• No results found

Bij jeugdigen meer aandacht voor financiële problematiek

6. Verbeterpunten en aanbevelingen financieel toezicht

6.7 Bij jeugdigen meer aandacht voor financiële problematiek

Tot slot kan op basis van de interviews geconcludeerd worden dat er over het algemeen binnen de jeugdstrafrechtketen nog weinig kennis en kunde bestaat over financiële problematiek bij jongeren en de relatie met criminaliteit. Binnen de gehele keten wordt er nog weinig aandacht aan dit onderwerp besteed. Dit start bij de advisering, waar het een kleine rol inneemt, waardoor vervolgens ook op het niveau van het OM en de Rechtbank weinig aandacht is voor financiële problemen en de relatie tot het gepleegde delict. In de uitvoering valt op dat weinig bekend is over het bestaan van trainingen, cursussen of andere hulpverlening op dit gebied, op gemeentelijk niveau. Dit kan ook te maken hebben met het feit dat sinds de decentralisatie van de jeugdhulp gemeenten ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor het (forensische) jeugdhulpaanbod. Het aanbod is daardoor niet in iedere gemeente hetzelfde.13 Het is dus van belang financiën als aandachtpunt te maken, zodat financiële problemen ook binnen het jeugdstrafrecht beter in kaart gebracht en in een eerder stadium aangepakt kunnen worden. Met name in de overgang naar meerderjarigheid, wanneer de jeugdige 18 jaar wordt, kan het van belang zijn om extra aandacht te besteden aan financiële problemen. Jongvolwassenen worden steeds meer financieel onafhankelijk van hun ouders en meer verantwoordelijk voor hun eigen financiën. Wanneer een jongere al schulden heeft, kan dit probleem verergeren.

R17: Door er meer aandacht aan te besteden in het onderzoek, specifiek uit te vragen hoe het nou zit met financiële problematiek en schulden, om dan het beter in kaart te brengen en ook vaker te adviseren om daar iets mee te doen. Of in een vrijwillig kader of in een gedwongen kader via de jeugdreclassering. (Beleidsadviseur Raad voor de Kinderbescherming)

Het gebrek aan aandacht voor deze problematiek heeft al geleid tot het starten van een pilot, naar verplicht financieel toezicht voor jeugdigen. Deze wordt uitgevoerd in de regio Haaglanden in samenwerking met het OM, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. Het doel van deze pilot is om te verkennen op ‘welke wijze verplicht financieel toezicht in het jeugdstrafrecht ingericht kan worden, zodat dit een bijdrage levert aan

13 Eerder zijn in dit kader ook zorgen geuit over de het niet tijdig beschikbaar zijn van zorg, een beperkt aanbod van zorg in gemeenten en de beperkte mogelijkheden voor rechters om maatwerk te leveren (Bruning et al., 2018; Friele et al., 2018).

het voorkomen van recidive, (verdere) schulden en de inning van financiële sancties’.14 De Raad heeft de taak om op basis van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) te inventariseren of schuldenproblematiek speelt bij een jeugdige verdachte. Indien een jeugdige gebaat zou kunnen zijn bij financieel toezicht zal de Raad in het strafonderzoek nader onderzoek doen naar de financiële omstandigheden van de jeugdige. Indien de voorwaarde wordt opgelegd, kan afhankelijk van de ernst van de financiële problematiek het financieel toezicht plaatsvinden in de vorm van een training in groepsverband of in de vorm van individuele coaching, voor een periode van 6 maanden.15

6.8 Conclusie

In het laatste empirische hoofdstuk zijn de verbeterpunten met betrekking tot financieel toezicht in kaart gebracht. Vrijwel alle betrokkenen bij het financieel toezichttraject in dit onderzoek geven aan voldoende over juridische mogelijkheden te beschikken om veroordeelden binnen het toezicht aan de financiën te laten werken. Binnen het volwassenenstrafrecht wordt de afgelopen jaar langzaam meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid financiële voorwaarden op te leggen. Binnen het jeugdstrafrecht komt dit echter nog nauwelijks voor.

Het verplicht opleggen van civiele maatregelen als bewindvoering of een Wsnp-traject door de strafrechter wordt door betrokkenen niet wenselijk geacht. De voorwaarden voor toelating dienen door de civiele rechter getoetst te worden en om dat te kunnen nagaan is een gedetailleerd inzicht in de financiële situatie en zelfredzaamheid noodzakelijk. Hier is tijdens de behandeling van de strafzaak geen tijd en ruimte voor en levert ook geen voordelen op voor betrokkenen van de strafzaak. Wel is het raadzaam de gang tussen straf- en civiele rechter te versnellen. Waar een veroordeelde nu in de praktijk minstens een half jaar moet wachten op toelating tot civiele maatregelen, zou een snellere toegang tot de civiele rechter ervoor kunnen zorgen dat de (soms beklemmende) financiële problematiek in een veel eerder stadium aangepakt kan worden.

Verder zijn er voor de reclasseringswerker beduidend meer mogelijkheden om cliënten te stimuleren aan de financiën te werken in het geval er door de rechter een financiële voorwaarde is opgelegd. Met de financiële voorwaarde als stok achter de deur ervaren zij cliënten sneller te kunnen overtuigen en stimuleren. Wanneer financiën alleen in het toezichtplan staan en niet als bijzondere voorwaarde zijn opgelegd, kan de reclasseringswerker niks anders dan blijven motiveren. Om vaker bijzondere voorwaarden op te kunnen leggen is het noodzakelijk dat al in de adviesfase meer aandacht voor de financiën en kennis over de relatie met delictgedrag komt. Hoewel de adviesfase in het kader van sommige juridische modaliteiten erg kort is, kan er bijvoorbeeld tijdens en na afloop van detentie nog veel meer informatie over de financiën verzameld worden. Juist tijdens detentie kunnen financiële

14 Zie:

https://wodc.nl/onderzoeksdatabase/3164-ontwikkeling-evaluatie-kalender.aspx?c=&k=&id=xyhgwdG4LQx_obOzLCxz4sZqIQpkQuFSW20JcrRPNteZh1pN6K9t8gKPpeo JQnb67C10RrmNwQVDDt_qSgW6AQ2

15 Idem.

problemen verergeren. Een nauwkeurige formulering van de financiële voorwaarden is hier van belang, zodat de voorwaarde houvast kan bieden binnen het toezicht, maar daar tegelijkertijd door de reclasseringswerker nader invulling aan gegeven kan worden op het moment dat de financiële situatie beter in kaart is gebracht.

Naast het vaker opleggen van de bijzondere voorwaarde is het van belang dat het aanbod van programma’s, trainingen en instanties met ervaring binnen een verplicht kader uitgebreid wordt. Met name binnen het jeugdstrafrecht zijn er nog nauwelijks mogelijkheden waar jongeren met financiële problematiek naartoe gestuurd kunnen worden, maar ook binnen het volwassenstrafrecht hebben nog veel instanties weinig ervaring met het werken binnen een verplicht kader. Daarnaast wordt er weinig gebruik gemaakt van het aanleren van financiële vaardigheden en zijn er te weinig cursussen voor reclasseringscliënten. Wanneer er vaste programma’s en trainingen aangeboden kunnen worden, is de verwachting dat ook de samenwerking tussen de reclassering en de betrokken instanties verbeterd zal worden.

7. Conclusie en discussie