blik te werpen op de boerderij bij den ingang der lange Sterkenburgsche laan, die
naar den grooten straatweg leidt. Die woning was eertijds het regthuis, toen
Sterkenburg, waarbij sedert 1808 Hardenbroek gevoegd was, een afzonderlijke
gemeente uitmaakte. In 1857 werd zij met Driebergen vereenigd. Oudtijds was er
ook een kapel, aan St. Gangulphus gewijd. Zij stond op een stuk land, nog d e
K a p e l l e n a k k e r genoemd en werd door den kapelaan van Sterkenburg bediend,
terwijl volgens beschikking van Ernst van IJzendoorn jaarlijks op Hemelvaartsdag
door den pastoor en den koster van Neerlangbroek een schoone zingende dienst
moest worden gedaan. Een oud versje zegt van de streek, die wij doorwandelen en
van het huis, waar wij met belangstelling vertoefden:
Neerlangbroek, Die schralen hoek Daar wonen niets dan Edellui
En Beeddellui, Ridders En Broodbidders
Daar zijn niets dan Kasteelen en Nesten. Sterkenburg is het besten.
Kasteelen zijn er nog in deze landstreek in overvloed. Twee hebben wij reeds gezien,
behalve de plaats, waar eens een derde stond, - Rijsenburg, Beverweerd, Sterkenburg,
- en op korten afstand ligt H a r d e n b r o e k .
Ook dit huis is reeds sinds eeuwen bekend. Evenals Sterkenburg, waarvan het
oorspronkelijk in leen gehouden werd, was het omstreeks 1250 door een' edelman
uit het geslacht van Wulven gesticht en de tegenwoordige baronnen van Hardenbroek
zijn in regte lijn uit dat geslacht gesproten. Behoudens de jaren 1686 tot 1748, waarin
het kasteel aan andere familiën heeft behoord, is het gedurende al die eeuwen door
Hardenbroeks bewoond, - het eenige huis in den lande welligt, dat bijna altijd in
handen van den stam des stichters is gebleven.
Het huis ligt niet aan de Wetering. Wie dien weg houdt, ziet allen van ver zijn'
breeden achtergevel tusschen het hooge hout, en welligt zou hij het onopgemerkt
laten liggen, wanneer zijn oog geboeid werd door de golvende lijnen der heuvels en
bosschen, daar ginds in den omtrek van Doorn boven de lage weiden langs de
Wetering oprijzend. Met rijtuig wordt dan ook doorgaans de grintweg ingeslagen,
die nevens de fraaije, van bosch omzoomde Sterkenburgsche weide met zijn'
rijkbevolkten duiventoren, op den Rijn aanloopt en, voor dat hij dat stroompje bereikt,
een bogt maakt langs het Hardenbroeksche eikenbosch. De kloeke voorgevel van
het kasteel vertoont zich dan aan het einde van een korte, breede laan. Van de zijde
van de Wetering is de toegang tot het huis door een laan van jonge eiken, tusschen
elzen en esschen hakhout, dat het rondzien over de landerijen belet, totdat de weg
zich om de uitgestrekte weide achter het kasteel heenbuigt. Langs een wetering, die
het goed doorsnijdt, staan schoone, gezonde eiken in menigte, hun frissche takken
uitslaande over het stille, heldere water en tusschen hun breede kroonen komt de
toren van het naburige kasteel We e r d e s t e i n even boven zijn bosch te voorschijn.
Hardenbroek zelf ligt nu in zijn rustige statigheid voor ons, over de groote weide,
die er het volle gezigt op vergunt, beter dan toen aan deze zijde
de ouderwetsche plantage met zijn hooge, geschoren beukenhagen zich uitstrekte,
begrensd door de gracht, die nog een deel van het weiland insluit. Destijds liep de
weg regtuit op deze gracht aan en wendde zich dan, door een ten deele nog gespaarde
eikenlaan, in wier lommer thans de bonte runderen de koelte zoeken, om den slottuin
heen. De zijgevel, dien wij tusschen het hout- en heestergewas van den bloemtuin
onderscheiden, geeft in den kleur zijner steenen te zien, welke veranderingen en
vergrootingen het huis heeft ondergaan. Het middelste gedeelte, van ligt rooden
steen, was het huis, zooals het in 1694 nieuw werd gebouwd, een eenvoudig stijf,
vierkant gevaarte, met een klein voorplein tusschen den ingang en de brug, waarop
een paar boomen waren geplant. Vóór dien tijd was het, zooals uit een teekening uit
het midden der 17
deeeuw blijkt, veel onregelmatiger, maar ook veel schilderachtiger
- een verzameling van gebouwen met trapgevels en ongelijke daken en een' zwaren,
vierkanten, gekanteelden toren; maar van dit alles is niets meer overgebleven. In
1762 werd het huis aan de voorzijde vergroot door er het plein bij aan te trekken,
zoodat de gevel nu met zijn tweetal hoektorens regt uit de gracht oprijst. Eenige jaren
later, in 1789, werd het ook aan de achterzijde uitgebreid en met twee torens versierd,
terwijl toen ook aan elken zijgevel een uitstek werd aangebouwd. In dien staat is het
tot nog toe gebleven. Alleen het voorplein onderging in den loop dezer eeuw eenige
veranderingen, gedeeltelijk ten gevolge van een geweldige hagel- en regenbui,
waardoor de gemetselde buitenmuur aan de buitengracht werd ondermijnd en
weggespoeld. Naar den trant van de meesten onzer ouderwetsche heerenhuizen staan
aan wederzij van dit plein de nevengebouwen; aan den eenen kant de stal, waar in
de vorige eeuw de voorpoort was, daartegenover de oranjerie. Een lange houten brug
met ijzeren leuningen leidt naar de glazen hoofddeur, die niet voor ons gesloten blijft.
De vergunning om kennis te nemen van de talrijke familieportretten en andere
merkwaardigheden, in den alouden zetel van een aanzienlijk geslacht bewaard, wordt
ons met bereidwilligheid
verleend. Hardenbroek bezit nagenoeg een hondertal portretten, waaronder van groote
kunstwaarde en van eerbiedwaardigen ouderdom, of voor geslacht- en wapenkunde
van belang.
Wij vinden reeds terstond in de ruime vestibule twee groote, goed geschilderde
In document
Jacobus Craandijk, Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 7 · dbnl
(pagina 84-87)