• No results found

bijlage 6d belemmeringen bij een gesprek over incest

bijlage 11 bureau Jeugdzorg

(Ministerie van vws, 2005)

wanneer het bureau Jeugdzorg bepaalt dat de cliënt jeugdzorg nodig heeft, dan legt zij dit vast in een indicatiebesluit. dit indicatiebesluit geeft een aanspraak (recht) op zorg.

de provincie moet zorgen dat de gevraagde zorg er is. stelt het bureau Jeugdzorg vast dat zorg uit de awbZ nodig is, dan kan de cliënt die opeisen bij de zorgverzekeraars. de bureaus Jeugdzorg moeten - net als de zorgaanbieders - een onafhankelijke vertrouwenspersoon hebben. deze staat een cliënt met advies en bijstand bij. ook moeten het bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieder een klachtenregeling hebben met een klachtencommissie. cliënten die vinden dat ze onjuist bejegend zijn of het niet eens zijn met de inhoudelijke beoordeling, kunnen klagen bij de commissie. verder krijgen cliënten meer te vertellen over het beleid van de jeugdzorg. de wet op de Jeugdzorg regelt dat zowel provincies als het rijk hun beleid met cliëntenorganisaties moeten afstemmen.

de bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders dienen een cliëntenraad te hebben. eén per instelling is voldoende, een zorgaanbieder hoeft niet voor elk afzonderlijk onderdeel van zijn instelling een aparte cliëntenraad te hebben. de cliëntenraden bewaken het algemene cliëntenbelang. Ze kunnen advies geven over de gang van zaken bij zorgaanbieders en de bureaus Jeugdzorg.

De indicatie

een aanvraag voor jeugdzorg moet, voordat de jeugdige achttien jaar is, ingediend worden bij het bureau Jeugdzorg. daarna neemt het bureau Jeugdzorg deze aanvraag niet meer in behandeling. het bureau Jeugdzorg kan in het nieuwe stelsel, na

zorgvuldige bestudering van mogelijke problemen van een jongere, een indicatie afgeven voor jeugdzorg. dit gebeurt wanneer het bureau Jeugdzorg verdere zorg voor een jongere noodzakelijk acht. de jongere en de ouders praten mee over het vaststellen van de indicatie door het bureau Jeugdzorg. samen wordt het probleem omschreven en wordt bepaald welke zorg nodig is. daarbij moet rekening gehouden worden met de levensovertuiging of culturele achtergrond. na het opstellen van het indicatiebesluit helpt het bureau Jeugdzorg de cliënt de juiste zorg te vinden.

De hulpverlening

de zorgaanbieder maakt op basis van de indicatie vervolgens een hulpverleningsplan. dit plan is een belangrijk instrument in de relatie met de cliënt. bij het opstellen worden jeugdige en ouders betrokken. Zij weten dus van tevoren wat hen te wachten staat en wat van hen wordt verwacht. de cliënt moet het eens zijn met het hulpverleningsplan en mag zijn dossier inzien. is de cliënt nog geen twaalf jaar of handelingsonbekwaam dan moet een ouder of verzorger toestemming geven. is de cliënt ouder dan twaalf - maar jonger dan zestien - dan moeten zowel de jongere als de ouder of de verzorger instemmen. er is één uitzondering: bij een maatregel vanuit de kinderbescherming is instemming wenselijk maar niet noodzakelijk.

Bureau Jeugdzorg als toegang tot de jeugdzorg

Jeugdigen en hun ouders kunnen ook zelf naar het bureau Jeugdzorg gaan, wanneer lokale instellingen hun problemen niet kunnen oplossen. dat beoordeelt dan of er reden is voor hulpverlening.

de nieuwe wet op de Jeugdzorg legt de positie van de bureaus Jeugdzorg wettelijk vast. elke provincie of grootstedelijke regio (amsterdam, rotterdam en haaglanden) heeft voortaan één bureau Jeugdzorg. om de bureaus goed bereikbaar te houden zijn er verspreid over de provincie wel dependances van de bureaus Jeugdzorg. die kunnen (delen van) de taken uitvoeren.

Kerntaak Bureau Jeugdzorg: indicatiestelling

het belangrijkste werk van het bureau Jeugdzorg is het beoordelen van het verzoek om hulp en het vaststellen van de juiste zorg. het beoordelen van de vraag van een cliënt staat dus los van het feitelijke aanbod aan jeugdzorg. daardoor kan de indicatiestelling onafhankelijk plaatsvinden.

Werkwijze

het bureau Jeugdzorg bekijkt óf de cliënt zorg nodig heeft en zo ja welke. dit leidt in het laatste geval tot een indicatiebesluit, een formeel besluit dat er hulp nodig is. bij de indicatie kijkt het bureau Jeugdzorg ook altijd of gezinscoaching nodig is. het bureau verleent in principe zelf geen hulp, tenzij de hulp van een lokale voorziening nodig is. het is klantvriendelijker als het bureau Jeugdzorg die hulp zelf verleent. in die gevallen mag het bureau Jeugdzorg binnen maximaal zes maanden gemiddeld vijf gesprekken met de cliënt voeren. deze gesprekken worden gevoerd op basis van artikel 10 van de wet: ‘het verlenen van jeugdzorg waarop geen aanspraak bestaat’ (derde lid onder b). het bureau Jeugdzorg kan voor verschillende vormen van jeugdzorg indiceren. het bureau moet daarom over verschillende disciplines beschikken om te kunnen indiceren voor al deze vormen van jeugdzorg.

niet alle ouders of jeugdigen komen bij problemen zelf naar het bureau Jeugdzorg. wanneer bijvoorbeeld een onderwijzer of een wijkagent ziet dat een jeugdige in ernstige moeilijkheden dreigt te raken, dan zal bureau Jeugdzorg de ouders toch proberen te motiveren om hulp aan te nemen. Gaan de ouders of de jeugdige niet of onvoldoende mee in deze hulp, dan kan een kinderbeschermingsmaatregel overwogen worden. het bureau Jeugdzorg is in zo’n situatie verplicht de raad voor de Kinderbescherming in te schakelen. die doet dan een nader onderzoek en kan de kinderrechter zo nodig om een kinderbeschermingsmaatregel vragen.

bijlage 12 advies- en Meldpunt Kindermishandeling

(baeten en Gielis, 2004)

bij het advies- en Meldpunt Kindermishandeling (aMK) kan men terecht voor advies en consultatie en voor melding van kindermishandeling.

Advies of consult

bij vermoedens van kindermishandeling kan men aan een aMK advies of consult vragen zonder gegevensverstrekking. het aMK registreert wel naam en adres van de advies- vrager.

Melding

een vermoeden van kindermishandeling kan gemeld worden bij het aMK. in principe worden de ouders daarover door de JGZ geïnformeerd. Melding kan alleen anoniem plaatsvinden als er sprake is van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van het kind of het gezin waar het kind deel van uitmaakt, of als er gevaar is voor de veiligheid van de melder of de vertrouwensrelatie van de melder met het gezin geschaad dreigt te worden.

volgens de Meldcode van vws/niZw kan iedere beroepskracht die weet of vermoedt dat sprake is van kindermishandeling bij het aMK melden. inschakelen van het aMK is volgens deze code aangewezen ‘als de eigen mogelijkheden voor het ondernemen van adequate actie tekortschieten’. beroepsbeoefenaren met een beroepsgeheim hebben op grond van een wettelijke bepaling (artikel 53 lid 3 lid wJ) het recht om zonder toestem- ming van het betrokken gezin gegevens te verstrekken aan het aMK. hierbij zijn de gegevens van het gezin dus niet anoniem.

Werkwijze AMK

het aMK stelt binnen vijf dagen na ontvangst van de melding vast of deze in onderzoek wordt genomen. uiterlijk vier weken daarna stelt zij het gezin op de hoogte. in de tussen- tijd kán het aMK een vooronderzoek doen bij andere beroepsbeoefenaren, hulpverleners en/of leerkrachten. daarvan is het gezin meestal niet op de hoogte. dit wordt zelden gedaan en dan in het geval van een anonieme melding. dit vooronderzoek kan door het aMK uitgevoerd worden in die gevallen dat:

• de melding onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een gesprek met kind en/ of ouders;

• ouders een direct met hen besproken anonieme melding zouden kunnen herleiden tot de melder;

• het vermoeden bestaat dat direct informeren van de ouders voor het kind, andere minderjarigen uit het gezin en/of andere betrokken personen een ernstige bedreiging vormt.

voor beroepsbeoefenaren die in het kader van een vooronderzoek door het aMK worden benaderd om aanvullende informatie geldt het volgende. een functionaris met een

beroepsgeheim mag zonder toestemming van de cliënt informatie aan het aMK geven, ook als er bij deze functionaris vóór het verzoek van het aMK geen vermoe- den van kindermishandeling bestond (baeten en Janssen, 2002). in dit geval vraagt de JGZ-medewerker aan het aMK of de ouders toestemming hebben gegeven voor infor- matieverstrekking (schriftelijk). de JGZ-medewerker beslist of informatie toegevoegde waarde heeft in het belang van het kind.

het aMK oordeelt binnen dertien weken na de start van het onderzoek of, en zo ja, tot welke stappen de melding aanleiding geeft. het aMK kan besluiten tot:

• geen verdere acties;

• terugverwijzing naar JGZ voor verdere begeleiding;

• verwijzing naar maatschappelijk werk, bureau Jeugdzorg of andere hulpverlening; • inschakeling van de raad voor de Kinderbescherming;

• aangifte bij de politie.

het aMK heeft in beginsel geheimhoudingsplicht (artikel 51 lid 1 wJ) maar ook (wette- lijk geregelde) bevoegdheden om - als het belang van het kind dat vereist - aan andere instanties zoals de rvdK of justitie gegevens over te dragen. anonieme melders blijven daarbij anoniem. de melder wordt over de afhandeling bericht.

Inzage, wijziging en afschrift van het dossier

de melder kan het aMK verzoeken om inzage te geven in het dossier voor zover het dossier over de melder of informant gaat. op die manier kan de melder nagaan of de gegeven informatie correct is vastgelegd. als blijkt dat deze informatie niet juist is, dan kan de melder het aMK verzoeken deze gegevens te wijzigen, aan te vullen of te verwij- deren. de melder kan een kopie van de stukken uit het dossier krijgen die op de melding betrekking hebben. het aMK kan daarvoor administratiekosten in rekening brengen.

Bewaren van het dossier

het aMK is wettelijk verplicht het dossier over het kind en zijn gezin tien jaar te bewaren of te bewaren totdat het jongste kind uit het gezin achttien jaar wordt. dit betekent dat ook de informatie die de melder heeft gegeven gedurende deze periode bewaard blijft. blijkt uit het onderzoek van het aMK, dat er geen sprake is van kindermishandeling, dan vernietigt het aMK alle gegevens meteen nadat het onderzoek is afgerond. soms levert het onderzoek te weinig gegevens op om te kunnen beoordelen of er wel of niet sprake is van kindermishandeling. in die gevallen wordt het dossier bewaard.

Informatie aan de melder

het aMK is verplicht om de melder te informeren over de stappen die zijn gezet om de situatie voor het kind te verbeteren. de mate, waarin de melder is betrokken bij het gezin, is bepalend voor de hoeveelheid informatie die het aMK de melder kan verstrekken.

bijlage 13 taakomschrijving

aandachtsfunctionaris kindermishandeling

Functieomschrijving

de aandachtsfunctionaris zorgt voor een kwalitatief goed verlopende procedure bij een vermoeden van kindermishandeling.

Functie-eisen

• ervaring in de uitvoering van de JGZ als arts, verpleegkundige of gedragswetenschap- per;

• deskundigheid op het gebied van kindermishandeling, zowel van de inhoudelijke als van de juridische en organisatorische aspecten;

• aantoonbare vaardigheid in gespreksvoering;

• deskundigheid op het gebied van kindermishandeling, zowel van de inhoudelijke als van de juridische en organisatorische aspecten;

• kennis van de sociale kaart van de hulpverleningsinstellingen zowel lokaal, regionaal en landelijk;

• kennis van de relevante recente literatuur over kindermishandeling.

Taken

de aandachtsfunctionaris zal:

• consulent en gesprekspartner zijn voor een collega die een geval van kindermishande- ling vermoedt op grond van eigen waarneming of door informatie van derden; • samen met de betreffende collega een zorgplan opstellen voor de begeleiding van

het gezin;

• bemiddelen bij problemen of knelpunten;

• relevante ontwikkelingen (landelijk en regionaal) ten aanzien van kindermishandeling volgen en de literatuur bijhouden;

• de interne procedure van de instelling met betrekking tot kindermishandeling bewaken;

• nieuwe JGZ-medewerkers op de hoogte brengen van de werkwijze bij de instelling met betrekking tot kindermishandeling;

• bijscholing op het gebied van kindermishandeling verzorgen;

• overleggen met het management over contact en afspraken op managementniveau met de ketenpartners om een doorgaande lijn te waarborgen;

• zorgen voor de informatie aan het management van meldingen kindermishande- ling.

Arbeidsvoorwaarden

de aandachtsfunctionaris krijgt formatie uren voor het verrichten van de taak. Gemid- deld zal de aandachtsfunctionaris twee uur nodig hebben per geval van een vermoeden van kindermishandeling.

bijlage 14 informatieformulier voor het management