• No results found

BESPREKING: Het proces onder het incident

DE JIGSAW VAN DE INTERETNISCHE COMMUNICATIE

4.3 BESPREKING: Het proces onder het incident

Ik heb hier opnieuw ‘het verhaal’ van een interetnische praktijkcasus beschreven. In deze studie wil ik beschrijven wat er in etnische samenwerkingsrelaties gebeurt, waardoor er gelijktijdig een ideologie van gelijkheid en een dagelijkse praktijk van ongelijkheid kan bestaan. De situatie in deze casus heeft er, zoals beschreven, toe geleid dat Clarence niet goed heeft gefunctioneerd in de sollicitatieprocedure. Dat wordt niet de situatie, maar haar

aangerekend.

In de casus beschrijving zien we hoe de reactie van Clarence niet alleen bepaald wordt door wat er feitelijk op dat moment gebeurt, maar dat eerdere ervaringen het interpretatiekader vormen. Clarence benoemt in het interview verschillende voorbeelden van ervaringen waarin zij zich als zwarte vrouw voelde buitengesloten en gediscrimineerd. Op het moment dat zij geen hand krijgt, flitsen deze eerdere ervaringen door haar heen en voelt ze de woede opkomen. Het zijn de eerdere ervaringen die bepalen dat zij de situatie als racistisch

interpreteert. De emotie die daarmee gepaard gaat, lijkt haar verdere handelen te bepalen: ze is dichtgeslagen, stelt de sollicitant geen vragen en houdt zich in het gesprek afzijdig. Maar Clarence is niet de enige wiens handelen door eerdere ervaringen wordt bepaald.

We hebben eerder gelezen dat Louis, het commissielid met een Indische achtergrond, tijdens het incident verschillende malen het belang van het voorval signaleert maar het vervolgens wegstopt. In de nasleep van het incident en tijdens het interview, realiseert hij zich dat. Hij heeft het daar moeilijk mee.

“Ik dacht shit ja, Louis je bent gewoon weer aan het abstraheren, hier gaat het gewoon puur om gevoel.”

Louis vertelt hoe hij thuis geleerd heeft zaken te scheiden en zich niet te identificeren met andere ‘allochtonen’.

Nederlands spraken of niet de juiste scholing hadden. Het was meer: ieder voor zich moet zijn eigen plek in de maatschappij veroveren. Zorg eerst dat je goed terecht komt in de westerse maatschappij en houd je ‘andere’ … dingen … voor de eigen club.” Met andere woorden. Laat niet zien hoe je ‘anders’ bent, houd dat alleen voor je eigen

mensen. Deze opvoeding vertelt hij, werkt door in zijn manier van reageren op gebeurtenissen “Ik zie het gebeuren, maar ík kan er mee omgaan…was dus meer het probleem van Clarence,… niet een gemeenschappelijk delen.”

Hij distantieert zich hier van Clarence en associeert dit later met wat hij van zijn moeder heeft meegekregen. Door zich te distantiëren wordt het hem mogelijk de houding van Clarence, zoals we eerder hebben gezien te personifiëren en zich bij de beleving van de Nederlandse collega’s aan te sluiten.

Van de prins geen kwaad

Voor zowel Clarence als Louis spelen voorgaande ervaringen door in hun huidige handelen. Hoe is dat voor de Nederlandse commissieleden? Tilly geeft aan:

“We hebben ons toen niet gerealiseerd, als verder witte sollicitatiecommissie, wat de impact geweest is voor Clarence. Veel meer afstandelijk zo van, nou ja het heeft er mee te maken dat je op de grens zit van discriminatie…. Ja, natuurlijk vervelend, dat moeten we bespreken. In een sollicitatiegesprek zijn altijd punten waar je na een eerste gesprek op terug moet komen.”

Tilly brengt een zwart – wit onderscheid aan. Als wit lid van de sollicitatiecommissie is het incident niet meer dan een puntje, zoals die er altijd zijn in sollicitatiegesprekken, waar je nog even op terug moet komen.

Partners in Crime

Door het voorval verder procedureel en zakelijk te benaderen, zoals Tilly hierboven aangeeft, werd de personificatie in stand gehouden: het is Clarence haar probleem, en werd de

interetnische lading van het voorval ontweken. Dat doen niet alleen de witte leden van de commissie. Louis, het commissielid met een Indische achtergrond, draagt daar aan bij door het belang van het voorval, dat hij diverse malen signaleert, onmiddellijk en effectief weg te stoppen (selectieve waarneming). Clarence draagt er aan bij doordat zij, overmand door gevoelens en oude herinneringen, zich volledig uit het gesprek terugtrekt, en ook in de nabespreking niet in staat is de interetnische lading van de gebeurtenis duidelijk te maken. Later zegt ze, erop terugkijkend:

“Ik ben het gewoon zat om die strijd constant te voeren. Ik heb geen probleem, ik wil niet iedere keer weer degene zijn die moet zeggen, goh merk je wat er gebeurt, nee daar heb ik absoluut geen zin in.”

Zowel Clarence als Louis doen mee aan het onzichtbaar maken van een voorval dat als discriminerend ervaren wordt. Beide verwijzen naar hun persoonlijke verleden, naar hun opvoeding, naar eerdere ervaringen om hun gedrag te verklaren. Opnieuw zien we net als in de vorige cases dat alle betrokkenen onderdeel zijn van het proces en een eenzijdige

schuldtoewijzing aan welke kant dan ook, niet op zijn plaats is. Alle betrokkenen hadden kunnen ingrijpen en hebben dat niet gedaan. Ook in deze organisatie waar doelbewust intercultureelbeleid wordt gevoerd en doelbewust een commissie ‘divers’ wordt

samengesteld. Desondanks weet geen van de betrokkenen effectief met de situatie om te gaan. En desondanks wordt er een situatie die als discriminerend wordt ervaren, onzichtbaar

gemaakt. De paradox tussen de ideologie van gelijkheid en een alledaags praktijk van ongelijkheid functioneert ook in deze interculturele organisatie en alle betrokkenen zijn ‘partners in crime’.

Wat je geen woorden geeft, bestaat niet

De situatie verandert als door de training het voorval wel in een inter-etnische context komt te staan. Maar dan blijkt op een andere manier toch het onderwerp nog onzichtbaar te worden gemaakt. In de gesprekken en onderhandelingen die plaats vinden en uiteindelijk leiden tot het ongedaan maken van de aanvankelijke aanstelling van Corrie, wordt het voorval, niet met zoveel woorden benoemd. In ieder geval niet in aanwezigheid van Corrie, de sollicitant. Daardoor kon het verschil in perceptie, zonder dat iemand het in de gaten had, door alle besprekingen en onderhandelingen heen, blijven bestaan. De voorzitter geeft daar achteraf een verklaring voor, zoals we hier boven zagen. Op de eerste plaats wist iedereen al waar het over ging. Ten tweede werd er met de kandidaat vooral besproken “wat het had gedaan” en niet wat er was gebeurd. En tenslotte, voelde men zich er “ongemakkelijk” bij. “Want hoe hard was het nou eigenlijk?” Jan kon zich goed voorstellen dat het hem ook had “kunnen

overkomen” dus ja, dan ga je het “toedekken in de hoop dat het daardoor beter

bespreekbaar” is. Alle vier de commissieleden hebben naar het zich laat aanzien, ieder hun eigen reden gehad om de als discriminerend ervaren gebeurtenis niet met zoveel woorden te benoemen en daarmee onzichtbaar te maken. Clarence is het “zat om die strijd constant te voeren”. Louis heeft in zijn opvoeding geleerd zich vooral niet te identificeren met andere leden uit minderheidsgroepen. Voor allemaal was het waarschijnlijk “ongemakkelijk” zoals

Jan het formuleerde en wilden ze het “toedekken in de hoop dat het daardoor beter

bespreekbaar” werd. Zo werkte het echter niet. Door het toedekken van het discriminatoire aspect van de gebeurtenis, kon de niet-discriminatoire versie van het verhaal blijven bestaan. Achteraf valt nu niet meer te reconstrueren wat er werkelijk is gebeurd.

Tenslotte:

In deze casus heb ik vooral aandacht willen besteden aan wat zich onder de oppervlakte heeft afgespeeld. Er zijn verschillende factoren die maken dat het mogelijk discriminerend aspect van de kennismakingsscene onzichtbaar wordt gemaakt. Dat gebeurt op de eerste plaats doordat de directe gevolgen van het kennismakingsincident, het dichtklappen en niet actief meedoen in het gesprek van Clarence, door iedereen, inclusief zijzelf, gepersonifieerd wordt. Door de andere commissieleden gebeurt dat door haar inactiviteit te zien als een

persoonskenmerk van hoe Clarence is. Zij zelf doet dat door haar dichtklappen toe te schrijven aan vroegere ervaringen. Opvallend is de rol van Louis. Hij heeft als enig

commissielid het voorval opgemerkt, genoteerd dat er iets gebeurde dat “zeer bepalend kan zijn voor de rest van het gesprek” en de verandering bij Clarence waargenomen. Hij weet echter zijn opmerkzaamheid zorgvuldig weg te stoppen. Deze reactie komt voort uit hoe hij vroeger thuis geleerd heeft zich vooral niet te identificeren met andere leden van etnische minderheidsgroepen. Vervolgens lijkt het discriminerend aspect van het

kennismakingsvoorval op geen enkele manier met zoveel woorden benoemd te worden. Omdat het een “ongemakkelijke” situatie was, zoals Jan het verwoorde. De schijn van de maatschappelijke ideologie van gelijkheid wordt hier opgehouden door de vermeende discriminatie niet te benoemen, waarmee de dagelijkse praktijk van ongelijkheid geen woorden wordt gegeven.

HOOFDSTUK 5