• No results found

Boomspiegels met alternatieven voor grasland

In document Harmonisch Park- en Groenbeheer (pagina 133-138)

STROOMDIAGRAMBEHEEROPTIES ONBEGROEIDEBODEM

5 Boomspiegels met alternatieven voor grasland

Het kan interessant zijn om niet het hele vlak onder een boom als grasland te be-heren. Dichtst tegen de boomstam is er doorgaans de meeste schaduw en bij het maaien is er steeds het gevaar om de schors te beschadigen. Dus is het vaak een goed idee om rond de stam een zone of boomspiegel in te richten, waar geen graslandbeheer wordt gevoerd. Hiervoor zijn er dan een hele reeks alternatieven.

Men kan die zone al dan niet afbakenen met een lage omheining of aangelegde boord.

• Dode bladeren

In het kader van de beperking van het groenafval is het interessant om de dode bladeren niet uit het park te verwijderen maar plaatselijk te concentreren onder de bomen. Hiervoor gaan we ze in bepaalde zones samenvegen of -blazen. Wanneer die massa vermengd wordt met vruchtbare grond, kalk of wat bemesting gaat ze sneller afbreken en zal de standplaats voor de bomen niet verzuren. Bij bodembe-werking moet men wel opletten om de boomwortels niet te zeer te beschadigen.

• Struiken

Rond de stam kunnen schaduwverdragende struiken aangeplant worden. U kunt er trouwens ook de bladeren laten liggen. Voor de hand liggende schaduwkampi-oenen zijn Hulst en Taxus maar ook Mispel of Tweestijlige meidoorn zijn denkbaar.

Schaduwminnende soorten die in Vlaanderen uitheems zijn, zijn bijvoorbeeld Buxus (wel inheems in België) op kalkrijke of Rododendrons op zure bodem. Dat is allang bekend als de techniek met de “bosquets” onder de bomen, waar men de bladeren in afvoerde.

• Lage bodembedekkers

Zoals al eerder is vermeld, zijn Klimop en Kleine maagdenpalm de beste inheemse bodembedekkers in de schaduw. Men kan er wel minder dode bladeren kwijt dan onder struiken. Verschillende varens zoals Mannetjesvaren komen ook in aanmer-king. Als uitheemse soorten zijn er bijvoorbeeld Mahonie (Mahonia aquifolium), Mui-zendoorn (Ruscus aculeatus), Epimedium-soorten en Pachysandra terminalis.

Klimop als bodembedekker

in boomspiegel in het stadspark van Aalst

• Voorjaarsbloeiers

Aan de boomvoeten op de meest schaduwrijke plekjes komen voorjaarsbloeiers uit bossen vaak nog het meest tot hun recht. Hun vermogen om zich door dikke pak-ken strooisel te werpak-ken is bewonderenswaardig, maar niet onbeperkt. Vooral sterke narcisvariëteiten zijn zeker aangewezen, maar ook het Zomerklokje, de Gewone vo-gelmelk, de Wilde hyacint en vele andere soorten komen in aanmerking. Bemerk dat ook het Sneeuwklokje in deze omstandigheden kan gedijen, omdat het niet moet con-curreren tegen het gras.

Sneeuwklokje in boomspiegel in het stadspark van Aalst

Narcissen in de boomspiegel in het stadspark van Aalst

1 Inleiding

• Het ontstaan van hooilanden

Hooilanden als plantkundig of vegetatiekundig gegeven zijn niet ontstaan in parken.

Ze zijn het resultaat van het harde werk van de landbouwers in de voorbije eeuwen.

Volgens sommige auteurs bestaan ze zelfs al duizenden jaren, althans in Europa.

Op het eerste gezicht zou je kunnen zeggen: waarom al dat maaiwerk, laat het vee gewoon het gras opeten. Maar er zijn goede redenen om hooilanden aan te leggen.

Zo zal het vee steeds een deel van het gras niet opeten maar gewoon kapottrappen, hooilanden zijn dus efficiënter voor het grasgebruik. In een groot deel van Europa groeit het gras ook niet in de winter, dan ligt er een dik pak sneeuw of is het gewoon veel te koud. Het is dan belangrijk dat de boeren een voldoende grote voorraad wintervoer hebben opgeslagen. Traditioneel bestond dat wintervoer uit gedroogd gras, hooi genoemd, waarmee men het vee de winter door kreeg. Het belang van hooiland is om die reden groter in Centraal-Europa dan bij ons, waar het gras in de winter gewoonlijk wel groen ziet en toch minstens een beetje groeit.

Hooilanden zijn dus een bijzondere vorm van graslanden, met daarin soorten die het goed verdragen om een of meer keren per jaar gemaaid te worden. Technieken om grazende dieren te ontmoedigen zoals een sterke smaak of stekels zijn voor hooi-landplanten eerder nutteloos. Rozetplanten of zeer lage soorten in het algemeen worden benadeeld omdat alles samen omhoog groeit tot het fatale moment van de maaibeurt. Het is echter essentieel voor hooilandsoorten om samen met de grassen omhoog te groeien. Veel van die bloemplanten zijn dan ook rank en fijn, in bouw vergelijkbaar met grassen, denk maar aan de Margriet, de streepzaadsoorten of het Rapunzelklokje.

Dergelijke hooilandgemeenschappen zijn door de eeuwen heen ontwikkeld op di-verse plaatsen in Europa. Het zijn prachtige, kleurrijke vegetaties met tientallen soorten erin. De belangrijkste in het kader van de Vlaamse parken zijn het Glans-haverhooiland (Arrhenatherion) op voedselrijke, vrij droge tot vochtige bodem en eventueel het Dotterbloemhooiland (Calthion, Dottergrasland) in nattere omstan-digheden. Hier en daar heeft het Verbond van Grote vossenstaart (Alopecurion), het Blauwgrasland (Junco-Molinion) of zelfs vegetaties uit andere klassen (droge graslanden op zandgrond en heischrale graslanden) plaatselijk ook enig belang in parken. Voor meer details verwijzen we naar het hoofdstuk over graslandvegeta-ties (hoofdstuk 1.4). Aangezien die vegetagraslandvegeta-ties voor de moderne landbouw niet meer interessant zijn, omdat ze onvoldoende productief zijn, zijn ze teruggedrongen tot wegbermen, natuurreservaten en ook parken. We kunnen deze overlevering uit de traditionele landbouw immers met goed gevolg aanwenden in het openbaar groen.

Naast de bekende hooilanden bestonden er ook zogenaamde strooiselweiden, schrale graslanden die ook af en toe gemaaid werden. Het strooisel was echter zo slecht van kwaliteit dat het niet als voeder gebruikt kon worden. Het werd alleen als stalstrooisel gebruikt, waar het zich met de mest vermengde en het leven voor de dieren in de winter wat aangenamer maakte. Het mengsel van mest en strooisel werd dan gebruikt om de velden te bemesten. Sommige dottergraslanden met een groot aandeel zegges of andere schijngrassen waren veeleer zulke strooiselweiden.

Voor de boeren van toen waren dit de slechtere stukken, maar voor het beheer van parken maakt de voederwaarde van het maaisel niet zoveel meer uit.

• Groei en beheer van hooilanden in het algemeen

Grassen vertonen twee groeipieken. De eerste top in de biomassaproductie komt omstreeks het moment van de langste dagen in de tweede helft van juni. Aangezien gras net als alle andere groene planten afhankelijk is van de zonne-energie voor de fotosynthese mag dat ons geenszins verbazen. Maar er komt een tweede, lagere groeipiek in augustus, die hergroei of toemaat wordt genoemd. In hooilanden gaat die tweetoppige groeicurve om evidente redenen het beheer bepalen.

J F M A M J J A S O N D

bovengrondsebiomassa

tijd

1 2

tweetoppige groeicurve graslanden

Het maaitijdstip voor verschralingsbeheer Het maaitijdstip voor klassiek natuurbeheer 1

2

hergroei of toemaat

Tweetoppige groeicurve graslanden

Het moment van de eerste maaibeurt kan vallen net voor de eerste groeipiek om hooi van de beste kwaliteit te verkrijgen. De grassen worden dan gemaaid net voor ze in zaad komen en dus voor het moment waarop ze zouden verwelken. Voor een esthetisch effect is dit negatief omdat bloeiende planten het moeilijker zullen heb-ben om stand te houden. Om natuurbehoudsredenen en voor het fleurige landschap wordt er nu vaak later gemaaid. Voor meer details hierover wordt er verwezen naar het hoofdstuk over de maaitijdstippen en maaifrequentie (hoofdstuk Maaibeheer).

De toemaat of de tweede groeipiek kan ook gemaaid worden in een tweede maai-beurt in het geval van zuivere hooilanden. In de zogenaamde hooiweiden werd een paar weken na de eerste maaibeurt nabegrazing ingeschakeld. Dat zorgt ervoor dat het grasland kort de winter ingaat, een essentiële voorwaarde voor de kieming en uitbreiding van heel wat typische soorten. Zo zien we dat het grasland aan een aantal natuurlijke wetmatigheden onderworpen is en dat een reeks hooilandsoorten zeer specifiek aangepast blijken aan de dynamiek en het beheer van hooilanden.

2 Hooiland met voornamelijk cultuurhistorische

In document Harmonisch Park- en Groenbeheer (pagina 133-138)