• No results found

HOOFDSTUK 2 – Rechtsvormgenerieke problemen van vzw en vso

C. Dividenduitkering voor aandelen die netto-actief VZW vertegenwoordigen?

2.4.4 Het buitenland?

Alle landen zijn op zoek naar juridische raamwerken die sociale projecten beter moeten kunnen dragen. De dynamiek van deze initiatieven moet men immers draaiend kunnen houden en men probeert tevens om belanghebbende partijen mee te betrekken in het beslissingsproces.321

“Sociale ondernemingen” in Europa nemen vooral twee vormen aan: een vereniging of een coöperatieve. In Frankrijk en België mogen verenigingen zonder winstoogmerk goederen en diensten produceren en verkopen (in België wordt dit echter meer beperkt dan in Frankrijk). In landen waar verenigingen eerder gekenmerkt worden door idealistische beweegredenen en waar coöperatieven makkelijk zijn op te richten, kiezen sociale ondernemingen eerder voor deze vorm.

Dit is bijvoorbeeld het geval in Zweden, Finland, Italië en Spanje.322

Ondertussen ontstaan er ook mengvormen tussen deze twee opties: verenigingen worden immers steeds meer ondernemingsgericht, coöperatieven op hun beurt beginnen ook voordelen te verlenen aan niet-leden. De wetgeving volgt deze trend.323

Andere pogingen tot het creëren van een alternatieve ondernemingsvorm vinden we in ons land terug. België introduceerde de VSO in 1995 in haar wetgeving, maar was zeker niet de eerste op dit vlak. Italië was immers de pionier van deze beweging in 1991 met de invoering van “sociale coöperatieven.” Portugal voerde in 1998 de “sociale solidariteitscoöperatieve” in alsook Griekenland die in 1999 de “sociale coöperatieven met beperkte aansprakelijkheid” invoerde.324 Andere landen wachten nog af of overwegen ook om een dergelijke vorm in te voeren.

Hoewel een grondige rechtsvergelijking ons te ver zou leiden, is het interessant om in enkele Europese landen een paar voorbeelden aan te halen.

In buurland Frankrijk was er vroeger geen soortgelijke Vennootschap met sociaal oogmerk.325 Eind jaren 70 was er wel sprake van de invoering van een “société sans but lucratif”, maar dit heeft toen niet geresulteerd in een wettelijke regeling. Men vond het niet nodig om een nieuw statuut te

319 M. Denef, Economische activiteiten van VZW en stichting, o.c., 154.

320 M. Denef, Economische activiteiten van VZW en stichting, o.c., 154.

321 J. Defourny, “From third sector to social enterprise,” in C. BORZAGA en J. DEFOURNY, The emergence of social enterprise, London, Routledge, 2001, 14.

322 C. Borzaga en J. Defourny, “Social enterprises in Europe: a diversity of initiatives and prospects,” in C. Borzaga en J. Defourny, The emergence of social enterprise, London, Routledge, 2001, 356.

323 C. Borzaga en J. Defourny, l.c., 356.

324 J. Defourny, l.c., 14.

325 Austrian institute for SME research, Study on practices and policies in the social enterprise sector in Europe, Country fiche France, Wenen, 2007, 3.

creëren, aangezien men van oordeel was dat niets verbied dat in de statuten van een vereniging met economische activiteiten voorzien wordt in betere beheersmodaliteiten en controle.326 In tegenstelling tot wat geldt bij ons bestaat er in Frankrijk immers geen enkel bezwaar tegen het hoofdzakelijk verrichten van handelsactiviteiten door een VZW, zolang de winsten die daaruit voortvloeien niet worden verdeeld onder de leden.327 Ook is er een tamelijk grote consensus omtrent de toelaatbaarheid van economische activiteiten bij verenigingen.328

In 2001 werd wel een nieuwe organisatievorm ingevoerd, de “Sociétés Coopératives d’intérêt Collectif” (SCIC).329 De reden hiervoor zou de volgende zijn: Hoewel verenigingen economische activiteiten mogen ontplooien, zijn zij beperkt wat betreft het verwerven van financiële middelen. Ze zijn immers volledig afhankelijk van hun leden die middelen moeten verschaffen. Het is volgens de fiscale wet immers verboden om fondsen te werven op een systematische manier en verenigingen kunnen bijgevolg geen gebouwen verwerven behalve als het specifiek nodig is voor hun activiteit.

Daarom werd deze nieuwe vorm in het leven geroepen.330 Op 31 maart 2007 waren er 91 SCIC’s, onderverdeeld in twee grote groepen: persoons- en nabijheidsdiensten en milieuactiviteiten.331 In Nederland is er tot nu toe geen VSO, maar zoals eerder vermeld kunnen vereniging en stichting naar Nederlands recht zonder problemen ondernemingsactiviteiten verrichten. De beoordeling van de al dan niet ondernemingsgeaardheid van vereniging of stichting dient primair te geschieden op basis van de feitelijke werkzaamheden, het statutair doel wordt geacht niet bepalend te zijn.332 Uiteraard mag ook hier de vereniging geen winst onder haar leden verdelen.333

Op 12 juli 2007 heeft de Nederlandse minister van Justitie echter een voorontwerp gepresenteerd voor het wetsvoorstel “rechtsvorm maatschappelijke onderneming”.334 De maatschappelijke onderneming moet één of meer ondernemingen of instellingen in stand houden en zich blijkens de statuten ten doel stellen diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die specifiek en uitsluitend gericht zijn op het daarmee gediende maatschappelijke belang.335

326 Ministrieel antwoord 3 maart 1980 op schriftelijke vraag 13 december 1979, J.C.P. 1980, IV, 366; R.T.D. com. 1981, 97. M. Denef, Economische activiteiten van VZW en stichting, o.c., 163-164.

327 C. Hemstrom, “Associations”, in X., International encyclopedia of comparative law, XIII/2, Business & Private organisations, Mohr Siebeck, Tübingen, Leiden/Boston, 2006, 12. De vraag wanneer men te maken heeft met een association-commerçante wordt beantwoord aan de hand van twee criteria: l’exercice habituel d’actes de commerce en l’exercice à titre professionel. E. Alfandari en P. Dutheil, o.c., 368.

328 P. Macqueran, D. Gatumel en D. De Guibert, Associations, Fondations & Congrégations, Memento Pratique, Francis Lefebvre, Levallois, 2006-2007, 162-167. De vereniging met aanzienlijke handels-/economische activiteiten wordt echter ook in vraag gesteld. M. Denef, Economische activiteiten van VZW en stichting, o.c., 167.

329 Wet 624 van 17 juli 2001, www.scic.coop/statut_juridique.htm .

330 G. Lindsay en L. Hems, “Sociétés Coopératives d’Intérêt Collectif : The arrival of social enterprise within the French social economy, » Voluntas : International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations, Vol. 15, No.3, 2004, 267.

331 Toch is er wat kritiek gekomen op deze ondernemingsvorm. Men is van mening dat deze vorm het niet- winstgevend karakter niet altijd kan garanderen. CPCA, L’économie sociale des associations, Plateforme Economie Sociale Avril 2007, Etudes et documents 3, April 2007, 47.

332 M. Denef, Economische activiteiten van VZW en stichting, o.c., 177-178.

333 X., Mededeling van de commissie over de versterking van de rol van verenigingen en stichtingen in Europa, III, Het juridisch en fiscaal kader voor verenigingen en stichtingen, 1997, 74, nr. 10.

334 Proeve van wetsvoorstel tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de introductie van een rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming, www.justitie.nl .

335 Artikel 307 a, 1 Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de introductie van een rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming. Het doel van de maatschappelijke onderneming mag niet inhouden: het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben. Artikel 307 a, 2 Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de introductie van een rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming.

Maar waarom wil men opeens een nieuwe ondernemingsvorm? Het doel hierachter is dat met een wettelijke regeling de mogelijkheden van instellingen in de semi-publieke sector om slagvaardiger op te treden kunnen worden verruimd. De vereniging en stichting missen volgens sommigen de winstprikkel als kwaliteitsindicator en de geregelde structuur voor toezicht en verantwoording. Deze rechtsvormen kennen hun inziens open regelingen, die geen garanties bieden voor intern toezicht, de medezeggenschap van belanghebbenden en de financiële verantwoording. Ook wettelijke garanties voor geschillenbeslechting en controle op de toezichthouders ontbreken.336 Het wetsvoorstel wil met andere woorden een alternatief bieden voor instellingen die nu door stichtingen en verenigingen in stand worden gehouden.337

Volgens het voorstel zou de maatschappelijke onderneming concreet naast een bestuur een “raad van toezicht” en een “belanghebbendenvertegenwoordiging” hebben.338

De belanghebbendenvertegenwoordiging heeft het recht advies te geven over een aantal wettelijk vastgelegde bestuursbesluiten en verder over besluiten die daartoe in de statuten zijn aangewezen. Er kan een beroep op een geschillenregeling worden gedaan als het advies van de belanghebbendenvertegenwoordiging niet wordt opgevolgd of een besluit wordt genomen zonder de instemming van de belanghebbendenvertegenwoordiging terwijl dit wel is vereist. Verder krijgt deze vertegenwoordiging het recht een enquête uit te lokken.339

De Commissie vennootschapsrecht was van mening dat in het assortiment rechtsvormen van Boek 2 Burgerlijk Wetboek er behoefte is aan een meer uitgewerkte rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming naast de stichting. Het veld ziet echter onvoldoende toegevoegde waarde voor een aparte rechtsvorm en men twijfelt of men de belanghebbendenvertegenwoordiging die zou worden ingesteld wel goed vorm kan geven via een wettelijke regeling.340 Het enthousiasme hieromtrent is dus lauw. Afwachten of men binnenkort toch een nieuwe Nederlandse ondernemingsvorm zal krijgen.

In het Verenigd Koninkrijk bestaat er ondertussen sinds 1 juli 2005 het “Community Interest Company” (CIC).341 Dit is een nieuwe soort onderneming, speciaal ontworpen voor de social enterprises342 die hun winsten en activa willen aanwenden voor het algemeen belang.

Ondernemingen hadden immers met het probleem te kampen dat als ze geen “charity”343 status verkregen, het moeilijk was om ervoor te zorgen dat hun activa aangewend werden voor het algemeen belang.

336 Rechtsvorm maatschappelijke onderneming, Memorie van toelichting, 3, www.justitie.nl.

337 Kenmerkend voor de rechtsvorm van de maatschappelijke onderneming is dat zij wordt opgericht met het doel maatschappelijke diensten te verrichten. Zij neemt vervolgens zelfstandig deel aan het rechtsverkeer en heeft volledige rechtsbevoegdheid. De rechtspersoon wordt opgericht en bestuurd door een bestuur of bestuurder. De rechtsvorm kent drie organen met onderscheiden bevoegdheden ten aanzien van het functioneren van de onderneming: het bestuur, de raad van toezicht en de belanghebbendenvertegenwoordiging. Rechtsvorm maatschappelijke onderneming, Memorie van toelichting, 3, www.justitie.nl.

338 Artikel 307 o Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de introductie van een rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming.

339 Nieuwe rechtsvorm maatschappelijke onderneming, www.justitie.nl .

340 E.R. Helder, “Voorontwerp maatschappelijke onderneming: de reacties uit het veld”, Conferentie rechtsvorm maatschappelijke onderneming, Den Haag, 29 november 2007.

341 Companies Act 2004 en Community interest companies regulations 2005.

342 Onder social enterprises verstaat men: een organisatie die voornamelijk sociale doelstellingen beoogt en waarbij de winst in hoofdzaak wordt geherinvesteerd voor diezelfde doelstellingen in de onderneming of in de gemeenschap. Het maximaliseren van winst voor aandeelhouders is dus niet de hoofddoelstelling. Het kan gaan om Community Enterprises, Development Trusts, Credit Unions, Housing co-operatives en Social firms. Er is geen eenduidig wettelijk model voor deze ondernemingen. Zo kan het gaan om “companies limited by guarantee”, om “industrial and provident societies” en om “companies limited by shares.” www.socialfirms.co.uk.

CICs zijn publieke of private ondernemingen met beperkte aansprakelijkheid344 en moeten zich houden aan het algemeen vennootschapsrecht alsook aan de specifieke CIC voorschriften.345 CICs zijn vrijer om commercieel op te treden dan charities dat kunnen. Men mag immers handel drijven om activiteiten te kunnen financieren en om een bijdrage te kunnen leveren aan de gemeenschap. Toch zullen stakeholders nog steeds de zekerheid hebben dat hun geld niet zomaar uitgedeeld zal worden, dankzij de toepassing van het “asset lock”: Alle winsten en andere surplussen die voortkomen uit de activiteiten van de CIC, moeten voortdurend binnen de onderneming worden vastgehouden en worden gebruikt voor gemeenschapsdoeleinden ofwel worden overgeheveld (binnen bepaalde voorschriften) naar een andere asset-locked orgaan zoals een charity of een andere CIC.

Verder wordt transparantie van de activiteiten gegarandeerd door het “community interest report,”

die de bestuurders van een CIC ieder jaar moeten opmaken en waarin een beschrijving staat van de manier waarop de activiteiten de gemeenschap hebben bevoordeeld, de bezoldiging van bestuurders, hoe de stakeholders betrokken werden in de activiteiten, enzovoorts.346 Ook is er een beperking op het uitkeren van dividenden, het uitkeren hangt tevens af van de statuten van de specifieke CIC. Het “dividend cap” probeert een evenwicht te creëren tussen het aanmoedigen om te investeren en het hoofdzakelijk investeren in het voordeel van de gemeenschap.347 Er wordt voortdurend gecontroleerd door de “Regulator”, een onafhankelijk publiek orgaan aangeduid door de Minister van Business, Enterprise en Regulatory Reform.348 Met ondertussen 1 557 geregistreerde ondernemingen, kunnen we van een succes spreken.

In Spanje heeft men “Arbeidsrechtelijke naamloze vennootschappen” (Sociedades Anonimas Laborales) en in Italië heeft men “sociale coöperatieven”, die beiden verschilpunten en gelijkenissen vertonen met de Belgische VSO.

Het doel van deze vennootschappen was vooral om werk te behouden349 en niet zozeer uit ideologische beweegredenen.350 Zoals de naam zelf zegt gaat het om naamloze vennootschappen die voor een meerderheid behoren tot de werknemers. Toch behoort zij tot de sociale economie aangezien er een grote democratie heerst wat betreft de participatie van werknemers in het

343 Een charity mag alleen opgericht worden voor “charitable” doeleinden en heeft bepaalde balastingsvoordelen die CICS niet hebben. De keerzijde van de medaille is dat charities onderworpen worden aan meer regelgeving dan CIC’s. Community interest company (CIC), www.cicregulator.gov.uk .

344 Deze aansprakelijkheid kan beperkt worden door aandelen (by shares) of door waarborg (by guarantee).

Het mag niet gaan om een politieke partij, om een politieke “fundraising” onderneming of om een onderneming die een afdeling hiervan vormt. Zie Part 2, The Community Interest test and excluded companies, The Community Interest Company Regulations 2005.

345 www.cicregulator.gov.uk .

346 Zie Part 7 Community interest company report, The Community Interest Company Regulations 2005.

347 Een CIC beperkt door aandelen of beperkt door waarborg kan kiezen voor optie 2 (schedule 2) of optie 3 (schedule 3) van de Companies Act 2004. Bij optie 2 mag men dividenden alleen uitkeren aan andere asset-locked organen of louter in het voordeel van de gemeenschap; bij optie 3 mag men dividenden uitkeren aan aandeelhouders in overeenstemming met de statuten die dan wel onderworpen worden aan het dividend cap. Zie Part 6 Restrictions on distributions and interest, The Community Interest Company Regulations 2005.

348 www.cicregulator.gov.uk en Austrian Institute for SME Research en TSE Entre, Turku School of Economics Finland, Study on practices and policies in the social enterprise sector in Europe, Wenen, 2007, 23.

349 Dit in tegenstelling tot de “Empresas de Insercion” (werk-integratie ondernemingen) die werk willen verschaffen aan diegenen die uitgesloten worden van de arbeidsmarkt. I. Vidal, “Spain: Social enterprises as a response to employment policy failure,” in C. Borzaga en J. Defourny, The emergence of social enterprise, London, Routledge, 2001, 205.

350 De industriële crisis in de jaren 70 en de financiële crisis van de staat leidden tot onvoldoende werkaanbod en het onvermogen van de staat om persoonlijke diensten aan de maatschappij te verschaffen. I. Vidal, “Spain: Social enterprises as a response to employment policy failure,” in C. Borzaga en J. Defourny, The emergence of social enterprise, London, Routledge, 2001, 204.

kapitaal van de onderneming en een grote gelijkheid van bekomen aandelen van de diverse aandeelhouders. Er zijn echter ook heel wat verschillen: ten eerste legt het VSO regime strikte regels op wat betreft de beperking van vermogensvoordelen en het stemrecht, die men niet terugvindt bij de SAL. Ook is er in principe geen sociaal oogmerk indien het niet de creatie is van de werknemers en van een zekere economische democratie. De SAL blijft een bepaalde vorm van kapitaalvennootschap gecontroleerd door haar werknemers.351

Italië was zoals vermeld de pionier wat betreft nieuwe vormen van sociale ondernemingen en heeft sinds 1991 een nieuw succesvol type coöperatieve: de “sociale coöperatieve.” 352 Hieronder vindt men twee soorten terug: de sociale dienstencoöperatieven die sociale, educatieve en gezondheidsdiensten beheren en de sociale inschakelingscoöperatieven, die in alle commerciële sectors voorkomen maar die tot doel hebben personen die zich op professioneel vlak moeilijk kunnen terugplaatsen terug in te schakelen op de arbeidsmarkt.353 Hun doel is om verder te gaan dan het genereren van winst en om te voldoen aan de grote vraag voor maatschappelijke diensten, waar noch de staat noch privé bedrijven aan kunnen voldoen.354 Deze vorm van coöperatie gaat in tegen het traditioneel coöperatiemodel waar coöperaties de maximalisatie van de opbrengst van hun kapitaal of van het belang van hun leden nastreven.355 Het sociaal oogmerk is duidelijk aanwezig en de coöperatieve principes zijn heel wat strikter dan in de Belgische wetgeving. Zij zijn met andere woorden gelijk te stellen met Belgische VSO’s die tegelijkertijd voldoen aan de criteria van de Nationale Raad voor de coöperatieven.356 Uiteraard zijn er ook hier verschillen: de mogelijkheid om het sociaal oogmerk te volgen door de coöperatie zijn expliciet voorgeschreven door de wet en de verplichting om werknemers als vennoten toe te laten is alleen van toepassing op de sociale inschakelingscoöperatieven.357