• No results found

Biografische gegevens van S. Carmiggelt 1913

In document Vier lichte letterheren · dbnl (pagina 97-111)

Simon Johannes Carmiggelt wordt op 7 oktober geboren in het bovenhuis op de Loosduinsekade, nr. 206, te 's-Gravenhage; hij is het tweede kind van Herman Carmiggelt, vertegenwoordiger, en Adriana Bik, winkelierster. Uit dit huwelijk is op 1 oktober 1910 een zoon geboren, Johannes Simon (roepnaam: Jan).

1915

Begin maart verhuist het gezin Carmiggelt naar het Westeinde, nr. 172; op dit adres opent Simons moeder kort daarop Het Nieuwe Hoeden en Pettenmagazijn.

1926

Tot 1929 bezoekt hij de Gemeentelijke Handelsdagschool op het Stadhoudersplein; tijdens deze qua leerprestaties weinig succesrijke jaren wordt hij redacteur van De

Schakelaar, ‘orgaan van Haagsche Instellingen voor voorbereidend hooger- en

middelbaar onderwijs’; mederedacteuren zijn onder meer Jan Meijer en W.G. Kierdorff die later onder de

S. Carmiggelt met zijn oudere broer Jan (staand), ca. 1916. Collectie Letterkundig Museum

74

Het Nieuwe Hoeden en Petten-magazijn, Westeinde 172 in Den Haag, de winkel die zijn moeder dreef vanaf 1915. Collectie Letterkundig Museum

S. Carmiggelt als lid van ‘The Original Indian Band’, rechts vooraan zittend met orkestmirliton. Collectie Letterkundig Museum

75

naam Pim Hofdorp bekendheid kreeg als schrijver van in Haagse wijken spelende politieromans. Na de school te hebben verlaten wordt hij enige maanden volontair bij Het Vaderland in welke krant hij zijn eerste Kronkelachtige stukje schrijft.

1930

In augustus betrekt het gezin Carmiggelt een nieuwe woning in de Druivenstraat, nr. 19.

Daarna bekwaamt hij zich verder in het schrijven door te werken bij een Haags persbureau.

1932

Hij wordt aangesteld als jongste verslaggever bij Vooruit, de Haagse editie van Het

Volk, waar zijn broer Jan als medewerker voor muziek werkzaam is.

1934

In de bloemlezing Nieuwste gedichten (1934) wordt van hem het vers ‘De moordenaar’ opgenomen.

1936

Hij wordt toneelcriticus en columnist van Vooruit, zijn rubriek draagt de titel ‘Kleinigheden’.

In café Het Wachtje leert hij Hubertina Wilhelmina Joanna (roepnaam: Tiny) de Goey, geb. 's-Gravenhage 13 september 1912, kennen.

1939

Op woensdag 6 september treedt hij in het huwelijk met Tiny; het echtpaar vestigt zich in de Muzenstraat, nr. 16.

1940

Op 24 februari wordt uit dit huwelijk een dochter geboren, Marianne.

Na de Duitse inval neemt hij ontslag bij de krant; tot de instelling van de Kultuurkamer werkt hij als perschef bij het Residentie Tooneel; samen met zijn vrouw verzorgt hij de uitgave van Deze week in Den Haag. Onder het pseudoniem P.A. Resseux publiceert hij op de voorpagina van dit blaadje wekelijks van eind augustus tot begin juni 1942 een cursiefje. In het najaar [van 1940?] brengt Jan Meijer hem in contact met de groep mensen die betrokken zijn bij de Nieuwsbrief van Pieter

't Hoen, het illegale blad dat later Het Parool gaat heten.

1942

Op 3 november wordt zijn zoon Frank geboren.

1943

Op 26 september overlijdt zijn broer Jan in Hooge Zwaluwe kamp Vught; een maand later, op 26 oktober, sterft zijn vader op zeventigjarige leeftijd [zie gedicht ‘In de trein’, Torren aan de lijm, p. 89].

1944

Aan het begin van het jaar verhuist hij (officieel wordt hij pas op 22 augustus 1945 uitgeschreven) met vrouw en kinderen naar Amsterdam, Reguliers-gracht, nr. 109; in april neemt hij zitting in de redactie van Het Parool, waaraan hij als schrijver incidenteel, als zetter en drukker intensief meewerkt [zie gedicht ‘Illegale helden’,

Torren aan de lijm, p. 25]. Eind van het jaar duikt hij met vrouw en zoon onder bij

een zus van Wim van Norden op de Egelantiersgracht.

1945

Vlak voor de bevrijding wordt hij bij een razzia opgepakt en opgesloten in een cel in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans, maar na korte tijd wordt hij weer vrijgelaten.

Na de bevrijding is hij voor een korte periode chef van de kunstredactie van Het

Parool.

Vanaf 22 augustus is zijn adres (ook) officieel re Weteringplantsoen, nr. 2a/hs.

1946

Vanaf 2 november (tot 6 september 1947) levert hij, meestal onder het pseudoniem Karel Bralleput, dichterlijke bijdragen aan ‘De kleine krant’, een parodistische rubriek in De Groene Amsterdammer.

76

Portretfoto, 1947. Foto: E. van Moerkerken. © Bruno van Moerkerken, Amsterdam. Collectie Letterkundig Museum

Op 11 oktober verschijnt in Het Parool zijn eerste dagelijkse cursiefje, aanvankelijk anoniem, vanaf 24 oktober onder het pseudoniem Kronkel.

1949

In september verschijnt, onder redactie van H.A. Gomperts, de eerste naoorlogse aflevering van Rynbende's Blijmoedig Maandblad. Carmiggelt levert hieraan een bijdrage en neemt kort daarop het redacteurschap op zich. De titel van het blad, uitgegeven door de Gist en Spiritusfabriek te Delft die Rynbende had overgenomen, verandert in Blijmoedig Rynbende Tijdschrift. Eind jaren zestig stoot hij deze taak af.

1953

Hij deelt met J.B Charles, wiens Volg het spoor terug is uitverkoren, de Extra prijs van de Haagse Jan Campert-stichting voor Poespas. Juryleden zijn A. Mout, Bert Bakker, Pierre H. Dubois en J. Hulsker.

1955

In juli verhuist hij met zijn gezin naar Weteringstraat, nr. 46II

.

1957

Op woensdag 24 april houdt hij in de grote zaal van de Rotterdamse Bijenkorf een inleiding op het werk van de zeer door hem bewonderde schrijver Willem Elsschot die na de pauze zelf een half uur voorleest. Daarna volgen soortgelijke optredens in Den Haag, Utrecht en Amsterdam (op zaterdag 5 oktober).

1961

Zijn gehele oeuvre wordt door de Jan Campert-stichting bekroond met de Constantijn Huygens-prijs. Juryleden zijn A. Mout, Bert Bakker, Pierre H. Dubois en Gerrit Kamphuis.

77

De passagiers van de zogeheten ‘Lolbus’, een aantal medewerkers van Het Parool die in het begin van de jaren vijftig gezamenlijk het land doortrokken om de mensen in de provincie te vermaken. Staande van links naar rechts Willem Wittkampf, Ferdinand Langen, S. Carmiggelt en Eli Asser, zittend Annie M.G. Schmidt Foto: F.F.v.d. Werf. Collectie Letterkundig Museum

S. Carmiggelt tijdens een repetitie van Het geheim van den idioot, een door Cornelis Veth in de jaren twintig geschreven parodie op de keuken-meidenroman, op 24 februari 1956 opgevoerd op het Boekenbal. Staande links met strik regisseur A. Koolhaas, zittend met sigaret in de mond Jan Willem Hofstra. Collectie Letterkundig Museum

‘De Zondagsdrukkers’ (S. Carmiggelt en Reinold Kuipers) in de jaren vijftig in de drukkerij van de gebroeders Jesse. Collectie Letterkundig Museum

78

S. Carmiggelt neemt op 8 december 1961 in het Oude Raadhuis van Den Haag de felicitaties in ontvangst van Wim Kan voor de hem zojuist uitgereikte Constantijn Huygens-prijs. Van links naar rechts Wim Kan, Tiny de Goey, Carmiggelt en Corry Vonk. Foto:ANP. Collectie Letterkundig Museum

Bij de feestelijke huldiging ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag, op 7 oktober 1963 in Artis. © Algemeen Hollands Fotopersbureau Ben van Meerendonk/Stichting Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

S. Carmiggelt (links) met A. Roland Holst, in 1965. Foto: An Tydeman. Collectie Letterkundig Museum

79

Met Reinold Kuipers (links) bij het bezichtigen van een vitrine van de tentoonstelling ‘Kijk Carmiggelt’ in het Letterkundig Museum, 18 oktober 1973. Collectie Letterkundig Museum

S. Carmiggelt naast een levensgroot jeugdportret van zijn vrouw bij de opening van de tentoonstelling ‘Kijk Carmiggelt’ in het Letterkundig Museum, 18 oktober 1973. Collectie Letterkundig Museum

S. Carmiggelt (links) met Gerard Reve, eind oktober/begin november 1975. Foto: Philip Mechanicus. Collectie Letterkundig Museum

80

1963

Hij schrijft de teksten voor de film. Alleman van Bert Haanstra; hij spreekt deze ook in.

Op 7 oktober, zijn vijftigste verjaardag, wordt hem het vriendenboek Simon

Carmiggelt vijftig jaar aangeboden, met bijdragen van collega-auteurs Godfried

Bomans, Ben van Eysselsteijn, Willem Hussem (hij draagt ook een tekening bij), A. Koolhaas, Reinold Kuipers, Max Nord, A. Roland Holst, Jeanne Roos en Annie M.G. Schmidt, beeldend kunstenaars Cees Bantzinger, Charles Boost, Otto Dicke, Hans van Norden, Max Polak, Mance Post en Jan Roëde, acteurs Kees Brusse, Ko van Dijk, Caro van Eyck en Wim Kan, en anderen. De verjaardag wordt gevierd in Artis.

1965?

Hij begint met het eenmaal per week voorlezen op de televisie van een ‘Kronkel’; hij blijft dit doen tot zijn dood.

1966

Hij spreekt het commentaar bij Haanstra's De stem van het water.

In december keert hij terug naar het 1e Wetering-plantsoen, nr. 2a, nu echter twee hoog.

1967

Hem wordt de vijfjaarlijkse Prijs van de Amsterdamse Boekverkopers Vereniging toegekend voor zijn hele oeuvre, met name Fluiten in het donker.

81

De jury bestaat uit Hella S. Haasse, Max Nord, Bea Polak-Biet, G.J. Ammerlaan en R. Tummers.

1968

Op 13 september overlijdt zijn moeder in Den Haag op vierentachtigjarige leeftijd.

1975

Hij krijgt de J.P. van Praag-prijs van het Humanisisch Verbond, en in hetzelfde jaar de Edo Bergsma-NWB-prijs voor zijn gehele toeristische oeuvre.

1976

Bij de op zaterdag 18 september aangekondigde wedstrijdZOEK DE KRONKEL, waarbij

de lezers van Het Parool van de in de daaropvolgende week gepubliceerde ‘Kronkels’ moeten raden welke van de zes echt van Carmiggelt is, eindigt hij op de vierde plaats na Henk Spaan, Renate Rubinstein en Kees van Kooten, maar voor Rinus

Ferdinandusse en Nico Scheepmaker.

1977

Op zaterdag 21 mei ontvangt hij in de Koninklijke chouwburg te Den Haag uit handen

van mr. Harry an Doom, demissionair minister vanCRM, de P.C. Hooft-prijs 1974,

hem toegekend voor zijn hele oeuvre door een jury onder voorzitterschap van Andreas Burnier. De overige juryleden zijn Ankie Peypers, Ethel Portnoy, C.N. Lijsen, Huug Kaleis, ambtelijk secretaris is H.J. Kompen.

1978

Daniël Singelenberg maakt een film over Carmiggelt met de titel Een beetje gek.

1983

Op 26 april gaat Vroeger kon je lachen van Bert Haanstra in première, de verfilming van een aantal ‘Kronkels’, met een optreden van Kees van Kooten als ‘De Vieze Man’.

Op 8 oktober verschijnt de laatste ‘Kronkel’ in Het Parool.

82

S. Carmiggelt in zijn werkkamer achter zijn bureau, ca. 1980. Foto: Frans Hemelrijk. Collectie Letterkundig Museum

1987

Hij overlijdt vrij onverwacht op 30 november te Amsterdam en wordt op 3 december op Westgaarde gecremeerd.

1990

Op 2 augustus overlijdt Tiny de Goey te Amsterdam.

Eind november ontstaat ophef wanneer bekend wordt dat zich in de nagelaten papieren van Renate Rubinstein de kopij van een boek bevindt waaruit duidelijk wordt dat hij met haar vanaf het einde van de jaren zeventig tot aan zijn dood een liefdesrelatie heeft gehad.

1991

Op 18 april wordt op het pand Loosduinsekade, nr. 207a, de plaats waar vroeger zijn geboortehuis stond, een gedenksteen onthuld met een foutieve overlijdensdatum.

In mei verschijnt Mijn beter ik, Herinneringen aan Simon Carmiggelt van Renate Rubinstein.

83

In document Vier lichte letterheren · dbnl (pagina 97-111)