• No results found

Boek 3 en 4: Het material aangepast aan een addressaat

5. Quintus Smyrnaeus’ Posthomerica

5.1. Boek 3 en 4: Het material aangepast aan een addressaat

De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis staat in character-text van de godin Hera. Haar rede is een reactie op

op het moment dat Achilles door de god Apollo wordt geraakt met een dodelijke pijl (3.61-2). Terwijl Achilles de pijl uit zijn enkel trekt, realiseert hij zich dat zijn tijd om te sterven gekomen is. Het duurt nog een flink aantal verzen voordat hij daadwerkelijk sterft (3.164-5). In de tussentijd spreekt Hera schande van Apollo zijn actie (3.96-129). Ze verwijt Apollo dat hij Achilles met een pijl heeft neergeschoten, omdat hij op de bruiloft van Achilles’ ouders, Peleus en Thetis, nota bene degene was die hun huwelijk bezong:

Q.S. Posthomerica 3.100-2:

Εὖ δ᾽ἐνὶ μέσσοις δαινυμένοις ἤειδες, ὅπως Θέτιν ἀργυρόπεζαν Πηλεὺς ἤγετ᾽ ἄκοιτιν ἁλὸς μέγα λαῖτμα λιποῦσαν·115

“Te midden van de dinerende goden heb jij op goede wijze gezongen, hoe Peleus de zilvervoetige Thetis als echtgenote meenam, nadat zij de diepte van de grote zee had achtergelaten.”116

Vervolgens neemt ze het hem kwalijk dat hij het bovenstaande schijnbaar vergeten is:

Q.S. Posthomerica 3.106-7:

Ἀλλὰ τά γ᾽ ἐξελάθου καὶ ἀμείλιχον ἔργον ἔρεξας κτείνας ἀνέρα δῖον

“Maar die dingen ben je helemaal vergeten en je hebt een meedogenloze daad uitgevoerd door een stralende man te doden.”

James wijst in zijn commentaar terecht op de overeenkomst tussen deze speech van Hera in de Posthomerica en haar speech tegen Apollo in Ilias 24.55-63.117 Daarnaast merkt James op dat deze speech van Hera herhaald wordt in 4.49-55.118 Deze passage uit boek 4 is een vergelijkbare passage, waarin Hera Zeus erop aanspreekt dat hij Achilles zou moeten steunen. In deze speech gebruikt Hera hetzelfde argument: aangezien Zeus zelf bij het huwelijk van Peleus en Thetis aanwezig was, zou hij de Grieken – en niet de Trojanen –moeten bijstaan. In het vervolg bespreek ik alleen 3.96-129, omdat deze speech van Hera uitgebreider is en er meer over te zeggen valt in het kader van de aanpassingen van het material die de spreker maakt. De observatie van James, namelijk dat Hera min of meer hetzelfde punt maakt in de speech in de Posthomerica (3.96-129) en de speech in de Ilias (24.55-63), kan nog enigszins worden uitgewerkt.

In de speech van Hera in de Ilias (24.55-63) is de held Achilles nog in leven, maar tijdens Hera’s speech in de

Posthomerica, is de held stervende. Daarnaast is Paris, als doder van Achilles, uit het material geschrapt. De primary narrator heeft dus het material aangepast. Het feit dat de primary narrator van de Posthomerica Paris,

115 De Griekse tekst is overgenomen uit Vian (1963 en 1966). 116

De vertaling is zelf gemaakt.

117

James (2004) 282 ‘Hera’s reproach of Apollo is comparable with the much briefer one at Iliad 24. 55-63.’

118

James (2004) 282 ‘Hera makes essentially the same point again in her brief complaint to Zeus at 4. 49-55.’

36

als doder van Achilles, uit het material heeft weggelaten, zorgt ervoor dat Hera al haar woede op Apollo kan uiten, omdat de dood van Achilles nu enkel zijn schuld is. Bovendien laat de primary narrator het moment van Achilles’ sterven tegelijkertijd afspelen met de speech van Hera. Dit geeft hem de gelegenheid om niet alleen Hera’s reactie weer te geven in character-text, maar ook om de reactie van de goden die aan de kant van de Trojanen weer te geven (ἐνὶ φρεσὶ καγχαλόωντες, ‘zij verheugden zich in hun hart’ 3.136). In het vervolg zal ik de belangrijkste veranderingen in het material die gemaakt zijn in de eerste speech van Hera in de Posthomerica (3.96-129) bespreken.

In de Ilias noemt Hera Apollo onbetrouwbaar (Il. 24.63), omdat hij degene is die samen met Paris, Achilles zal doden. In de Posthomerica wrijft Hera echter Apollo onder de neus dat hij de boosdoener is:

Q.S. Posthomerica 3.123-7: Ἦ νυ σοὶ οὐ Τρώων ἐπιμέμβλεται, ἀλλ᾽ Ἀχιλῆι ἀμφ᾽ ἀρετῆς <ἐ>μέγηρας, ἐπεὶ πέλε φἐρτατος ἀνδρῶν. Νήπιε, πῶς ἔτι σοῖσιν ἐν ὄμμασι Νηρηίνην ὄψει ἐν ἀθανάτοισι Διὸς ποτὶ δώματ᾽ ἰοῦσαν, ἥ σε πάρος κύδαινε καὶ ὡς φίλον ἔδρακεν υἷα;

“Voorwaar, jij bekommert je niet om de Trojanen, maar jij bent jaloers op Achilles vanwege zijn deugd; omdat hij de beste der manschappen bleek te zijn.

Jij dwaas, hoe zal jij nog de Nereïde in haar ogen

aankijken, wanneer zij naar het huis van Zeus gaat te midden van de onsterfelijken? Vroeger respecteerde zij jou en zag ze jou als haar eigen zoon.”

Hera focaliseert Apollo’s actie als een ‘meedogenloze daad’ (ἀμείλιχον ἔργον 3.106). Ze verwijt hem dat hij gehandeld heeft uit jaloezie. Vervolgens herinnerde ze hem aan het feit dat Thetis hem beschouwde als haar zoon. Ze roept pathos op door de tertiary focalisation van Thetis in te voegen: ὡς φίλον ἔδρακεν υἷα ‘en zag ze jou als haar eigen zoon’ 3.127). Hera voegt dus deze nieuwe elementen in het material om Apollo zich nog schuldiger te laten voelen en vooral ook om de andere goden ervan te overtuigen dat ze de Grieken in de strijd moeten bijstaan. Het commentaar van James, namelijk dat de twee passages vergelijkbaar zijn, kan dus gemodificeerd worden. Het material in de speech van Hera is anders omdat de primary narrator de fabula van de dood van Achilles heeft aangepast.

Een tweede voorbeeld waarin de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is aangepast aan de addressaat, is in het vervolg van boek 3. Thetis stort zich in deze pathosvolle scène op het lijk van Achilles terwijl ze de volgende woorden uitroept:

Q.S. Posthomerica 3.611-5: Αὐτὰρ ἐγὼ πρὸς Ὄλυμπον ἀφίξομαι, ἀμφί δὲ ποσσὶ κείσομαι ἀθανάτοιο Διὸς μεγάλα στενάχουσα, οὕνεκά μ᾽ οὐκ ἐθέλουσαν ὑπ᾽ ἀνέρι δῶκε δαμῆναι, ἀνέρι ὃν τάχα γῆρας ἀμείλιχον ἀμφιμέμαρφε Κῆρές τ᾽ ἐγγὺς ἔασι τέλος θανάτοιο φέρουσαι.

37

“Maar ik zal naar de Olympus gaan en rond de voeten van de onsterfelijke Zeus zal ik liggen en luidkeels jammeren,

omdat hij tegen mijn wil het heeft gegeven dat ik aan een man onderworpen ben een man die vreselijke ouderdom weldra in zijn greep krijgt,

en de doodsdaemonen zijn al nabij die het einde bestaande uit de dood met zich meevoert.”

Over deze passage kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden. Thetis schetst in deze passage een zeer negatief beeld van haar huwelijk. Nu haar enig zoon gestorven is, kijkt ze bitter terug op haar verbintenis met zijn vader, Peleus. De dood van Achilles doet haar realiseren dat haar echtgenoot, die ook sterfelijk is, tevens spoedig zal sterven. Bij Homerus staat dat haar zoon ook snel zal sterven, maar hier voegt ze toe dat niet alleen haar zoon maar ook haar man spoedig zal sterven. In de Ilias ligt in haar speech de nadruk op de sterfelijkheid van haar zoon, maar in de Posthomerica doet Thetis er nog een schepje bovenop door niet alleen Peleus’ ouderdom, maar ook zijn sterfelijkheid te benadrukken. Dit is een logische toevoeging aan het material, omdat, in tegenstelling tot de Ilias waar hij zoon nog in leven is, in de Posthomerica hij nu reeds gestorven is. Thetis haar speech herinnert haar aan haar huwelijk met een sterveling die ook spoedig zal sterven.

Uit dit voorbeeld blijkt dat Thetis het material van haar huwelijk aanpast aan haar addressaat, namelijk haar overleden kind. Het feit dat Achilles gestorven is, verklaart de nieuwe informatie in Thetis’ versie van het

material. Deze versie is van het huwelijk in de Posthomerica is in tegenspraak met de gelukzalige versie van het

huwelijk die het personage Nestor in de Posthomerica geeft, die ik nu zal bespreken.

In het volgende te bespreken voorbeeld uit boek 4, waar Nestor de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis bezingt om Thetis te troosten, is het opvallend dat hij, in tegenstelling tot Thetis, alleen de mooie kanten van de bruiloft benadrukt. Thetis wil in boek 4 lijkspelen houden ter ere van haar zoon:

Q.S. Posthomerica 4.115-7:

Θέτις κυανοκρήδεμνος θῆκεν ἄεθλα φέρουσα καὶ ὀτρύνεσκεν Ἀχαιοὺς αὐτίκ᾽ ἀεθλεύειν·

‘Thetis met de donkere sluier

zette de prijzen neer die ze bij zich had en spoorde de Grieken aan om terstond wedstrijden te houden.’

Het is vervolgens Nestor die opstaat om de rouwende119 Thetis een hart onder de riem te steken. Nestor, die te oud is om mee te doen aan de spelen, laat in plaats daarvan aan Thetis zien hoe eloquent hij is (4.128-43). Eerst bezingt hij de bruiloft van Peleus en Thetis en vervolgens prijst hij Achilles. James wijst er op dat Nestors zang is weergegeven in de indirecte rede.120 Deze opmerking van James kan met behulp van een narratologische analyse van deze passage worden uitgewerkt.

119

Over deze passage is opgemerkt door James (2004) 289 dat de donkere kleur van Thetis’ sluier ‘indicates mourning, as in

the description of Thetis at Iliad 24. 93-4, but it is also appropriate for sea creatures, as in dark-haired of the Nereids at 5.345.’

120

James (2004) 289-9 ‘Nestor’s extensive speech in praise of Thetis and Achilles is presented in a reported form, not as

direct speech, which is the rule for the dramatic narratives of the Homeric epics and the Trojan Epic alike.’

38

Q.S. Posthomerica 4.128-143: Τοὔνεκ’ ἐν<ὶ> μέσσοισιν ἐύφρονα Νηρηίνην ὕμνεεν, ὡς πάσῃσι μετέπρεπεν εἰναλίῃσιν εἵνεκ’ ἐυφροσύνης καὶ εἴδεος· ἣ δ’ ἀίουσα 130 τέρπεθ’. Ὃ δ’ ἱμερόεντα γάμον Πηλῆος ἔνισπε, τόν ῥά οἱ ἀθάνατοι μάκαρες συνετεκτήναντο Πηλίου ἀμφὶ κάρηνα, καὶ ἄμβροτον ὡς ἐπάσαντο δαῖτα παρ’ εἰλαπίνῃσιν, ὅτ’ εἴδατα θεῖα φέρουσαι χερσὶν ὑπ’ ἀμβροσίῃσι θοαὶ παρενήνεον Ὧραι 135 χρυσείοις κανέοισι, Θέμις δ’ ἄρα καγχαλόωσα ἀργυρέας ἐτίταινεν ἐπισπέρχουσα τραπέζας, πῦρ δ’ Ἥφαιστος ἔκαιεν ἀκήρατον, ἀμφὶ δὲ Νύμφαι ἀμβροσίην ἐκέραιον ἐνὶ χρυσέοισ<ι> κυπέλλοις, αἳ δ’ ἄρ’ ἐς ὀρχηθμὸν Χάριτες τράπεν ἱμερόεντα, 140 Μοῦσαι δ’ ἐς μολπήν, ἐπετέρπετο δ’ οὔρεα πάντα καὶ ποταμοὶ καὶ θῆρες, ἰαίνετο δ’ ἄφθιτος αἰθὴρ ἄντρά τε Χείρωνος περικαλλέα καὶ θεοὶ αὐτοί. ‘Hij bezong het prachtige huwelijk van Peleus,

het huwelijk dat de onsterfelijke gelukzaligen hielpen waar maken op de top van de Pelion. Hij bezong hoe ze proefden van de onsterfelijke maal bij het diner, toen de vlugge Seizoenen het goddelijke voedsel in hun onsterfelijke armen hadden meegenomen en opgestapeld in gouden manden. Hoe Themis jubelend en opgewekt zilveren tafels dekte en hoe

Hephaestus een pure vlam aanstak en daaromheen de Nymphen

ambrosia mengden in gouden bekers.

Hoe de Charites overgingen tot een prachtige dans en de Muzen tot hun zang. Hoe daarbij alle bergen,

rivieren en wilde dieren blij waren en hoe de eindeloze ether,

de geweldig mooie grotten van Chiron en hoe de goden zelf het warm kregen.’

Met het gebruik van de indirecte rede, vervaagt namelijk de grens tussen de stem van de primary narrator-

focaliser en die van Nestor. Oftewel, de primary narrator-focaliser plaatst zich op één lijn met de eloquentie van

de beroemde Nestor uit de Ilias.

Het is opvallend dat binnen de Posthomerica alleen in Nestor zijn versie van de bruiloft de Muzen aanwezig waren. De aanwezigheid van de Muzen kan te maken hebben met het feit dat Nestor, die op één lijn wordt geplaatst met de primary narrator-focaliser, een zang uitvoert. Dit lijkt op de gevallen bij Pindarus en Euripides waar het zingende koor zelf de aanwezigheid van de Muzen in hun narrative benadrukt. Dat de stem van de

primary narrator en die van Nestor versmelten, geeft dus hun beider zangkunst aan. Dit bewerkstelligt de

verteller door aan zijn zang de aanwezigheid van de Muzen op de bruiloft van Peleus en Thetis toe te voegen,

een aanpassing van het material die, in de lijn der verwachting, alleen in deze passage is gemaakt in de

Posthomerica.

Q.S. Posthomerica 4.130-1:

ἡ δ᾽ ἀΐουσα | τέρπεθ᾽. ‘En zij was blij het te horen.’

Deze reactie van Thetis de enige bestaande versie van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis waar Thetis’ reactie op een lofzang op haar eigen bruiloft wordt weergegeven. In Nestor zijn versie van het material in de Posthomerica worden alleen de mooie aspecten van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis

benadrukt. Deze positieve versie is in tegenspraak met dat wat Thetis over haar eigen bruiloft kort hiervoor te zeggen had (3.611-26). Het gegeven dat het material van de episode van de bruiloft in zo’n mate is aangepast dat alleen de mooie aspecten van de episode van de bruiloft benadrukt worden, kan verklaard worden met het feit dat Nestor Thetis wil troosten. Nestor zingt voor haar een troostzang en daarom benadrukt hij dat de bruiloft

prachtig en schitterend was. Het blijft echter opvallend dat Thetis, die niks van haar bruiloft moest hebben, haar eigen bruiloft wel mooi vindt wanneer Nestor het bezingt. Is dit dan op meta-niveau een compliment aan het adres van de dichter? Of hebben we hier te maken met een inconsistentie binnen de Posthomerica?