• No results found

3. Huidig Beekdal

3.1.5 Blauwe leem

In het gehele casusgebied werd blauw tot blauw grijs leem aangetroffen ( figuur 25). Het leem verschilde in samenstelling. Er is daarom een onderverdeling gemaakt in het verschil in de

verschillende leemlagen. De onderverdeling is gemaakt op basis van het materiaalsoort en de locatie in het beekdal. Het materiaal ten noorden van de Dommel verschilt met het materiaal ten zuiden van de Dommel (figuur 26). Ten noorden van de huidige stroomgeul van de Dommel bestond het

materiaal uit sterk zandige leem (op de foto rechts). Ten zuiden van de huidige stroomgeul van de Dommel is het leemgehalte hoger en kwamen er veelvuldig witte puntjes in het materiaal voor (op de foto links).

Figuur 25: Grijsblauwe afzettingen in het casusgebied ten zuiden van de huidige Dommel. In het casusgebied kwamen twee soorten lemige blauwe afzetting voor.

Relatie tot andere eenheden

Het leem ligt of op moerig zand met veenlagen (5 boringen) of op het fijne grijze zand (2 bori ngen) en heeft een scherpe ondergrens. Boven op het leem een zandlaag met ijzerconcreties (4 boringen), fijn grijs zand (2 boringen) of bruin matig grof zand (1 boring) aanwezig. De grens met het zand met ijzerconcreties is geleidelijk, terwijl de grenzen met het fijne grijze zand of bruin matig grof zand scherp is.

Het primaire onderscheid tussen het leem en de andere lithologische eenheden is de kleur en de aanwezigheid van de fractie leem. Het onderscheid tussen de twee leemsoorten is op basis van de aanwezigheid van de fractie zand in het leem. Dit onderscheid komt overeen met de locatie van het leem binnen het casusgebied. Leem met een hogere zandfractie bevindt zich aan de noordzijde van de Dommel, terwijl leem zonder zand zich aan de zuidkant bevindt.

56

Figuur 26: tweedeling in het casusgebied. Een noordelijk en zuidelijk deel.

Zuidelijk deel

Het leem in het zuidelijke deel is vrijwel zandloos en het materiaal bevat witte ‘puntjes’ (figuur 25 links).217 Deze witte puntjes zijn niet overal in het materiaal aangetroffen. Het leem was zeer stug en compact en was moeilijk uniform open te snijden (figuur 27).

Figuur 27: Leem zuidelijk deel van de Dommel.

57

Interpretatie

Er zijn meerdere mogelijkheden tot interpretatie voor het aangetroffen materiaal. Een mogelijkheid is dat het leem behoort tot het laagpakket van Liempde, wat voorheen ‘Brabants leem’ werd genoemd.218 Sinds 2003 is het ‘Brabantse leem’ bij de formatie van Boxtel laagpakket van Liempde ingedeeld.219 Hoewel het op landelijk niveau wordt aangeduid als laagpakket, is het op lokaal -regionaal nog steeds bekend als ‘Brabantse leem’. Brabantse leem is een periglaciale afzetting dat eolisch is afgezet in het vochtige Dommeldal. 220 In de laatste periode van het Pleistoceen was het in de zomer warm genoeg om ondiepe plassen water te ontdooien. Door vochtige omstandigheden kon het loss dat werd aangevoerd door de wind, worden afgezet. Het Brabantse leem is te herkennen aan witte puntjes in het blauwe leem. Deze witte puntjes zouden restanten van een subarctische landslak (Columella columella) kunnen zijn.221 In het leem wat is aangetroffen in het zuidelijk deel van de Dommel zijn ook witte puntjes waargenomen. Het blauwe leem ligt, in het casusgebied, of op gyttja of op fijn grijs zand. Het gyttja en het fijne grijze zand zijn beide waarschijnlijk Holocene afzettingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat het blauwe leem behoort tot het Brabantse leem uit het Weichselien. Het materiaal is geïnterpreteerd als een Holocene beekafzetting dat behoort tot de formatie van Boxtel, laagpakket van Singraven.

Het materiaal wijkt sterk af van het andere aangetroffen leem in het casusgebied. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de afzetting een counter point bar deposit (CPBD) is. Wanneer een rivier tegen een weerstandbiedende oever aan stroomt, moet het water een andere weg vervolgen. Bij de botsing ontstaan er verschillende stromingen (figuur 28). Deze stromingen zorgen soms voor plekken waar het water niet of nauwelijks stroomt.222 Op deze plekken kan sedimentatie plaatsvinden, ook in de buitenbocht van een rivier. Waarschijnlijk zijn de lemige deposities in het Dommeldal in de buitenbocht van de rivier gesedimenteerd. De hoek die de rivier hier maakt is dusdanig dat een CPBD mogelijk is en zou de lokale depositie in het beekdal verklaren.

Figuur 28: Counter point bar deposit (CPBD).223 De rivier stuit op een ondoordringbare laag waardoor deze een andere weg moet vinden. Door de ondoordringbare ontstaat er een hoek van 90 graden in de rivier. Het water botst als het ware tegen de laag aan, waardoor het water als het ware wordt terug gekaatst. Deze teruggaande beweging zorgt voor kolkjes in het water en punten waar het water vrijwel stil ligt. Op deze plaatsen wordt sediment afgezet.

218 Schokker, J. (2003) P. 74.

219 Schokker, J. de Lang, F.D. Weerts, H.J.T. den Otter, et. al. (2005) P. 4.

220 Schokker, J. Weerts, H.J.T. Westerhoff, W.E. et. al. (2007) P. 205.

221 Schokker, J. (2003) P. 74.

222 Makaske, B. Weerts, H.J.T. (2005) P. 665.

58

Een voorwaarde voor CPBD is dat er een weerstand biedende oever aanwezig moet zijn. Dit verklaart ook waarom in de rest van het beekdal deze afzetting niet is aangetroffen. In dit deel van het

Dommeldal stroomt de Dommel tegen zo’n weerstand biedende oever aan. Dit is te zien op de topografische kaart (figuur 29). Doordat de oever weinig erodeert, maakt de rivier een scherpe bocht om zo de weg van de minste weerstand te volgen. In het casusgebied zijn meerdere oude

riviergeulen aanwezig. Deze zijn nog zichtbaar op de hoogtekaart (figuur 30). Hoewel er meerdere geulen lopen, zijn er geen weerstandbiedende lagen aangetroffen. De oude riviergeulen maken geen scherpe bochten zoals eerder uitgelegd. Om met zekerheid vast te stellen dat het leem behoort tot de afzetting als gevolg van het CPBD is vervolg onderzoek nodig.

Figuur 29: Topografische kaart van een deel van het casusgebied.

59

Noordelijk deel

Het leem ten noorden van de Dommel is blauw en bevat een groot aandeel aan fijn zand.224 Het blauwe leem is uniform van kleur en bevat geen gelaagdheid (figuur 31).

Figuur 31: Leem in het noordelijk deel van het beekdal.

Interpretatie

Het zandige leem aan de noordzijde is anders van samenstelling dan het blauwe leem in het zuiden van het casusgebied. Het verschil is waarschijnlijk ontstaan door het afzettingsmilieu. Waar het blauwe leem ten zuiden van de huidige Dommel waarschijnlijk een CPBD is, is het blauwe leem ten noorden van de Dommel waarschijnlijk afgezet met een relatief grotere stroomsnelheid. Deze stroomsnelheid zorgt ervoor dat het leem (kleinere korrelgrootte dan fijn zand) samen met het zand is afgezet. Hierdoor ontstaat een zandige lemige depositie. Ook dit zandige leem is geïnterpreteerd als de formatie van Boxtel, laagpakket van Singraven.

60

3.1.6 Venige klei

De venige klei was maar op enkele boorlocaties aanwezig (figuur 32). Het zand dat aanwezig is in de klei is uiterst fijn van structuur. Waar de venige klei is aangetroffen ligt het in ‘U’ vormige depressies tot wel twee meter dik. Aan de onderzijde van het materiaal is er vaak herkenbaar venig materiaal met plantenresten zoals blad van berken en wilgen aanwezig.

Figuur 32: Zwarte venige klei. Het rode zandige materiaal is afgeschraapt van bovenliggende lagen en behoren niet tot de zwarte klei. Het materiaal is homogeen zwart van kleur en goed smeerbaar.

Relatie andere eenheden

Aan de bovenzijde van het venige klei is een zand met ijzerconcretie of direct de bouwvoor aanwezig. De grens met de ijzerconcretie is geleidelijk terwijl de grens met de bouwvoor scherp is. Aan de onderzijde van de venige klei is fijn grijs zand, zand met moerige lagen of veen aanwezig. De grens met zand is scherp, terwijl de overgang van veen naar venige klei geleidelijk is. Het onderscheid is gemaakt op basis van lithologische eenheid, organische stof en kleur.

Interpretatie

De locatie waar de venige klei aanwezig is, in een dalvormige laagte, in het beekdal suggereert dat het een voormalige rivierloop is (figuur 33). Doordat de Dommel anders is gaan stromen (figuur 33), was er geen stromend water meer in deze geul, wat resulteerde in het di chtslibben van deze riviertak. De afwezigheid van stromend water zorgde ervoor dat kleine minerale en plantaardige deeltjes de kans kregen om te bezinken. Hierdoor ontstaat er een dik pakket zwarte klei, rijk aan organisch materiaal. Het materiaal dat is bezonken is een Holocene beekopvulling en geïnterpreteerd als de formatie van Boxtel, laagpakket van Singraven.

61

Figuur 33: Hoogtekaart met de vermoedelijk relatief recente stroomgeulen van de Dommel.