• No results found

Betrokkenheid van slachtoffers met een buitenlandse nationaliteit

Hoofdstuk 4: Bijzondere processen en procedures Hoofdstuk 5: Crisiscommunicatie

2. Verificatie van de persoonsgegevens

4.5 Betrokkenheid van slachtoffers met een buitenlandse nationaliteit

Jaarlijks passeren tientallen miljoenen passagiers de Nederlandse luchthavens. Het merendeel heeft een buitenlandse nationaliteit. Dit betekent dat er bij een incident met een vliegtuig binnen onze landsgrenzen vrijwel altijd buitenlanders betrokken raken. Volgens internationale afspraken hebben zij naast de noodzakelijke medische hulp ook recht op hulp

59 Zwaargewonde slachtoffers in ziekenhuizen die nog in staat zijn om zelf hun naasten te informeren, kunnen in het kader van SIS als zelfredzaam worden beschouwd. Met het oog op zorgvuldige verwanteninformatie, leveren de ziekenhuizen echter van alle gewonde slachtoffers die zijn betrokken bij het incident de gegevens aan. Voor zover mogelijk geven de ziekenhuizen hierbij aan of de verwanten wel of niet zijn geïnformeerd.

In het geval van overleden slachtoffers draagt SIS de gegevens van de verwanten van deze slachtoffers voor verdere afhandeling over aan het SGBO / de sectie politiezorg van de regionale crisisorganisatie. Het SGBO / de sectie politiezorg geeft deze gegevens vervolgens weer door aan de regionale politie-eenheid ten behoeve van de reguliere

politieprocessen bij overleden slachtoffers.

60 D.w.z. een incident op Nederlands grondgebied inclusief het Nederlandse deel van de Noordzee, exclusief de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Wanneer een incident plaatsvindt op het Nederlandse deel van de Noordzee heeft de Kustwacht de leiding over search & rescue-operaties op zee vanaf 1 kilometer uit de kust. Tot 1 kilometer uit de kust is de veiligheidsregio leidend. Ook in de situatie dat de Kustwacht verantwoordelijk is voor de search & rescue zorgt een veiligheidsregio voor de verwanteninformatie. De Kustwacht doet dit niet. De Kustwacht bekijkt in samenspraak met de coördinerende veiligheidsregio, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, bij welke aanlandingsplaatsen de slachtoffers aan de hulpdiensten worden overgedragen en welke veiligheidsregio als bronregio fungeert.

van hun landsvertegenwoordiging via de ambassade of het consulaat. Nederlanders die in het buitenland betrokken raken bij een vliegtuigincident kunnen dus ook rekenen op de steun van Nederland via de ambassade in dat land.

Zodra de betrokkenheid van buitenlanders bevestigd is, treedt het ‘ambassadeprotocol’ in werking. Hierin zijn de rollen van de KMar, gemeenten61, NCC en het ministerie van BZ vastgelegd. Aan dit protocol wordt in de veiligheidsregio62 uitvoering gegeven door een zogeheten Actieteam Ambassades en Consulaten. Dit wordt als één van de actiecentra toegevoegd aan het Operationeel Team van de regionale crisisorganisatie.

Op basis van het Verdrag van Wenen van 1961 voor ambassades en het verdrag van Wenen van 1963 voor consulaten, behartigen ambassades en consulaten de belangen van hun landgenoten in het buitenland. Zij bieden desgevraagd hulp en bijstand bij bijvoorbeeld calamiteiten in dat land. De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor tijdige en structurele informatievoorziening aan ambassades en consulaten in geval van een luchtvaartincident waar buitenlanders bij betrokken zijn.

Activeren van het ambassadeprotocol kan op drie manieren:

1. via OvD-BZ door contact te zoeken met het NCC 2. door de burgemeester in het BT

3. door AC Bevolkingszorg in het ROT.

Bij incidenten met internationale aspecten wordt het ministerie van BZ automatisch gealarmeerd. Let wel: het ministerie van BZ is verantwoordelijk voor de alarmering van ambassades en/of consulaten. Het NCC kan hierbij ondersteunen.

Vanuit haar wettelijke taak voor de bevolkingszorg activeert de gemeente het ambassade-protocol. In de regel gebeurt dit op initiatief van de OvD-BZ door contact te zoeken met het NCC. De burgemeester of diens gemandateerde ambtenaar OOV heeft die bevoegdheid overigens ook. In de praktijk zullen ook zij direct op de hoogte zijn van de betrokkenheid van slachtoffers met een buitenlandse nationaliteit. Het NCC informeert daarop de (daar

bekende) vertegenwoordigers van het ministerie van BZ.

Indien er een Actieteam Ambassades en Consulaten is, zoals in de veiligheidsregio Kennemerland, is het doel van dat actieteam om in overleg met de liaison van BZ:

> de ambassades en consulaten te voorzien in hun informatiebehoefte bij een luchtvaartincident waarbij landgenoten van hun staten betrokken zijn.

> de ambassades en consulaten te helpen bij het in contact komen met landgenoten.

> het Operationeel Team te adviseren over de aansluiting van de activiteiten van ambassades en consulaten op de verschillende (gemeentelijke) processen.

> de aansluiting van de activiteiten van ambassades en consulaten op de crisisorganisatie te faciliteren door middel van informatie-uitwisseling. Maar ook het inrichten van een werkplek op het raadhuis kan hierbij behulpzaam zijn. Hierbij is ook een belangrijke informerende rol weggelegd voor de GHOR en de politie / LTFO waar het gaat over de medische status en persoonsgegevens.

61 VRR heeft een informatiekaart gemaakt over het ambassade protocol; deze kaart wordt via de sharepoint omgeving gedeeld met het gehele LOCB.

62 In Veiligheidsregio Kennemerland is er een Actieteam Ambassades en Consulaten als onderdeel van het intergemeentelijke Backoffice Bevolkingszorg (geen onderdeel van de veiligheidsregio; BZ is in Veiligheidsregio Kennemerland intergemeentelijk georganiseerd).

De (crisisorganisatie van de) veiligheidsregio stelt het Nationaal Crisiscentrum (NCC) op de hoogte. Het NCC stelt het Ministerie van BZ op de hoogte. Het ministerie waarschuwt vervolgens in samenwerking met het NCC de betreffende ambassades en consulaten. (Een) liaison(s) van NCC en/of BZ kan (kunnen) aansluiten bij GBT / RBT.63 De regionale

crisisorganisatie heeft de verantwoordelijkheid de ambassades en consulaten van informatie te voorzien en toegang te verlenen tot hun getroffen staatsburgers. De Algemeen

Commandant Bevolkingszorg kan hiertoe een AMCO64 inrichten, een actiecentrum voor ambassades en consulaten, waarin medewerkers van Bevolkingszorg, liaisons van de betreffende ambassades en consulaten en een liaison van het ministerie van BZ deelnemen.

Zoekvragen van buitenlandse verwanten die een ambassade of consulaat heeft ontvangen, komen via het ministerie van BZ bij de Algemeen Commandant Bevolkingszorg terecht, die de zoekvragen doorzet naar de teamleider SIS. Informatie die de Algemeen Commandant Bevolkingszorg van de teamleider SIS ontvangt, wordt doorgegeven aan het AMCO (of als dat niet is ingesteld, aan het ministerie van BZ, dat de betreffende ambassade / consulaat informeert).

Zie de factsheet SIS bij een incident in Nederland met veel buitenlandse slachtoffers (IFV, 2017) voor meer informatie.

Het ministerie van BZ is na alarmering door het NCC verantwoordelijk voor de alarmering van ambassades en/of consulaten en zorgt ervoor dat de juiste mensen met elkaar in contact staan. Indien dit noodzakelijk is, kan het NCC hierbij ondersteunen. Verder kan het NCC ondersteunen bij het inrichten van een informatiesysteem tussen ambassades / consulaten en de gemeente. Een liaison van het ministerie van BZ kan deelnemen aan de BT-vergaderingen in de veiligheidsregio.

Toegang tot de opvanglocatie en/of ziekenhuis voor bezoek aan landgenoten

> De gemeente is verantwoordelijk voor opvang en verzorging van behandelde gewonden gedurende de periode dat zij nog niet naar hun eigen land kunnen terugkeren, maar al wel ontslagen zijn uit het ziekenhuis. De opvanglocatie dient tijdens de crisis al rekening te houden met de komst van personeel van ambassades en consulaten. Via de

Backoffice Bevolkingszorg wordt het hoofd Publieke Zorg geïnformeerd over de komst van de vertegenwoordiging van de ambassades. Het hoofd zal iemand aanwijzen die verantwoordelijk is voor de ontvangst van de buitenlandse delegaties.

> Buitenlandse vertegenwoordigers hebben altijd toegang tot hun landgenoten, maar een verzoek om toegang wordt altijd behandeld in het Beleidsteam. Zo’n verzoek loopt via het hoofd Actieteam ambassades en consulaten naar het ROT. Daar wordt het verzoek voorzien van informatie van de verschillende disciplines. De leider ROT brengt het gemotiveerd verzoek (voorzien van een advies van het ROT) in bij het (R)BT. Als bijvoorbeeld de veiligheid niet gegarandeerd kan worden, kan het verzoek voorlopig worden afgewezen.

> Via het Actiecentrum Mobiliteit van de politie kunnen de verkeerstechnische begeleiding (VT) en doorgang bij afzettingen voor de delegatie worden geregeld. De primaire begeleiding van de ambassades is de verantwoordelijkheid van een medewerker van het Actieteam ambassades en consulaten.

63 Op Schiphol zit het NCC in ROT en BZ in (R)BT.

64 Deze term is specifiek gekoppeld aan Veiligheidsregio Kennemerland. In andere veiligheidsregio’s is de functionaliteit wel aanwezig, maar wordt deze niet zo genoemd.

Proces Identificatie van overleden slachtoffers

De politie (met name het LTFO) is verantwoordelijk voor de identificatie en registratie van de overleden slachtoffers en hun persoonsgebonden goederen. Zij legt de situatie vast waarin de overleden slachtoffers zijn gevonden, evenals de identiteit van de overledenen.

Ambassades en consulaten kunnen in hun land van herkomst informatie opvragen over de overledenen, die de identificatie van de overledene zou kunnen vergemakkelijken. Denk aan een medisch dossier, pasfoto’s, vingerafdrukken of gebitskenmerken. Bij een ongeval in het buitenland biedt het ministerie van BZ assistentie aan en zal het LTFO zorgdragen voor de verzameling van de benodigde slachtofferinformatie ten behoeve van het identificatieproces.

Repatriëring

Als er veel dodelijke slachtoffers zijn met een buitenlandse nationaliteit, kan de gemeente het begraven / cremeren in Nederland regelen (als onderdeel van het proces nafase). De ervaring leert dat nabestaanden vrijwel altijd willen dat de overledene(n) wordt gerepatrieerd naar het land van herkomst. Na het vrijgeven van het lichaam door het OM en het opmaken van de overlijdensakte in de gemeente van overlijden, mag het stoffelijk overschot

gerepatrieerd worden. Indien nodig ondersteunt het ministerie van BZ hierbij (bijvoorbeeld door de afgifte van ‘laissez-passers’), maar repatriëring is primair een zaak van

betrokkene(n) in samenwerking met bijvoorbeeld een alarmcentrale in Nederland of het land van herkomst. De ambassades en consulaten hebben hier ook een belangrijke informerende rol, bijvoorbeeld als er culturele aspecten meespelen. Zo dient het lichaam in sommige tradities binnen één dag of drie dagen begraven of gecremeerd te worden.