• No results found

Besluit: het verbranden en storten van huishoudelijke - -en vergelijkbare bedrijfsafvalstoff-en in 2009

voer uit andere provincies op de categorie 2-stortplaatsen incie erking

MIROM Roeselare

3.4 Besluit: het verbranden en storten van huishoudelijke - -en vergelijkbare bedrijfsafvalstoff-en in 2009

3.4.1 Totalen per afvalsoort

Tabel 26: Aandeel storten en verbranden per afvalsoort.

De hoeveelheid slib die bij verbranding wordt weergegeven, is enkel de hoeveelheid die in huisvuilverbrandingsinstallaties werd verbrand. Het slib dat in de draaitrommelovens van Indaver te Antwerpen, in de wervelbedoven van Aquafin, in de SLECO installatie of in

electriciteitscentrales werd verbrand, is hier niet in rekening gebracht.

Hierbij moet eveneens opgemerkt worden dat de bijkomende verbrandingscapaciteit die midden 2009 (Electrawinds, Oostende met een jaarcapaciteit van maximum 180 000 ton/jaar) in gebruik

In totaal werd in het Vlaams Gewest 1 503 846 ton verwerkt in huisvuilverbrandingsinstallaties en gestort op de 4 categorie 2-stortplaatsen voor huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen. Hiervan werd 81 % verbrand en 19 % gestort. Sommige afvalsoorten kunnen slechts op één wijze verwerkt worden. Zo moet het vast niet-risicohoudend medisch afval verplicht verbrand worden om hygiënische redenen. Anderzijds zijn

asbestcementafvalstoffen en inerte, niet-recycleerbare afvalstoffen niet brandbaar en worden ze bijgevolg gestort. Bodemas dat niet in aanmerking komt om als secundaire grondstof gebruikt te worden, moet ook gestort worden.

842 203 ton huishoudelijke afvalstoffen (97 %) werd in de loop van 2009 verbrand. 28 977 ton huishoudelijke afvalstoffen (3 %) werd gestort op categorie 2-stortplaatsen. De voorbije jaren merken we een geleidelijke verschuiving van de huishoudelijke afvalstoffen richting verbranding.

In 2000 was de verhouding 74 % verbranden ten opzichte van 26 % storten, om nu te komen tot de verhouding 97 - 3. Voor recyclageresidu’s ligt de verhouding duidelijk anders: 93 %

recyclageresidu’s werden gestort. In vergelijking met 2008 wordt er 2 % meer recyclageresidu’s gestort. Dit betreft echter een relatief aandeel, nl. wanneer de absolute hoeveelheden gestorte recyclageresidu’s vergeleken worden, stellen we vast dat er 75 035 ton minder op deze stortplaatsen terecht gekomen is.

In het totaal werd nog 127 914 ton brandbaar afval (som van gestorte recyclageresidu's, RWZI-slib en ander bedrijfsafvalstoffen) gestort op deze categorie stortplaatsen. De tabel toont dat de meeste recyclageresidu's, ondanks het feit dat ze goed brandbaar zijn, terechtkomen op een categorie 2-stortplaats. De totale hoeveelheid gestorte recyclageresidu’s is echter opmerkelijk gedaald ten opzichte van voorgaande jaar. De hoeveelheid gestort recyclageresidu’s is sterk gedaald omwille van de verminderde activiteit ten gevolge van de economische crisis die in 2009 nog voelbaar was en het sturend effect van de aanpassing van het heffingstarief voor het storten van brandbare recyclageresidu’s in 2009 ten opzichte van 2008. De hoeveelheid gestort

‘andere bedrijfsafvalstoffen’ is eveneens sterk gedaald door de economische crisis, verhoogde aandacht voor uitsortering van recycleerbare materialen (waardoor de hoeveelheid te storten afval daalt) en de ingebruikname van bijkomende verbrandingscapaciteit in Vlaanderen in 2009.

3.4.2 Totalen per provincie

Tabel 27: Aandeel storten en verbranden van huishoudelijk en vergelijkbaar afval per provincie.

Tabel 27 geeft weer hoe de verdeling tussen verbranding in de huisvuilverbrandingsinstallaties en storten op de 4 categorie 2-storten loopt per provincie. Dit is uiteraard gebonden aan de stort-en verbrandingscapaciteitstort-en die beschikbaar zijn in de provincies. In West- stort-en Oost-Vlaanderstort-en wordt het afval overwegend verbrand. In de provincie Antwerpen merken we een opmerkelijke daling van de totale aanvoer op de stortplaatsen en verbrandingsinstallaties, meer bepaald een daling van ca. 70 000 ton. Dit is te wijten aan de verminderde aanvoer van afval op de Hooge Maey. Dezelfde trend is ook in de provincies Oost- en West-Vlaanderen vast te stellen. In de provincie Limburg is er vanaf 2005 enkel de mogelijkheid om de huishoudelijke en de categorie 2-bedrijfsafvalstoffen te verbranden. In Vlaams-Brabant bestaan er vanaf 2005 geen

mogelijkheden meer om de huishoudelijke of categorie 2-bedrijfsafvalstoffen definitief te verwijderen.

Tarieven en capaciteiten voor storten en verbranden - Actualisatie tot 2009, evolutie en prognose. 63/73

4 Samenvatting

4.1 Tarieven

4.1.1 Verbrandingsinstallaties voor gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen:

De tarieven worden bepaald op basis van een aantal eigenschappen van de afvalstoffen, waarbij vaak nog rekening wordt gehouden met commerciële aspecten, zoals vaste contractuele

leveringen. De aard van de aangeleverde afvalstoffen verschilt zodanig dat een gemiddeld tarief geen zinnige informatie zou geven. De milieuheffing bedraagt 7,41 EUR/ton.

4.1.2 Verbrandingsinstallaties voor huishoudelijke afvalstoffen en categorie 2-bedrijfsafvalstoffen:

Het tarief voor verbranden van huishoudelijke afvalstoffen bedraagt in 2009 gemiddeld

104,32 EUR/ton. Gemeenten niet-vennoten betalen meestal meer dan vennoten. Grofvuil, indien afzonderlijk geregistreerd, is vaak duurder dan huisvuil. Bij bedrijfsafvalstoffen wordt een

onderscheid gemaakt worden tussen hoog- en laagcalorisch afval. Immers, bij de huidige calorische inhoud van het afval, zitten de verbrandingsinstallaties aan hun thermische

begrenzing. Dit betekent dat bij de inzet van hoogcalorisch materiaal er minder afval kan worden verbrand. Hier diende de voorbije jaren een hogere prijs voor betaald te worden. De gemiddelde verbrandingsprijs voor laagcalorische afvalstoffen bedraagt in 2009 115 EUR/ton, de gemiddelde verbrandingsprijs voor hoogcalorische afvalstoffen in huisvuilverbrandingsinstallatie bedraagt 127 EUR/ton.

Slib en niet-risicohoudend medisch afval worden slechts in beperkte mate bijgemengd. Hun tarief is sterk afhankelijk van installatie tot installatie.

Tarieven en capaciteiten voor storten en verbranden - Actualisatie tot 2009, evolutie en prognose. 65/73 Figuur 17: Overzicht tarieven en milieuheffingen (in EUR/ton) in 2009.

St-1

4.1.3 Stortplaatsen categorie 1

Op categorie 1-stortplaatsen varieert het tarief sterk volgens de samenstelling van het afval.

Gemiddeld bedraagt het tarief 53 EUR/ton (exclusief milieuheffingen en gemeentelijke

opcentiemen). Het tarief van de milieuheffingen voor het storten van niet-brandbare afvalstoffen op een daartoe vergunde stortplaats is in 2009 geïndexeerd tot 42,33 EUR/ton. De meeste afvalstoffen die op een categorie 1-stortplaats worden gestort genieten een verlaagd

milieuheffingstarief zoals reststoffen van immobilisatie, van vergunde grondreinigingscentra en van vergunde verwerkingsinrichtingen voor rioolkolkenslib of recyclageresidu's. Een ander soort afval dat gestort wordt zijn residu’s van een reeds aan milieuheffingen onderworpen

verwijderingshandeling. Daarnaast is er een nulheffing voor het storten van afval van bodemsaneringsoperaties en ook voor het storten van asbesthoudende afvalstoffen.

4.1.4 Stortplaatsen categorie 2

Storten van huishoudelijke afvalstoffen (meer bepaald niet-brandbaar grofvuil) kost gemiddeld 50 EUR/ton, exclusief milieuheffingen en gemeentelijke opcentiemen. Het tarief voor

bedrijfsafvalstoffen bedraagt 39 EUR/ton. Slib storten is duurder. Verbrandingsassen genieten van een lager tarief omdat ze kunnen ingezet worden als structuur- of tussenafdekmateriaal. De milieuheffing bedroeg in 2009 voor alle afvalstoffen, behalve de vrijgestelde bodemassen afkomstig van de Vlaamse verbrandingsinstallaties 79,36 EUR/ton voor het storten van brandbare afvalstoffen en 42,33 EUR/ton voor het storten van niet-brandbare afvalstoffen.

Resten van vergunde grondreinigingscentra en van vergunde verwerkingsinrichtingen voor rioolkolkenslib, alsook recyclageresidu’s kunnen gestort worden aan een verlaagd

milieuheffingstarief.

In de vergelijking tussen storten en verbranden moet worden vastgesteld dat in 2009 het storten van brandbaar bedrijfsafval goedkoper wordt dan verbranden, dit in tegenstelling tot de situatie in 2008. Anderzijds werd in 2009 het stortverbod voor brandbaar afval streng toegepast vermits de afwijking op dit stortverbod slechts gedurende enkele maanden werd toegestaan.

4.1.5 Stortplaatsen categorie 3

Het tarief bedraagt gemiddeld 53 EUR/ton en wordt met ca 22 % vermeerderd door de milieuheffingen (11,64 EUR/ton). In 2002 is de aanvoer van inerte afvalstoffen op categorie 3-stortplaatsen sterk afgenomen ten opzichte van voorgaande periode. Deze trend zet zich voort tot 2006. In 2007 is de aanvoer terug lichtjes gestegen, om dan in 2008 echter terug te dalen.

Deze dalende aanvoer zet zich verder in 2009.

Daarnaast worden sinds enkele jaren in verschillende groeven (meestal voormalige categorie 3-stortplaatsen) grote hoeveelheden niet-verontreinigde gronden aangewend (die voldoen aan de waarden voor vrij gebruik van uitgegraven bodem, zoals bepaald in het VLAREBO, bijlage V), die hiertoe specifiek vergund zijn en waarvoor de nieuwe rubriek 60 van toepassing is.

4.1.6 Milieuheffingen 2009

Sinds 1 januari 2007 is het hoofdstuk “milieuheffingen” in het afvalstoffendecreet grondig vernieuwd. In de eerste plaats werden de meer dan 40 bestaande tarieven teruggebracht tot 16.

Het tarief hangt nu voornamelijk af van de aard van de afvalstof en van het storten of

verbranden. Aangezien zowel stortplaatsen als verbrandingsinstallaties in Vlaanderen aan de strengste eisen voldoen, wordt geen onderscheid meer gemaakt in de aard van de stortplaats of verbrandingsinstallatie.

rechtstreeks storten van brandbaar afval, met als opzet dat storten duurder wordt dan verbranden.

In 2009 wordt het bedrag van de milieuheffingen geïndexeerd tot enerzijds 79,36 EUR/ton voor het storten van brandbare afvalstoffen op een daartoe vergunde stortplaats en anderzijds 42,33 EUR/ton voor het storten van niet-brandbare afvalstoffen op een daartoe vergunde stortplaats. Voor de residu’s afkomstig van de grondreinigingscentra en voor slibresidu’s

afkomstig van de reiniging van zeefzand wordt het heffingsbedrag vastgesteld op 3,18 EUR/ton.

Voor geïmmobiliseerde niet-brandbare afvalstoffen is het heffingsbedrag 24,34 EUR/ton.

Daarnaast wordt voor het storten van recyclageresidu's, behalve enkele uitzonderingen, de bestaande verlaagde heffing in een overgangstermijn van 3 jaar afgebouwd (basistarieven 79,36 EUR en 42,33 EUR X K-factor). Voor shredderafval bleef het verlaagd tarief in een overgangsperiode tot 2010 behouden. De heffingen voor recyclageresidu’s voor 2009 zijn de volgende:

Brandbare

recyclageresidu's

Niet-brandbare recyclageresidu's

Van bouw- en sloopafval (K=1) 79,36 EUR 42,33 EUR

Van glasafval en lompenafval 0 EUR 0 EUR

Papier en karton 2,39 EUR 2,12 EUR

AEEA, schrootafval, shredderafval, kunststofafval en GFT

11,91 EUR 6,35 EUR

Kringloopcentra 15,88 EUR 8,25 EUR

Van de verwerking van beton, metselwerk en ander steenpuin tot gekeurde granulaten

3,18 EUR 1,70 EUR

Andere selectieve stromen (K=0,8) 63,49 EUR 33,86 EUR Tabel 28: Heffingen voor recyclageresidu’s voor 2009 (per ton).

Naast de nulheffing voor het storten van afval van bodemsaneringsoperaties is er ook een nulheffing voor het storten van asbesthoudende afvalstoffen.

Voor het verbranden van zowel ongevaarlijke als gevaarlijke afval geldt voortaan één uniform tarief, voor 2009 bedraagt dit 7,41 EUR/ton. Ook voor het meeverbranden geldt ditzelfde tarief.

Voor het verbranden of meeverbranden van recyclageresidu’s van papier- en kartonafval is er een heffingstarief van 2,12 EUR/ton.