• No results found

Beste massamedia,

In document Onze Taal. Jaargang 50 · dbnl (pagina 111-114)

Ik wil u toch eens schrijven om mijn bewondering tot uiting te brengen voor de

wijze waarop u de taal bestuurt. Ik zeg niet beheerst, maar bestuurt; dat toont aan

dat u een sterk, onafhankelijk karakter hebt en voor niemand uit de weg gaat.

Nu zult u vragen: wat valt er dan te bewonderen aan ons taalgebruik? Maar dat is

valse bescheidenheid; u weet wel beter. Ik kan in dit korte bestek uiteraard niet alles

opsommen, maar een paar in het oog springende dingen wil ik graag noemen. In

de eerste plaats: u voelt zo goed aan, dat de taal niet onveranderlijk is. Er is een

voortdurende taalvernieuwing; ik kan misschien beter zeggen -renovatie of -innovatie.

Veel lezers, luisteraars en kijkers beseffen dat ook wel, maar ze denken dat zo iets

kalm en geleidelijk moet gebeuren. U houdt niet van dat gedreutel; en gelijk hebt u:

u gaat er met een rotvaart tegenaan. Als het kon zou alles in een week gerenoveerd

moeten zijn, maar dat heeft een klein praktisch bezwaar: we zouden elkaar niet

meer verstaan. Niet dat we dat nú altijd doen, maar we hebben er tenminste de

kans toe. Toch is uw methode niet gek, en uzelf ook niet.

Voor zover u de ether beheerst, hebt u daarbij weliswaar de steun van forums en

andere praatgroepen, die de gewone dingen altijd zo fijntjes kunnen zeggen. Als

de gemiddelde Nederlander zou klagen: ‘Ik voel me eenzaam’, dan formuleert

iemand uit zo'n praatgroep het zó: ‘Ik mis de objectieve maatstaven om mijn

gedragspatroon te vergelijken met dat van anderen, als gevolg van de absentie van

een stuk maatschappelijk betrokken-zijn en van voldoende ontmoetingssituaties,

waardoor ik niet de juiste afstemming heb om de signalen naar mij toe, uit een

wereld die ook mijn aandachtsveld zou moeten zijn, onverminkt te ontvangen.’ En

dat is mooi; het is als het ware een nieuwe literaire beweging, de beweging van

Tachtig, maar dan honderd jaar later. Er zijn mensen die beweren na afloop van

zo'n discussie er nog minder van te begrijpen dan voor ze begon, en iemand, zelf

welzijnswerker, heeft eens geschreven: ‘Vakjargon is dieventaal’, maar al die lieden

zitten mooi scheef. Tenslotte wordt het meeste van die vaktaal uit de zachte sector

niet door u gesproken, maar door de mensen die u aan het woord laat. Ga gerust

zo door; over een paar jaar spreken we allemaal zo en zal het belachelijk zijn zich

anders uit te drukken. De moeilijkheid is wèl dat de innovatie doorgaat, zodat er dan

weer iets nieuws op de taalmarkt komt. Goed, dat zien we dan wel weer. Ik vind het

ook uitstekend dat de visuele media zich aan de grote lijnen houden en zich niet te

veel bekommeren om kleinigheden als spelling, zinsconstructie, en woordgebruik.

Allemaal flauwe kul. Wat u doet is het grote werk, en dàt telt.

Natuurlijk zijn er weer mensen die vallen over ‘ik wordt, jij word, wordt jij,

gepresenteert en gejuichd’. Trek u daar niets van aan. Erasmus zei al in zijn ‘Lof

der zotheid’: ‘En nu komen de muggenzifters het ons weer lastig maken.’ Wist u

dat? Wat ik ook zo waardeer is dat u de namen van allerlei grammaticaal onzijdige

en zelfs mannelijke dingen vrouwelijk maakt. Vooral bij namen van landen doet u

dat. De Engelsen doen het ook, dus waarom u niet? Ik geniet altijd als ik u hoor

praten over ‘Israël houdt haar strijdkrachten paraat; zij blijft alert’. Ja, Israël is een

vrouw, voel ik dan, en ik denk onmiddellijk aan het Hooglied van Salomo. Frankrijk

is Marianne en Duitsland Germania, twee mooie stukken (u ziet, ik leer 't ook al).

Wie zegt dat Duitsland onzijdig is? Duitsland is nog nooit onzijdig geweest! U

bevordert zo ook de emancipatie van alles wat vrouwelijk is of behoort te zijn. In dit

verband is het wel leuk te bedenken dat, als ‘journal’ toevallig vrouwelijk was

geweest, de krant geen monsieur maar een madame zou zijn. Ik moet zeggen dat

u, vooral in de ether, geen blad voor de mond neemt. U kunt 'r aardig wat uitflappen.

Gôh, dat liegt 'r niet om.

Alle taboes naar de Filistijnen. Immers: radio en televisie zijn volwassen geworden;

nu kijkers en luisteraars nog. Een deel van uw consumenten kan daar maar niet

aan wennen, hè? Die zeggen: dat is geen teken van volwassenheid, integendeel.

Dat is taal, dat zijn woorden die wij als kinderen gebruikten als we dachten dat er

geen volwassenen in de buurt waren. Zij vinden het dus eigenlijk kindertaal, waarmee

ze waarschijnlijk mede bedoelen taal van de halfwassen. Zo van: vroeger was 't

streng verboden; nu mag 't, dus gauw doen! Nou, in dat meningsverschil meng ik

me niet, hoor. Dat zoekt u maar uit met die consumenten. Dat doet overigens niets

aan mijn bewondering af. Maar als ik u een welgemeende raad mag geven: overdrijf

het niet. Het is als met carnaval: drie dagen rollebollen en dan moet 't afgelopen

zijn.

Beste massamedia, dat was wat ik op het hart had. Ik blijf het fijn vinden dat u er

bent. En voor één van de zendgemachtigden heb ik nog een geruststellende

mededeling: in de Latijnse gebedsregel ‘Libera nos a malo’ wordt nos met kleine

letters geschreven. Met hartelijke groet,

42

In document Onze Taal. Jaargang 50 · dbnl (pagina 111-114)