• No results found

beroepsgeheim, privacy en gegevensuitwisseling

Ouders / Kind

8 Juridische Kaders biJ KinderMishandelinG

8.6 beroepsgeheim, privacy en gegevensuitwisseling

8.6.1 het beroepsgeheim

het beroepsgeheim kent twee aspecten:

1. een individueel aspect, gericht op het belang van de patiënt. die moet zich zonder vrees tot een hulpverlener kunnen wenden in de wetenschap dat die geen informatie aan derden zal doorgeven zonder gerichte toestemming van de patiënt. het beroeps- geheim is dan ook geen recht van de hulpverlener maar een recht van de patiënt. 2. een collectief aspect, gericht op het algemeen belang. de samenleving als zodanig

moet er van uit kunnen gaan dat een ieder zich vrijelijk tot een hulpverlener als vertrouwenspersoon kan wenden.

het beroepsgeheim is neergelegd in verschillende wettelijke bepalingen (artikel 88 wet biG, artikel 7:457 lid 1 bw, artikel 9 lid 4 wbp). het zonder geldige reden schenden van het beroepsgeheim is strafbaar (artikel 272 wvsr). het beroepsgeheim is daarnaast neergelegd in verschillende beroepscodes en gedragsregels van beroepsgroepen. artsen en verpleegkundigen hebben een wettelijk geregeld beroepsgeheim. JGZ-medewerkers die dat niet hebben, zoals assistentes, telefonistes et cetera, hebben een van de arts of verpleegkundige afgeleid beroepsgeheim. tenslotte is een geheimhoudingsplicht ook vaak opgenomen in arbeidscontracten of toelatingsovereenkomsten van professionals in de JGZ. het beroepsgeheim bestaat uit een zwijgplicht en een verschoningsrecht. de zwijgplicht houdt in dat een hulpverlener zwijgt over alles wat hij in het kader van de behandeling over een patiënt te weten is gekomen, tenzij de patiënt hem toestemming heeft gegeven om te spreken. het verschoningsrecht geldt ten opzichte van de rechter. een verschonings- gerechtigde heeft het recht tegenover de rechter te zwijgen over bepaalde patiëntgere- lateerde gegevens (wetboek van strafvordering artikel 218). personen met een afgeleid beroepsgeheim hebben ook een afgeleid verschoningsrecht. omdat informatie die aan

de politie wordt gegeven ook in rechte kan worden gebruikt, kan het verschoningsrecht ook tegenover de politie worden ingeroepen.

de zwijgplicht geldt niet ten opzichte van:

• personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsover- eenkomst (in de JGZ zijn dat naast de JGZ-arts en de jeugdverpleegkundige vaak de medebehandelaars, waar onder de (dokters)assistent);

• de vervanger van de JGZ-arts en -verpleegkundige; • de vertegenwoordiger van de patiënt.

al deze personen ontvangen die informatie die relevant is voor de uitoefening van hun taak. andere informatie valt onder de zwijgplicht.

ook ouders of voogd mogen zonder toestemming van hun kind dus slechts die informatie ontvangen die zij nodig hebben om over de behandeling te kunnen (mee)beslissen. Zijn zij niet bevoegd om over de behandeling te beslissen, dan geldt in beginsel de zwijg- plicht. informeren van ouders kan voorts achterwege blijven met een beroep op goed hulpverlenerschap. dit doet zich bijvoorbeeld voor als vertrouwelijkheid noodzakelijk is voor de hulpverlening aan het kind.

Gegevensverstrekking aan derden

Gegevensverstrekking aan derden is (vanwege beroepsgeheim en zwijgplicht) in beginsel niet toegestaan. op deze regel kan uitzondering worden gemaakt in drie situaties: 1. toestemming van de patiënt;

2. een wettelijk plicht tot spreken; 3. een conflict van plichten. ad 1. toestemming

onder de twaalf jaar zijn het de ouders of de voogd die toestemming moeten geven voor verstrekking van gegevens aan derden. vanaf 12 jaar beslist het kind, mits wilsbekwaam, zelf. in geval van wilsonbekwaamheid beslissen de ouders of de voogd.

in de JGZ is het gebruikelijk om de toestemming tot overdracht van gegevens aan de JGZ 4-19 jaar of een JGZ-instelling in een andere plaats, te regelen door bij het eerste contact aan ouders de toestemming te vragen om het dossier te zijner tijd over te dragen. van de instemming maakt de JGZ-werker aantekening in het dossier.

toestemming voor gegevensverstrekking aan derden kan in sommige gevallen worden verondersteld. in die gevallen hoeven arts of verpleegkundige niet expliciet om toestem- ming te vragen. dit kan zich in twee situaties voordoen.

a. de patiënt is op de hoogte van de gegevensverstrekking en van de mogelijkheid om daartegen bezwaar te maken. dit kan zich voordoen bij verwijzing. als de patiënt akkoord gaat met de verwijzing kan verondersteld worden dat hij ook akkoord is met gegevensverstrekking. ook kan het in bepaalde zorgketens dermate gebruikelijk zijn dat informatie wordt verstrekt, dat de toestemming van de betrokkene daarvoor kan worden verondersteld. te denken valt aan gegevensverstrekking door de curatieve

zorg aan de JGZ of door de JGZ aan de huisarts. voorwaarde daarvoor is wel dat de gegevensverstrekker deze werkwijze duidelijk in schriftelijk informatiemateriaal beschrijft, inclusief de mogelijkheid om daar bezwaar tegen te maken.

b. de patiënt is niet (meer) in staat om toestemming te verlenen of is overleden. om in die gevallen toestemming te kunnen veronderstellen, moet de arts uit aanwijzingen of gedragingen uit het verleden kunnen afleiden dat de patiënt toestemming zou hebben gegeven als hem dat gevraagd zou worden. hiervoor zijn geen algemene regels te geven.

ad 2. wettelijke plicht

een arts is verplicht gegevens van een patiënt te verstrekken als een wettelijke bepaling hem daartoe dwingt. een voorbeeld daarvan is de melding van bepaalde infectieziekten aan de GGd op grond van de infectieziektenwet. daarnaast kan een wet de arts de moge-

lijkheid bieden om informatie te verstrekken. een voorbeeld daarvan is het wettelijke

recht van geheimhouders om (vermoedens van) kindermishandeling te melden bij het aMK (zie verder paragraaf 8.8).

ad. 3 conflict van plichten

er zijn situaties denkbaar waarin arts of verpleegkundige menen hun zwijgplicht te moeten doorbreken omdat een ander belang zwaarder weegt. dan moet een afweging worden gemaakt tussen verschillende belangen: het belang dat gemoeid is met handha- ving van de zwijgplicht en een ander belang. de beslissing om al dan niet de zwijgplicht te doorbreken ligt bij de arts of de verpleegkundige.

besluit een persoon met een geheimhoudingsplicht deze te doorbreken, dan is hij niet strafbaar als hij zich met succes kan beroepen op overmacht (artikel 40 wvsr). volgens rechtspraak en literatuur moet daarvoor aan de volgende vijf voorwaarden zijn voldaan: 1. welk doel wil ik bereiken door met een ander te spreken?

2. is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroeps- geheim hoef te verbreken?

3. waarom is het niet mogelijk om toestemming te vragen of te krijgen?

4. Zijn de belangen van het kind die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die kind en ouders hebben bij mijn zwijgen? 5. als ik besluit om te spreken aan wie moet ik dan welke informatie verstrekken zodat het

kind kan worden geholpen?

in paragraaf 8.8 wordt nader ingegaan op de bijzondere regels voor gegevensverstrek- king aan aMK en rvdK, in paragraaf 8.9 op gegevensverstrekking aan politie en justitie en paragraaf 8.10 op gegevensuitwisseling met (deelnemers aan) netwerken.

bij onzekerheid over de implicaties van handelen, kunnen (jeugd-)artsen die lid zijn van de federatie KnMG advies vragen bij de artseninfolijn van de KnMG (030-2823322). de JGZ-verpleegkundige kan bij de koepel verpleegkundigen en verzorgenden nederland (v&vn, tel. 030-2919050) inlichtingen vragen.

8.7 Klachtmogelijkheden

patiënt of ouders hebben de mogelijkheid om bij de instelling een klacht in te dienen. iedere JGZ-instelling moet op grond van de wet Klachtrecht cliënten Zorginstellingen (wKcZ) een klachtencommissie hebben of daarbij zijn aangesloten. daarnaast kunnen ouders en/of kind en bijvoorbeeld de inspectie voor de Gezondheidszorg tegen de arts of verpleegkundige een tuchtklacht indienen bij het regionaal tuchtcollege.

de normen waaraan zij in het tuchtrecht getoetst worden zijn:

• heeft het handelen of nalaten strijd opgeleverd met de zorg die een beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt of naasten?

• heeft het handelen strijd opgeleverd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg?

de tuchtnormen zijn zo ruim geformuleerd dat ook verplichtingen die voortvloeien uit andere wettelijke bepalingen (bijvoorbeeld de wGbo, wvsr), en uit richtlijnen, gedrags- regels en protocollen et cetera onder de tuchtnormen kunnen worden gerekend. als de klacht gegrond geacht wordt, kunnen de volgende tuchtmaatregelen opgelegd worden in opklimmende zwaarte:

• waarschuwing • berisping • geldboete

• (voorwaardelijke) schorsing van de inschrijving in het register voor ten hoogste één jaar • gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen onder het

voeren van de titel

• doorhaling van de inschrijving in het register

in het geval van schadevergoeding kan de civiele rechter ingeschakeld worden. in een enkel geval wordt tegen een hulpverlener ook strafvervolging ingezet. in het strafproces bestaat sinds 1995 de mogelijkheid van ‘voeging’ in een strafproces van een schadeclaim jegens de verdachte door het slachtoffer van een strafbaar feit. tuchtrecht, civiel recht en strafrecht kunnen tegelijkertijd worden toegepast.

8.8 advies- en Meldpunt Kindermishandeling