• No results found

1986-2002 Bron: OESO.

In document Landbouw-Economisch Bericht 2003 (pagina 40-45)

Agrarische handel van de Europese Unie

1986-2002 Bron: OESO.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Wo l Eier en Pluimveevlees Varkensvlees Overige pr oducten Oliezaden Ma ïs Alle pr oducten Rundvlees Tarwe

Overige granen Schapenvlees

Melk

Suiker Rijst

a) Aandeel (%) van PSE in productiewaarde. 2000-2002 1986-1988

totaal te delen door de geproduceerde hoeveelheid. In landen als IJsland, Japan, Noorwegen en Zwitserland blijft het verschil tussen de (impliciete) binnenlandse en de wereldmarktprijs groot (figuur 2.4). In sommige gevallen is zelfs sprake van een binnenlandse prijs die een factor 3 hoger ligt. Dit geldt dan zowel voor de ontvangen producentenbedragen, als voor de bedragen die consumenten moeten betalen. De NAC ligt in de EU slechts iets hoger dan het gemiddelde van alle OESO-landen.

2.3.2 Afbouw bescherming landbouw, wie profiteert?

Onder meer in het kader van de Doha Development Agenda en de Mid Term Review wordt gesproken over het verminderen van de bescherming in de landbouw door de overheid. Het staat buiten kijf dat daar op wereldschaal economische baten aan verbonden zijn (OESO, 2002). Schattingen van het LEI (Francois et al., 2003), het IMF en de Wereldbank (2002) van het welvaartseffect van volledige afbouw van zowel overheidssteun in de landbouw in de OESO-landen als importtarieven op landbouwproducten, bedragen respectievelijk 60 en 130 miljard dollar per jaar (ruim 0,3% van het mondiale BNP).

2

2.3

Figuur 2.4 Landbouwsteun a) in OESO-landen, 1986-2002

Nieuw-Zeeland

Australi

ë

Polen

Mexico Canada Tsjechi

ë

Hongarije Slowakije

Turkije

Ve

renigde Staten

OESO EU-15 Japan IJsland Kor

ea Noorwegen Zwitserland 0 1 2 3 4 5 Bron: OESO. a) In Nominale-assistentiecoëfficiënten (NAC) voor producenten

2000-2002 1986-1988

Een actuele vraag betreft de verdeling van die baten in de wereld. Het beëindigen van de

wereldwijde landbouwsteun kan in de ontwikkelingslanden 10 tot 25 miljard dollar per jaar opleveren, aanpassingskosten daargelaten. De studies van Francois et al. en IMF/Wereldbank geven aan dat vooral exporteurs in Afrika en Azië en de economie van de EU zullen profiteren. De gevolgen voor individuele ontwikkelingslanden worden onder meer bepaald door de netto-handelspositie in

landbouwgoederen. Voor Nederland, waar de landbouw overwegend exportgericht is en relatief weinig steun ontvangt, worden voordelen verwacht.

Op lange termijn kan liberalisatie negatief uitpakken voor grote producenten van agrarische grondstoffen in Azië, Oceanië en Noord-Amerika. Volgens Francois et al. (2003) gaat een verdere nadruk op de uitvoer van landbouwgoederen in deze landen ten koste van de ontwikkeling in andere sectoren, waarmee de mogelijkheden voor economische groei niet ten volle worden benut.

Bij vrijhandel zal, waar de markt (gedeeltelijk) faalt, flankerend agrarisch beleid dat correcties aanbrengt noodzakelijk zijn (OESO, 2002). Dit kan onder andere het geval zijn bij het aanbieden van een aantrekkelijk landschap of bij bepaalde milieukwesties, zoals de Europese Commissie regelmatig uitdraagt. Willen sommige ontwikkelingslanden kunnen profiteren dan vraagt dit verschillende

begeleidende maatregelen, zoals ‘capacity and institution building’ in de sfeer van voedselveiligheid en andere technische standaarden.

______________________________________________________

Internationaal handelsoverleg

2.4.1 Voortgang Doha-ronde

Nadat in december 2002 deadlines werden gemist in de onderhandelingen over het medicijnendossier en de bijzondere en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden, zijn nu ook de

landbouwbesprekingen vertraagd. Volgens het tijdschema van de Doha-ronde had op 31 maart de derde fase in de landbouwonderhandelingen afgerond moeten worden. Doel van deze fase is het bereiken van overeenstemming over de ‘modaliteiten’ van het landbouwakkoord. Het gaat om de technische parameters voor de verbetering van de markttoegang, de afbouw van alle vormen van exportsubsidie en de vermindering van handelsverstorende binnenlandse steunmaatregelen. Deze modaliteiten vormen de basis voor de aanbiedingen die de WTO-partners voor de 5e Ministeriële conferentie in Cancun (Mexico) moeten indienen. Uiteindelijk moet dan op 1 januari 2005 de Doha- ronde afgesloten kunnen worden. Dit ambitieuze tijdschema lijkt in de knel te komen nu er vooralsnog geen overeenkomst is over de modaliteiten van de onderhandelingen. Op 12 februari 2003

presenteerde de voorzitter van de landbouwonderhandelingen Harbinson een compromisvoorstel dat slecht is ontvangen door vrijwel alle deelnemende partijen (zie kader). De op 18 maart verschenen herziene versie leidde evenmin tot overeenstemming. Het missen van de deadline zal uiteraard vertraging opleveren in de onderhandelingen, maar deze naar verwachting geenszins vergaand frustreren.

2.4

2

Hoofdlijnen Harbinson paper

Markttoegang

Verlaging van de tarieven met gemiddeld 40 tot 60% in 5 jaar, afhankelijk van de hoogte van het oorspronkelijke tarief. Er wordt onderscheid gemaakt naar tarieven lager dan 15%, tussen de 15 en 90% en hoger dan 90%.

Exportrestituties

Volledige afbouw van alle exportsubsidies in negen jaar; na 5 jaar dient voor tenminste de helft van de producten de exportsubsidie volledig afgebouwd te zijn. Wat betreft de meer indirecte vormen van exportsubsidie als voedselhulp en exportkredieten stelt het Harbinsonpaper ‘discipline’ voor.

Interne steun

Steun in de zogenaamde ‘amber box’ (de handelsverstorende steun) moet worden afgebouwd met 60%. De ‘blue box’ (gedeeltelijk van de productie ontkoppelde steun, zoals de toeslagen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) moet komen te vervallen. De steun die nu onder de blue box valt moet onder de amber box worden gebracht, of voor de helft worden verminderd. Aan de steun in de ‘green box’ (de niet handelsverstorende steun) hoeft niet te worden gesleuteld. Voorgesteld wordt de green box uit te breiden met steunmaatregelen gericht op dierenwelzijn.

Positie ontwikkelingslanden

Op de drie hierboven aangegeven terreinen zijn de eisen voor de ontwikkelingslanden lager. Zo hoeven deze landen hun invoertarieven met gemiddeld slechts 33% af te bouwen, minimaal 23%, in een periode van tien jaar. Voor een beperkt aantal uit het oogpunt van voedselzekerheid of plattelandsontwikkeling ‘strategische producten’ is slechts afbouw van het tarief met 10% nodig, met een minimum van 5%. Voor de afbouw van de exportsubsidies en de interne steun (amber box met 40%; blue box met 33%) krijgen de ontwikkelingslanden eveneens 10 jaar. De verplichting de interne steun af te bouwen geldt niet voor de minst ontwikkelde landen.

Reacties deelnemende partijen

Het Harbinsonpaper is door geen van de onderhandelende partijen goed ontvangen.

De kritiek van de EU richt zich onder andere op het volledig voorbijgaan aan de discussie over vrijwaring van steunmaatregelen in de ontwikkelde landen die zich richten op non-trade concerns (zoals plattelandsbeleid en voedselveiligheid). Ook het afschaffen van de blue box is een brug te ver voor de EU. Op het gebied van de exportkredieten gaat het voorstel de EU daarentegen niet ver genoeg. De kritiek van de VS is kort samengevat dat het Harbinsonpaper juist niet ver genoeg gaat. Met name de interne steun en de exportsubsidies zouden verder afgebouwd moeten worden. Ook de Cairns-landen zijn deze mening toegedaan.

2

2.4.2 Handelsgeschillen

In juli 2002 heeft het WTO-panel inzake het Canadese melkprijssysteem geoordeeld dat dit systeem in strijd is met de WTO afspraken over exportsubsidies. Deze beslissing is in het door Canada aangevraagde hoger beroep bevestigd (december 2002). Deze beslissing zet een punt achter een al langer slepende zaak.

Het Canadese systeem, dat in 1996 werd geïntroduceerd, maakte onderscheid tussen melk voor de binnenlandse markt en melk voor de export. De producent ontving voor melk die op de binnenlandse markt werd afgezet een hogere prijs dan voor exportmelk. Al in 1999 oordeelde de WTO dat dit systeem in strijd was met de WTO-verplichtingen van Canada. Dankzij de hoge(re) prijs voor

binnenlandse melk zijn producenten in staat goedkope exportmelk te produceren en is als gevolg van kruissubsidiëring sprake van een exportsubsidie. Zodoende gaf Canada meer exportsubsidie dan op basis van de WTO-afspraken was toegestaan. Op grond van deze uitspraak heeft Canada

aanpassingen doorgevoerd in het 2-prijzen-systeem, die naar de smaak van Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten niet afdoende waren. Wederom werd het Canadese systeem onderwerp van een panel dat eveneens oordeelde dat Canada in overtreding was (WTO, 2002a). Onduidelijk is nog in hoeverre deze uitspraak gevolgen heeft voor de suikermarktordening van de EU. Op sommige punten is deze marktordening vergelijkbaar met het Canadese systeem.

In september 2002 hebben Australië en Brazilië bij het WTO-secretariaat om consultaties met de EU verzocht over de EU-suikermarktordening. Volgens beide landen geeft de EU meer exportsubsidies dan is toegestaan volgens de afspraken in het kader van de Uruguay-ronde. Na een eerste consultatieronde onderzoekt Brazilië momenteel de onderbouwing van een WTO-klacht alvorens eventueel de volgende fase van de procedure in te gaan: het instellen van een panel. Inmiddels heeft ook Thailand een consultatieverzoek ingediend bij de WTO.

2

3

3.1

Landbouw in de EU

In document Landbouw-Economisch Bericht 2003 (pagina 40-45)