• No results found

C ONTROLES VAN DE DOELBEWUSTE INTRODUCTIE VAN GGO ' S IN HET MILIEU

5.2 O RGANISATIE EN UITVOERING VAN OFFICIËLE CONTROLES

5.2.3 C ONTROLES VAN DE DOELBEWUSTE INTRODUCTIE VAN GGO ' S IN HET MILIEU

Volgens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 882/2004 moeten de BA's ervoor zorgen dat zij een beroep kunnen doen op voldoende personeel met passende kwalificaties en ervaring en beschikken over passende en goed onderhouden inrichtingen en uitrustingen. Volgens artikel 6 moeten de BA's ervoor zorgen dat de medewerkers een passende opleiding ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het terrein.

Bevindingen

Er zijn 1,5 voltijdsequivalenten (VTE's) die zich bezighouden met ggo-gerelateerde marktcontroles van levensmiddelen, 3 VTE's die verantwoordelijk zijn voor de controles van ingevoerde levensmiddelen (voornamelijk rijstproducten uit China) en daarnaast zijn 1,8 VTE's betrokken bij ggo-analyses bij de NVWA. De bemonstering voor het onderzoek van de aanwezigheid van ggo's in diervoeders gebeurt samen met de andere diervoedercontroles. Bij de ILT zijn 2,3 VTE's betrokken bij ggo-controles van veldproeven en de coördinatie van ggo-controles van zaaigoed. De VTE's worden doorgaans verdeeld over verschillende personen die werkzaam zijn bij de verschillende autoriteiten.

Door de NVWA werd op 30-31 januari 2012 een opleiding over de uitvoering van Besluit 2011/884/EU georganiseerd waaraan alle betrokken medewerkers deelnamen.

De BA gaf schriftelijke instructies uit betreffende ggo-controles. Het auditteam stelde vast dat de inspecteurs die het ontmoette tijdens de demonstratie van de inspectie die instructies opvolgden.

Het auditteam stelde voorts vast dat het aantal levensmiddelenmonsters in 2012 ten opzichte van de vorige jaren was gestegen ten gevolge van de uitvoering van Besluit 2011/884/EU. Niet alle levensmiddelenmonsters werden in 2012 geanalyseerd op de aanwezigheid van ggo's aangezien de laboratoriumcapaciteit ongewijzigd is gebleven (zie punt 5.2.9 verderop).

Conclusies

Het personeel dat de controles verricht, is voldoende opgeleid en beschikt over het algemeen genomen over passende inrichtingen.

De laboratoriumcapaciteit is echter niet toereikend om alle levensmiddelenmonsters te analyseren, wat indruist tegen artikel 4, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 882/2004.

5.2.3 Controles van de doelbewuste introductie van ggo's in het milieu Wettelijke vereisten

Volgens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/18/EG moeten de lidstaten er zorg voor dragen dat negatieve effecten van de doelbewuste introductie en het in de handel brengen van ggo's op de

gezondheid van mens en milieu worden voorkomen. Doelbewuste introductie of het in de handel brengen van ggo's is alleen toegestaan overeenkomstig deel B, respectievelijk deel C van die richtlijn. Volgens artikel 4, lid 3, moeten de lidstaten er zorg voor dragen dat mogelijke negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu bij doelbewuste introductie van ggo's in het milieu zorgvuldig geval per geval worden beoordeeld. Volgens artikel 4, lid 5, moeten de lidstaten er zorg voor dragen dat de BA inspecties organiseert en andere controlemaatregelen treft, om ervoor te zorgen dat aan het bepaalde in genoemde richtlijn wordt voldaan. Bij het introduceren of in de handel brengen van ggo's als product of in producten waarvoor geen toelating is verleend, moet de betrokken lidstaat ervoor zorgen dat de nodige maatregelen worden genomen om de introductie of het in de handel brengen te beëindigen, indien nodig herstelmaatregelen op gang te brengen en zijn publiek, de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte te brengen. Volgens artikel 31, lid 3, moeten de lidstaten registers aanleggen om de locatie van overeenkomstig deel B en deel C van genoemde richtlijn geïntroduceerde ggo's op te tekenen.

5.2.3.1 Toelating van de doelbewuste introductie van ggo's in het milieu voor andere doeleinden dan het in de handel brengen (veldproeven)

Wettelijke vereisten

Artikel 6 van Richtlijn 2001/18/EG specificeert de standaardtoelatingsprocedure voor de doelbewuste introductie van ggo's in het milieu voor andere doeleinden dan het in de handel brengen. Artikel 8 reguleert de procedure voor wijzigingen en nieuwe informatie betreffende de doelbewuste introductie van ggo's. Artikel 9 behandelt de raadpleging en voorlichting van het publiek die door de lidstaten moeten worden ondernomen.

Bevindingen

De toelating voor doelbewuste introductie van ggo's in het milieu krachtens deel B van Richtlijn 2001/18/EG (veldproeven) wordt afgegeven door het MI&M.

De BA vermeldde dat elke toelatingsaanvraag voor een voorgestelde ggo-proef geval per geval wordt beoordeeld.

Er bestaan drie categorieën ggo-veldproeven. Categorie 1 betreft ggo's met kenmerken waarover slechts beperkte kennis bestaat en waarvoor inperkingsmaatregelen (bv. isolatieafstand) noodzakelijk zijn. De proef blijft beperkt tot vijf locaties en tot 1 ha per locatie. Voor categorie 2 zijn geen inperkingsmaatregelen vereist aangezien de aard van de milieuaspecten van het ggo in zekere mate bekend zijn. Het totale gebied van de veldproef is beperkt tot 10 ha. Voor categorie 3 is het ggo volledig gekarakteriseerd en bestaat er geen beperking op de oppervlakte van de veldproef.

Volgens de procedure moet er als volgt toestemming worden verkregen voor bovenvermelde veldproeven. De aanvrager moet eerst een aanvraagdossier indienen bij het Bureau GGO, samen met het formulier voor beknopte aanmelding en informatieverstrekking (FBAI). Het Bureau GGO dient het FBAI vervolgens in bij de Europese Commissie. Het Bureau GGO voert de risicobeoordeling uit en stelt een ontwerptoestemming, ook een "ontwerpbesluit" genoemd, op die het gedurende een periode van zes weken openbaar beschikbaar stelt. Het ontwerpbesluit wordt bekendgemaakt in twee nationale kranten, één landbouwtijdschrift, een regionaal dagblad uit de streek waar de proef zal plaatsvinden, in de Staatscourant en op de webpagina van het MI&M. De burgers hebben vervolgens zes weken de tijd om opmerkingen over het ontwerpbesluit in te dienen.

Elke opmerking wordt beoordeeld en wordt in aanmerking genomen indien deze relevant is voor de milieuvraagstukken van de geplande proef. Het Bureau GGO geeft rechtstreeks antwoord op iedere afzonderlijke opmerking die het van de burgers krijgt. Tegelijkertijd wordt aan de Nederlandse Commissie Genetische Modificatie (COGEM) gevraagd om wetenschappelijk advies te verstrekken betreffende de geplande veldproef. Deze commissie is een interdisciplinair wetenschappelijk orgaan bestaande uit leden van openbare instellingen en particuliere ondernemingen. Particuliere

deskundigen worden ingeschakeld daar waar bijzondere expertise noodzakelijk is. Zij worden niet betrokken bij de beoordeling van hun eigen aanmelding.

De COGEM evalueert de door het Bureau GGO opgestelde risicobeoordeling en verstrekt een wetenschappelijk advies. Het ontwerpbesluit wordt ook doorgezonden aan de betrokken Ministeries met het verzoek om goedkeuring. Het Bureau GGO neemt het door de COGEM verstrekte advies in aanmerking en stelt de uiteindelijke vergunning op zodra het de goedkeuring van het MI&I en het MEZ heeft ontvangen. De uiteindelijke vergunning wordt ook gedurende zes weken openbaar beschikbaar gesteld voordat zij in werking treedt.

De vergunning is doorgaans voor meer dan een jaar geldig. Zij omvat onder meer de beschrijving, opsporings- en identificatiemethoden van het ggo, de omstandigheden van de introductie in het milieu, de locaties van de proef, de verplichtingen van de vergunninghouder en de geldigheid van de autorisatie. De verplichtingen van de vergunninghouder omvatten vereisten in verband met isolatieafstanden, in voorkomend geval, het bijhouden van aantekeningen van de proef in een logboek, opleiding van personeel, afvalbeheer, monitoring, rapportage en etikettering.

Wat betreft de veldproeven worden de aanmelding, het FBAI, de door de aanmelder ingediende risicobeoordeling, het door de COGEM verstrekte wetenschappelijke advies betreffende de aanmelding, de opmerkingen van de burgers en de uiteindelijke vergunning zelf allemaal bekendgemaakt op de website van het MI&M. De locatie van de proeven wordt opgetekend in een openbaar register dat via diezelfde website toegankelijk is.

Jaarlijks moet de vergunninghouder het MI&I melden dat een veldproef met een geldige vergunning zal worden verricht en de exacte locatie van die proef doorgeven.

De vergunninghouder moet een jaarverslag over de resultaten van de ggo-veldproef indienen, dat het Bureau GGO vervolgens controleert om na te gaan of er is voldaan aan de voorwaarden van de vergunning en of er negatieve gevolgen zijn waargenomen.

5.2.3.2 Controles van de doelbewuste introductie van ggo's in het milieu die is toegestaan voor andere doeleinden dan het in de handel brengen (veldproef) Wettelijke vereisten

Artikel 6, lid 8, van Richtlijn 2001/18/EG bepaalt dat de kennisgever de introductie alleen mag uitvoeren indien hij daartoe de schriftelijke toestemming van de BA heeft verkregen en de eventueel aan die toestemming verbonden voorwaarden in acht neemt. Artikel 6, lid 9, bepaalt dat de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat geen materiaal in de handel wordt gebracht dat is afgeleid van overeenkomstig deel B doelbewust geïntroduceerde ggo's, tenzij dit in overeenstemming is met deel C. Artikel 10 behandelt de rapportage door kennisgevers over introducties aan de BA na voltooiing van de ggo-introductie.

Bevindingen

De voorbije drie jaar zijn er jaarlijks vier à vijf ggo-proeven verricht op appelen en aardappelen. Zie tabel 2 voor meer informatie.

Tabel 2: Overzicht van krachtens deel B van Richtlijn 2001/18/EG toegestane veldproeven voor ggo-planten en de werkelijk verrichte veldproeven in de periode 2010-2012

Vergunning Gewas Wijziging Locaties

2010 B/NL/04/04 Aardappelen Gewijzigde zetmeelsamenstelling 4 B/NL/07/01 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 3 B/NL/07/06 Aardappelen Gewijzigde zetmeelsamenstelling 2 B/NL/07/07 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 2 2011 B/NL/07/04 Aardappelen Gewijzigde zetmeelsamenstelling 3 B/NL/09/02 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 3 B/NL/07/07 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 2 B/NL/10/05 Appelen Weerstand tegen Venturia inaequalis 1 B/NL/10/06 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 3 2012 B/NL/10/05 Appelen Weerstand tegen Venturia inaequalis 1 B/NL/11/05 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 1 B/NL/09/02 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 3 B/NL/07/07 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 2*

B/NL/10/06 Aardappelen Weerstand tegen Phytophthora infestans 3**

* De ggo-proef werd op één locatie vernield door vandalisme.

** De ggo-proeven werden op twee locaties vernield door vandalisme.

Jaarlijks wordt door de ILT een projectplan voor de controle van ggo-veldproeven opgesteld.

Inspecteurs van de ILT verrichten jaarlijks ten minste één controle op elke proeflocatie. Er is een checklist opgesteld om de inspecteurs daarbij te helpen.

Tabel 3: Ggo-controles 2010 tot en met 2012 van ggo-veldproeven

Gewas 2010 2011 2012

Aardappelen 11 (op 11 locaties) 11 (op 11 locaties) 11 (op 9 locaties)

Appelen - 1 (op 1 locatie) 2 (op 1 locatie)

Vrijwilligerscontrole op locaties van vorige ggo-proeven met aardappelen

4 14 25 (op 25 locaties)

Het auditteam bezocht twee vergunninghouders van respectievelijk appel- en aardappelveldproeven.

De ILT-inspecteur legde uit dat hij elke proeflocatie in 2012 ten minste eenmaal had bezocht. De locaties van de aardappelproef werden bezocht in mei-juni en de appelproeflocatie werd bezocht in juni. De inspecteur meldde dat de aantekeningen over de monitoringactiviteiten van de vergunninghouder in beide gevallen werden gecontroleerd. De locatie van vorige aardappelproeven werd ook gecontroleerd op vrijwilligers. Na elke inspectie werd een document "Bevestiging van niet-inbreuk" afgegeven. De inspecteur meldde dat de vergunningen niet vereisten dat er specifieke inperkingsmaatregelen werden genomen. Voorts zei hij dat het, op basis van de ervaring van de vorige jaren, niet nodig werd geacht om een uitvoerige controle van de proeflocatie te verrichten en dat in 2012 alleen enkele documenten werden gecontroleerd.

Afhankelijk van de proef en de vergunningsvoorwaarden controleert de inspecteur zo nodig ook de documenten die de vergunninghouder bijhoudt over opslag, vervoer en oogst van het genetisch gemodificeerde materiaal.

De vergunninghouders voor de proeven meldden dat zij hun veldproeven minstens tweemaal per maand controleren. Naast de controles voor onderzoeksdoeleinden worden ook alle waarnemingen van ongewone eigenschappen van de teelt opgetekend. Ook worden organismen gecontroleerd die niet het doel van het onderzoek zijn (bv. bladmineerders in het geval van appelen).

Elk van de vergunninghouders die veldproeven verrichten, neemt een onafhankelijke milieuveiligheidsfunctionaris (MVF) in dienst. De rol en de verplichtingen van de MVF's zijn vastgesteld in de Regeling Genetisch Gemodificeerde Organismen. Zij verrichten inspecties om na te gaan of de proef in overeenstemming met de vergunning wordt uitgevoerd. De MVF's die het auditteam ontmoette, verklaarden dat zij de proef controleren aan het begin, halverwege en aan het einde van het groeiseizoen. De MVF geeft advies over de milieuveiligheidsaspecten van de proef en is verplicht verslag uit te brengen aan het MI&I wanneer niet-naleving van de vergunning wordt vastgesteld.

5.2.3.3 Controles van doelbewuste introductie van ggo's in het milieu die toegestaan is voor het in de handel brengen (teelt)