

Veiling P. J. Marneffe 24-5-1830 Brussel à aan Barbier.

Pyramus en Thisbe

57 x 47d.

Veiling Claude Tolozan 23-2-1801 à aan Gaebaen àVeiling 4-4-1803 Jourdan, Parijs àVeiling Gamba 17-12-1811, Parijs à aan Hazard à Veiling L’Espinasse de Langeac 4-1- 1815, Parijs (Catalogus British museum?) à Veiling H. Montfort, Gagnereau 1-4-1822.

Vertumne en pomona

Veiling G. Van de Polder 2-10-1769, Den Haag.

Vertumnes en Pomona

Veiling Dr Goldschmidt 27-2-1869, Parijs.

Vertumnes en Pomona

49 x 39 duim

Veiling Brussel 5-5-1892.

Vrolijke groep mythologische figuren

44 x 22 cm.

Veiling Dufresne, 22-8-1770, Amsterdam.

Pendant Venus en Amor

Veiling Dufour, 12-3-1821, Parijs.

Mercure en Argus

L. 22 duim x B.?

Veiling Marneffe, 24-5-1830, Brussel à Aan Schrijver.

Apollo en een Nymph

Veiling Wilkinson, Christie’s Londen 20-5-1816.

Jupiter en Calisto

Veiling E. Baxter, Sotheby’s Londen, 5-4-1967.

Armida

Ovaal, op metaal 6,5 x 5,5 inch Veiling Goldsmid 4-5-1876, Parijs.

Moord op Cleopatra

40 x 52 cm.

Veiling Pouquet 13-4-1801, Amsterdam àVeiling Spruijt 28-7-1806, Gent à Veiling Schamp d’Aveschoot 14-9-1840, Gent.

Marcus Anthonius en Cleopatra

70 x 70 d.

Veiling R. De Saint-Victor 7-1-1823, Parijs à Laneuville.

Venus en Amor

12 x 9 d.

Veiling Lyonet 11-4-1791, Amsterdam à C. Backer à Veiling E. Disant 26-5-1870, Rheims à Veiling Stanley 13-2-1824, Londen à Veilnig Thorpe Smith Sotheby’s 6-6-1945.

Nymph slapend bespied door andere mythische figuren

Paneel 17 x 21 inch

Veiling 29-1-1816, Parijs à Veiling Gabory 15-4-1822, Parijs.

Nymph en Satyr

16 x 19 B

Nypmhe en Amor

49 x 42 cm.

Veiling General von Fabricius 4-12-1906, Berlijn.

Heremiet

Bijlage 2

Voormalig toegeschreven aan De Moor 1. Silvestre

St. Jacob de oudere Gedateerd 1731 Olieverf op doek 82 x 63 cm.

Niedersächsisches Landesmuseum, Hannover