• No results found

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: ‘Wat betekent het bezit van een pomander met betrekking tot de sociale status van de gebruiker in de Republiek in de zeventiende eeuw?’ Een vraag die om meerdere redenen moeilijk te beantwoorden is. Om te beginnen is over de pomander weinig directe en concrete informatie beschikbaar. Het onderzoek kreeg daardoor het karakter van een breedte-inventarisatie, met, waar mogelijk, een verdieping. Verder komt de pomander uit de beperkte literatuur naar voren als een multifunctioneel object, waarin een sier- én gebruiksfunctie samenkomen. Dit wordt door dit scriptieonderzoek bevestigd. De pomander is een containerbegrip voor een houder van geurende, vaste stoffen, met verschillende betekenissen en functies.

Vanwege de geurhoudende functie van de pomander is uitvoerig ingegaan op de verschillende gebruiksvormen van geur: religie, geneeskunde en een uiting van beschaving. Geur had een belangrijke spirituele connotatie, zo blijkt uit de literatuur; via geur stond men dichter bij God en tegelijkertijd weerde geur als een amulet kwaad af. Voor de pomander is deze connotatie minder evident, maar er zijn wel aanwijzingen voor spiritueel gebruik, zoals het feit dat de pomander samen met de rozenkrans gedragen werd. Een tweede aanwijzing is gevonden in de visuele analyse van portretten, waarop pomanders staan afgebeeld. In de

beschrijving van het ‘Portret van Jan Gerritsz van Egmond’ (bijlage 1, nr. 4) noemt het

Rijksmuseum dit voorwerp namelijk zowel gebedsnoot als pomander.

Geurstoffen speelden in de vroegmoderne tijd ook een belangrijke rol in de geneeskunde in Europa. De literatuur beschrijft uitvoerig dat geur zowel voor de preventie, als de genezing van ziektes gebruikt werd. In dit verband is gevonden dat de pomander een instrument was bij ziektepreventie. Of pomanders ook voor helende geuren gebruikt werden, staat niet beschreven. Om hier meer inzicht in te krijgen, zouden pomanders met meerdere kamers bestudeerd kunnen worden, waarop aan de binnenzijde vaak gegraveerd staat welke geurpasta er de kamers zat. Van deze geurpasta zou vervolgens gekeken moeten worden of dit een genezende geur betrof. Daarnaast leidde toenemende kennis van gezondheid en het menselijke lichaam tot grotere aandacht voor hygiëne. De vroegmoderne Nederlander streefde naar een welvarend en geciviliseerd voorkomen, waarbij positieve geuren een uiting waren van persoonlijke verzorging en beschaving. Dit werd met name door de hoogste lagen van de bevolking nagestreefd. Deze statusverhogende functie van geur ondersteunt de aanname van Rudolf Schmitz, dat welgestelden de pomander als statussymbool droegen. Het onderscheid tussen de gebruiksvormen van geur (religie, geneeskunde en uiting van beschaving) was in de praktijk dus niet absoluut. De pomander is te kwalificeren als een statusverhogend, multifunctioneel gebruiksvoorwerp.

Uit de literatuur is gebleken dat pomanders voornamelijk van zilver gemaakt werden. Het betreft luxe gebruiksvoorwerpen, behorend tot het kleinzilver. Deze scriptie toont aan dat met de sterk toenemende welvaart het rijke segment van de samenleving grote hoeveelheden van dergelijke luxe zilveren gebruiksvoorwerpen bezat. De zilversmederij bereikte in de vroegmoderne tijd, door de wisselwerking tussen producent en rijke consument, een ongeëvenaarde artistieke hoogte. De pomander in het Rijksmuseum, die het uitgangspunt voor deze scriptie vormt, is daar een voorbeeld van. Het is in de praktijk niet mogelijk gebleken om via de beschikbare informatie over kleinzilver tot conclusies over de sociale status van de gebruikers te komen. In de literatuur worden pomanders wat betreft uiterlijke kenmerken beschreven. Het onderzoek naar de eigenaren van deze pomanders en hoe de pomander gerelateerd was aan hun status, was echter moeilijk, omdat benodigde gegevens - wie waren deze mensen? wat voor soort pomanders hadden zij? waarvoor gebruikten ze die? - niet beschikbaar waren. Archiefonderzoek zou hier mogelijk uitkomst kunnen bieden, aangezien hiermee potentieel inzicht verkregen kan worden in verkoopgegevens van smederijen of inboedelgegevens van consumenten. Archiefonderzoek was echter binnen het tijdsbestek van dit onderzoek niet mogelijk en daarom is een andere onderzoekslijn gekozen. De zoektocht naar pomanders op portretten bleek wel binnen het tijdsbestek uitvoerbaar en was bovendien succesvol.

De hoofdvraag was oorspronkelijk gericht op de zeventiende-eeuwse pomander. Deze afbakening kwam tot stand op basis van literatuur onderzoek, waaruit bleek dat de pomander na circa 1700 nauwelijks nog voorkwam, onder invloed van onder andere ontwikkelingen in de geneeskunde en opkomst van liquide parfums. Als gevolg hiervan nam de noodzaak van pomanders aan het eind van de zeventiende eeuw af. Vanwege het grote aantal schilderijen met pomanders uit de zestiende eeuw, is de onderzoeksperiode uitgebreid naar 1500-1650. Er blijkt daarbinnen een duidelijke piekperiode van driekwart eeuw: van 1550 – 1625. In deze piekperiode lijkt het zich laten portretteren met een pomander nadrukkelijk een vrouwenzaak, en exclusief voor de sociale toplaag. De afgebeelde pomanders blijken bovendien allemaal van goud te zijn en rijkelijk gedecoreerd met edelstenen en parels. Het waren juwelen. Het is verleidelijk te concluderen dat ze daarmee het ultieme statussymbolen waren, maar dat is prematuur. De gouden pomander-juwelen vormden geen vaste accessoires bij de kostbare zwarte kleding, die vrouwen in die periode standaard op portretten droegen: slechts circa 6 - 10% is met een pomander afgebeeld. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Het is inderdaad mogelijk dat in Nederland alleen de regentenklasse deze ‘Old Luxury’ droeg, zoals M.H. Gans ook al impliceerde in zijn boek over juwelen. Om deze hypothese te onderbouwen, zou een valide steekproef genomen moeten worden uit de 891 portretten in de RKD database. Door de afkomst en maatschappelijk positie van deze vrouwen te achterhalen, zou vervolgens

kunnen worden nagegaan of ook déze vrouwen al dan niet dochters/echtgenotes van regenten waren.

Andere interpretaties zijn ook mogelijk. Een opvallende constatering is namelijk dat deze gouden pomanders op portretten zonder uitzondering aan gordels hingen, ter hoogte van de baarmoeder. Een associatie met huwelijk en gezinsvorming is waarschijnlijk, temeer door de veelvuldige combinatie met zakdoeken en handschoenen, die beide symbool staan voor het huwelijk. Bovendien werden dergelijke pendant portretten vaak ter gelegenheid van het huwelijk vervaardigd. De baarmoeder werd in die tijd beschouwd als een olfactorisch orgaan en geurstoffen werden gebruikt als middel om vruchtbaarheid te stimuleren. Dit zou kunnen wijzen op een symbolische betekenis van de pomander in de richting van vruchtbaarheid of kinderwens.

In de vroegmoderne tijd staan portretten bol van de symboliek, vaak verwijzend naar een maatschappelijke rol van de geportretteerde. Daardoor rijst de vraag of de pomander geen speciale symbolische betekenis heeft. Het is duidelijk geworden dat de pomander geen standaard attribuut op portretten is, maar dat, als deze voorkomt, hij dan nadrukkelijk getoond wordt. De pomander zou daarom kunnen verwijzen naar een publieke functie van de vrouw. Over het algemeen is bekend dat vrouwen in de Republiek, in tegenstelling tot in andere landen, vrij actief waren in de samenleving en publieke functies bekleedden. Voor individuele vrouwen zijn deze functies in de literatuur echter niet te achterhalen. Dit is een interessant vraagstuk, dat uitnodigt tot meer onderzoek, bijvoorbeeld in archieven.

Kortom, van een multifunctioneel voorwerp, zoals de pomander, dat tot bloei kwam in een periode van enorme sociaaleconomische veranderingen, en bovendien gedragen werd door verschillende lagen van de bevolking, vallen geen eenduidige conclusies te verwachten. De pomander is een containerbegrip voor een object dat in de kern een gebruiksvoorwerp was, maar wanneer het van goud of zilver was, ook een functie als statussymbool vervulde. Het is een fascinerend object gebleken, waar het laatste woord nog niet over gesproken is.

Literatuur

Adank, Ellemieke, Tranen van de Gouden Eeuw. Over de functie en betekenis van tranen op zeventiende-

eeuwse genreschilderijen (Amsterdam 2013).

Baer, Ronni, Class Distinctions: Dutch Painting in the Age of Rembrandt and Vermeer (Boston 2015). Balbian Verster, J.F.L. de, Burgemeesters van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw (Amsterdam 1970).

Barbour, Violet, Capitalism in Amsterdam in the 17th century (Toronto 1966). Bayer, Patricia, e.a., Juwelen Bronnenboek (Houten 1990).

Berg, Maxine, Luxury and Pleasure in the Eighteenth-Century Britain (Oxford 2005).

Berg, Maxine en Helen Clifford, Consumers and Luxury: Consumer Culture in Europe 1650-1850 (Manchester 1999).

Berg, Maxine en Elizabeth Eger, Luxury in the Eighteenth Century. Debates, Desires and Delectable Goods (Londen 2003).

Berg, Maxine, ‘Luxury, the Luxury Trades, and the Roots of Industrial Growth: A Global Perspective’ in: Frank Trentmann, The Oxford Handbook of the History of Consumption (New York 2012), alwaar 173-212. Berry, Christopher J., The Idea of Luxury: A Conceptual and Historical Investigation (Cambridge 1994). Bodar, Antoine ‘Erasmus en het geleerdenportret’, in H. Blasse-Hegeman e.a.., Nederlandse Portretten.

Bijdragen over de portretkunst in de Nederlanden uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw (Den

Haag 1990).

Brant, Clare, ‘Fume and Perfume: Some Eighteenth-Century Uses of Smell’, Journal of British Studies 43 (2004) 444-463.

Braudel, Fernand, Civilization and Capitalism, 15th – 18th Century, The Structures of Everyday Life (New York 1984).

Brewer, John en Roy Porter, Consumption and the world of Goods (Londen 1993). Blaauwen, A.L. den, Nederlands zilver / Dutch Silver (’s-Gravenhage 1979).

Blom, Hans, en Emiel Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden (Amsterdam 2014).

Blondé, Bruno, e.a., Fashioning Old and New. Changing consumer preferences in Europe (seventeenth –

nineteenth centuries) (Turnhout 2009)

Burke, Peter, History and social theory, second edition (Cambridge 2005).

Bynum, William F. en Roy Porter, Medicine and the five senses (Cambridge 1993).

Campbell, Colin, ‘Understanding traditional and modern patterns of consumption in Eighteenth-century England: a character-action approach’, In: John Brewer en Roy Porter, Consumption and the World of

Goods (Londen 1993).

Citroen, Karel A., Meesterwerken in zilver. Amsterdams zilver 1520 – 1820 (Amsterdam 1984).

Citroen, Karel A., Valse zilvermerken in Nederland (Amsterdam 1977).

Classen, Constance, World of Sense: Exploring the Senses in History and across Cultures (Londen 1993). Classen, Constance e.a., Aroma. The Cultural History of Smell (Londen 1994).

Craft-Giepmans, Sabine en Annette de Vries, Portret in portret in de Nederlandse kunst 1550 – 2012 (Bussum 2012).

Deursen, Arie Th. Van, Mensen van klein vermogen: het kopergeld van de Gouden Eeuw (Amsterdam 2006).

Dibbits, Hester C., Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in Doesburg en Maassluis (Amsterdam 1998). Dickey, Stephanie S., ‘Met een wenende ziel... doch droge ogen: Women Holding Handkerchiefs in Seventeenth-Century Dutch Portraits’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 46 (1995) 332-357. Dillen, Johannes van, Van rijkdom en regenten: handboek tot de economische en sociale geschiedenis van

Nederland tijdens de Republiek (’s-Gravenhage 1970).

Dugan, Holly, The Ephemeral History of Perfume. Scent and Sense in Early Modern England (Baltimore 2011).

Ekkart, Rudi E.O., Nederlandse portretten uit de 17e eeuw: eigen collectie (Rotterdam 1995).

Ekkart, Rudi E.O., Isaac Claesz. van Swanenburg 1537-1614: Leids schilder en burgemeester (Zwolle 1998).

Ekkart, Rudi E.O. en Quentin Buvelot, Hollanders in beeld. Portretten uit de Gouden Eeuw (Zwolle 2007). Ekkart, Rudi E.O. en Claire van den Donk, Lief & Leed. Realisme en fantasie in Nederlandse

familiegroepen uit de zeventiende en achttiende eeuw (Zwolle 2018).

Elias, Johan E., De vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 (Haarlem 1903-1905). Evans, Joan, A History of Jewellery 1100-1870 (Londen 1953).

Fairchilds, Cissie, ‘The production and marketing of populuxe goods in eighteenth-century Paris’, in: John Brewer en Roy Porter, Consumption and the world of Goods (Londen 1993).

Furnée, Jan Hein en Clé Lesger, The Landscape of Consumption. Shopping Streets and Culture in Western

Europe 1600-1900 (Basingstoke 2014).

Gans, Mozes H., Juwelen en mensen. De geschiedenis van het bijou van 1400 tot 1900 (Amsterdam 1961). Gelderblom, Oscar, Zuid-Nederlandse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt (1578- 1630) (Hilversum 2000).

Gelderblom, Oscar, The Political Economy of the Dutch Republic (Ashgate 2009).

Gelderblom, Oscar, Cities of Commerce. The Institutional Foundations of International Trade in the Low

Counties, 1250-1650 (Princeton 2013).

Hart, Marjolein ‘t e.a., A financial History of The Netherlands (Cambridge 1997).

Maria Hayward, ‘Clothing’, in David Karmon en Christy Anderson, The Routledge Handbook of Material

Culture in Early Modern Europe (Londen 2016).

Hesselink, Lidewij, ‘Goud- en zilversmeden en hun gilde in Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw’, Regionaal-historisch tijdschrift Holland 3 (1999) 127-147.

Helmers, Helmer J. en Geert H. Janssen, The Cambridge companion tot the Dutch golden age (Cambridge 2018).

Heuvel, Danielle van den, Women and entrepreneurship. Female traders in the Northern Netherlands. c.

1580-1815 (Amsterdam 2007).

Heuvel , Danielle van den en Sheilagh Ogilvie, ‘Retail development in the consumer revolution: The Netherlands, c. 1670 – c. 1815’, Elsevier (2012).

Heuvel, Danielle van den, ‘A Market Economy’, in: Helmer J. Helmers en Geert H. Janssen, The Cambridge

Jenner, Mark S.R. ‘Follow your nose?’, The American Historical Review 116 (2011) 335-351. Jardine, Lisa, Worldly goods (Londen 1996).

Karmon, David en Christy Anderson, The Routledge Handbook of Material Culture in Early Modern Europe (Londen 2016).

Kok, Erna, Culturele ondernemers in de Gouden Eeuw. De artistieke en sociaal-economische strategieën

van Jacob Backer, Govert Flinck, Ferdinand Bol en Joachim von Sandrart (Amsterdam 2013).

Kloek, Els e.a, Women of the Golden Age. An international debate on women in the seventeenth-century

Holland, England and Italy (Hilversum 1994).

Lesger, Clé ‘De locatie van het Amsterdamse winkelbedrijf in de achttiende eeuw’, Tijdschrift voor Sociale

en Economische Geschiedenis 4 (2007) 35-70.

Lesger, Clé, ‘Waar het volk is, is de nering. Bewinkelingspatroon en winkelarchitectuur in Amsterdam, circa 1550-1850’, Bulletin (KNOB) 114 (2015) 65-83.

Lesger, Clé, Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand: kooplieden, commerciële expansie en

verandering in de ruimtelijke economie van de Nederlanden ca. 1550 – ca. 1630 (Hilversum 2001).

Lesger, Clé, Het winkellandschap van Amsterdam: stedelijke structuur en winkelbedrijf in de vroegmoderne

en moderne tijd, 1550-2000 (Hilversum 2013).

Lemire, Beverly, Global Trade and The Transformation of Consumer Cultures. The material world Remade,

c.1500-1820 (Cambridge 2018).

Lorm, de Jan R., Amsterdams goud en zilver (Amsterdam 1999). Launert, Edmund, Scent & scent bottles (Londen 1974).

Middelkoop, Norbert, Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd 1600 – 1800 (Bussum 2002).

Montijn, Ileen, Hoog geboren. 250 jaar adellijk leven in Nederland (Amsterdam 2012).

Mortier, Bianca M. du, ‘De handschoen in de huwelijkssymboliek van de zeventiende eeuw’, Bulletin van

het Rijksmuseum 32 (1984), alwaar 189-201.

Muizelaar, Klaske en Derek Philips, Picturing Men and Women in the Dutch Golden Age. Paintings and

People in Historical Perspective (New Haven en Londen 2003).

Nagtegaal, H.K., ‘Het R.K. geslacht Van der Dussen in Delft’, Ons Voorgeslach 60 (2006), alwaar 301-338. North, Michael, Art and Commerce in the Dutch Golden Age (Londen 1997).

Palmer, Richard, ‘In bad odour: smell and its significance in medicine from antiquity to the seventeenth century’, 61-68. In: Bynum, William F. en Roy Porter, Medicine and the five senses (Cambridge 1993). Plat, Hugh, Delightes for ladies: to adorn their persons, tables, closets, and distillatories with beauties,

banquets, perfumes and waters (Londen 1600).

Prak, Maarten, Early modern capitalism: economic and social change in Europe, 1400-1800 (Londen 2001). Prak, Maarten, Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek (Nijmegen 2002).

Prak, Maarten, ‘Loopbaan en carrière in de Gouden Eeuw’, 139, in De Zeventiende Eeuw: Cultuur in

de Nederlanden in Interdisciplinair Perspectief 27 (2012) alwaar 130-140.

Peck, Linda Levy, Consuming Splendor: Society and Culture in Seventeenth-Century England (Cambridge 2005).

Price, J.L., Dutch Culture in the Golden Age (Londen 2011).

Rakhorst, Monique, ‘Bow Jewels of the Golden Age : In Fashion in the Low Countries’, The Rijksmuseum

Bulletin 66 (2018), 4-23.

Rasterhoff, Claartje, ‘The Markets for Art, Books, and Luxury Goods’, in: Helmer J. Helmers e.a. ed., The

Cambridge Companion to the Dutch Golden Age (Cambridge 2018) 249-267.

Reinarz, Jonathan, Past Scents: Historical Perspectives on Smell (Illinois 2014). Rodini, Elizabeth, Functional Jewels (Chicago 2000).

Rublack, Ulinka, Dressing up: Cultural Identity in Renaissance Europe (Oxfordshire 2010). Scarisbrick, Diana, Jewellery. The costume Accessories Series (Londen 1984).

Scarisbrick, Diana, e.a., Schitterend Europa. Juwelen uit Europese vorstenhuizen (Brussel 2007). Schama, Simon, The embarrassment of riches: an interpretation of Dutch culture in the Golden Age (Londen 1988).

Schmitz, Rudolf, ‘The Pomander’, Pharmacy in History 31 (1989) 86-90.

Schneider, Norbert, Portretschilderkunst. Meesterwerken uit de Europese portretschilderkunst 1420 – 1670 (Keulen 1995).

Scholten, Frits, Small Wonders: Late-Gothic boxwood micro-carvings from the low countries (Amsterdam 2016).

Schuurman, Anton, e.a., Aards geluk: de Nederlanders en hun spullen van 1550 tot 1850 (Amsterdam 1997).

Six, Jan, ‘Cornelis van der Voort’, Oud Holland 29 (1911), aldaar 129-133.

Smith, Woodruff D., Consumption and the making of Respectability, 1600-1800 (Londen 2002)

Stallybrass, Peter en Ann Rosalind Jones, ‘Fetishizing the Glove in Renaissance Europe’, Critical Inquiry 28 (2001), alwaar 114-132.

Thirsk, Joan, Economic Policy and Projects: The Development of a Consumers society in Early Modern

England (Oxford 1978).

Thurlkill, Mary, Sacred Scents in Early Christianity and Islam (Lanham 2016).

Tielhof, Milja van, ‘Het college van hoofdingelanden. De vertegenwoordiging van de ingelanden in Rijnland en Schieland in de vroegmoderne tijd’, BMGN - Low Countries Historical Review 131 (2016) alwaar 22–51. Trentmann, Frank, The Oxford Handbook of the History of Consumption (Oxford 2012).

Tullett, William, ‘The Success of Sweet Smells’, History Today 65 (2015) 28-35. Tummers, Anna, De Gouden Eeuw viert feest (Haarlem 2011).

Verbeek Caro, In Search of Lost Scents. Reconstructing the volatile heritage of the avant-garde, Vrije Universiteit Amsterdam, lopend research project.

Vries, Jan de en Ad van der Woude, Nederland 1500-1815. De eerste ronde van moderne economische

groei (Amsterdam 1995).

Vries, Jan de en Ad van der Woude, The first modern economy: success, failure, and perseverance of the

Vries, Jan de, ‘Luxury and Calvinism / Luxury and Capitalism: Supply and Demand for Luxury Goods in the Seventeenth-Century Dutch Republic’, The Journal of the Walters Art Gallery 57 (1999) 73-85.

Vries, Jan de, ‘Luxury in the Dutch Golden Age in Theory and Practice’, in Maxine Berg en Elizabeth Eger,

Luxury in the Eighteenth Century. Debates, Desires and Delectable Goods (Londen 2003).

Welch, Evelyn, Shopping in the Renaissance. Treasured Possessions from the Renaissance to the

Enlightenment (Londen 2005).

Westermann, Mariet, A Worldly Art: the Dutch Republic 1585–1718 (New York 1966).

Winkel, Marieke de, Fashion and Fancy: Dress and Meaning in Rembrandt's Paintings (Amsterdam 2006). Wit-Klinkhamer, Duyvené en Mozes H. de Gans, Geschiedenis van het Nederlands Zilver (Amsterdam 1958).

Woodall, Joanna, Portraiture. Facing the subject (Manchester 1997). Wttewaal, B.W.G., Nederlands Klein Zilver 1650-1880 (Amsterdam 1987).