• No results found

Wat er wel in de boekenkasten stond: gebonden romans, dikke omnibussen en trilogieën: Circusleven, Eeuwig zingen de bossen, Hoe groen is mijn dal, Sil de

strandjutter, Ciske de Rat, Kees de Jongen, De commissaris vertelt. Wie waren de

populaire schrijvers: Ina Boudier-Bakker, Anne de Vries, A.M. de Jong, Jan de

Hartog, A. den Doolaard, Willy Corsari. Jan Mens, Johan Fabricius, Antoon Coolen

en Herman de Man haalden verkoopcijfers van tussen de honderdduizend en

tweehonderdduizend exemplaren. Van Reve's De avonden, nu gezien als van

beslissende betekenis voor de na-oorlogse literatuur, werden in lang slepende jaren

tenslotte zevenduizend exemplaren verkocht. Hermans' De tranen der acacia's haalde

in acht jaar de drieduizend stuks.

In 1960 komt de omslag. De Bezige Bij heeft net Het stenen bruidsbed, de

eersteling van Harry Mulisch, uitgegeven als reuzenpocket. Willem Frederik Hermans,

Gerard van het Reve, Jan Cremer en Jan Wolkers zullen volgen. De paperback

verovert het grote publiek. Het zijn vooral de jongeren die de modernen lezen: ze

identificeren zich met de voornamelijk jonge, vaak immorele helden van de romans,

die zich afzetten tegen de conventies van de oudere generatie. Het enige soort literair

proza dat vanaf de zestiger jaren nog in gebonden vorm verschijnt is de streekroman.

*

Ontleend aan: Ton Anbeek: ‘31 juni 1959: Het Stenen bruidsbed van Harry Mulisch

De noorse trilogieën dalen af naar het keukenmeidennivo.

*

Sex, zwarte wanhoop, homofilie en de absurditeit van het bestaan zijn voortaan

de thema's van de hoge literatuur. In duistere jazzkelders wordt rode wijn

gedronken, enige narcotica gebruikt en vooral veel gefilosofeerd. Je draagt een

164

zwarte coltrui, je leest Sartre en Camus, je bent existentialist, humanist of nihilist.

Later, tijdens de Vietnamoorlog ben je anarchist, pacifist, maoïst, leninist of trotskist.

Het kapitalistische westen wordt snel rijker. Er komen subsidies waar kunstenaars

van kunnen leven en werken, elke jongere heeft recht op een studiebeurs. Je studeert

op de sociale academie, op de kunstacademie, of je doet aan nu vrijwel uitgestorven

zaken als andragogiek, politicologie of culturele antropologie. Je studie maak je niet

af. Je bent hippie, je haat de burgermaatschappij. Spellen doe je zonder x-en, c-tjes

en hoofdletters. In de steden en aan de universiteiten begint het te rommelen, de

verbeelding komt aan de macht, ook in Limburg.

Beet

Het is 1966. Een paar jongeren richten het literaire tijdschrift Beet op, dat na het

eerste nummer onmiddellijk inslaapt. In redactie zitten onder andere Willem K.

Coumans, Kees Simhoffer en Pieter Beek. De 25-jarige Ton van Reen geeft het blad

vanuit Helden uit en schrijft mee. Voor de cover van dat eerste en enige nummer

maakt Hans Mol een literaire ready made: een reclametekst voor Kukident

Haft-Crème:

Bei richtiger Anwendung sitzen sogar ältere Gebisse zehn bis zwölf Stunden absolut fest.

Sie können jetzt ohne Furcht sprechen, lachen

singen, husten und niesen. Danke. * Hans Mol, ‘Kukident-haft-Crème’, In: Beet. Jaargang 1, 1966, nr. 1 Hans Mol*

Kees Simhoffer en Willem K. Coumans interviewen de Maastrichtse kunstenaar Ad

Visser voor Beet. Veel waardering is er voor zijn primitiviteit en natuurlijkheid: zijn

materiaal haalt hij gewoon van de straat. Echt schilderen is er niet meer bij: ‘Gewoon

met een lasapparaat sodemieteren’. Ad Visser is over

spannen, maar zo hoort dat ook, zijn kunst is speelse therapie. Willem K. Coumans

levert ready mades, een over het gevangeniswezen, de andere over Scott Carpenter

in Sealab waar de hoge druk en de aanwezige helium de astronauten Donald

Duckstemmetjes bezorgen. Leo Cuypers schrijft over de free jazz van Ornette

Coleman, Pieter Beek bespreekt onder andere de nieuwe Franse Cinéma Vérité en

schrijft een paar korte gedichten. Een jaar daarvoor won hij de

VARA

-poëzieprijs.

*

Pieter Beek, ‘Ik dacht nog...’, ‘Opeens...’ en ‘De moord’, In: Beet. Jaargang 1, 1966, nr. 1

Alles is alledaags, absurd en cynisch bij Beek.

* ik dacht nog

waarom steekt jan nu de straat over maar jan wist niet

wat ik dacht en liep rustig door opeens zag ik god als een gek door de stad fietsen en hij floot het

ave maria (met losse handen n.b.)

de moord

de vrouw zei

hiermee kan ik god vermoorden en tilde een twee drie vier vijf zes rokken op

166

Kees Simhoffer levert een verhaal ‘Het oog in de driehoek’ voor Beet, het perspectief

is dat van een gefrustreerde, door erotische gevoelens gekwelde puber. Het verhaal

begint omineus: ‘De rode konten van de mandrillen is alles wat hij zich ervan

herinnert’, en eindigt aldus: ‘Zijn kussen zit vol bruine vlekken. In zijn slaap heeft

hij zijn puisten weer eens opengekrabd.’ Ergens tussen die twee zinnen belandt de

jongen in een smoezelig boekhandeltje, waar een vrouw van een jaar of vijftig zonder

schoenen, want ze heeft last van haar eksterogen, rondloopt:

‘Terwijl ze door kletst, kijkt hij omlaag naar haar benen waarop de aders haar hele

leven in kaart hebben gebracht. Haar voeten zitten vol blauwe harde knobbels. Hij

ziet haar al met haar benen in een teil water zitten om de zaak te weken. Hij kent dat

van zijn moeder. Iedere zaterdagavond. En als je er wat van zegt, kan je nergens

tegen. ‘Dan moet je maar niet kijken. Of had je soms graag, dat je moeder zich liet

vervuilen? Wacht maar tot je zo oud bent als ik. Er kan in ieder geval niemand zeggen

dat ik niet zindelijk op mijn lichaam ben.’

En dan tilt ze haar benen op om ze te laten uitdruppen en stapt op een handdoek.