• No results found

Rijkdom kun je ruiken. Over de sociale status van pomanders in de zeventiende eeuw.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rijkdom kun je ruiken. Over de sociale status van pomanders in de zeventiende eeuw."

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over de sociale status van pomanders in de

zeventiende eeuw

Marthe Nieuwland

(2)

Colofon

Masterscriptie

Titel : Rijkdom kun je ruiken

Ondertitel : Over de sociale status van pomanders in de zeventiende eeuw

Studie : Master Geschiedenis Instelling : Universiteit van Amsterdam

Datum : Juli 2019

Student : Marthe Nieuwland

marthe.nieuwland@gmail.com Studentnummer : 10184422

Eerste lezer : Judith Noorman J.F.J.Noorman@uva.nl

Capaciteitsgroep Kunstgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam

Tweede lezer : Danielle van den Heuvel

D.W.A.G.vandenHeuvel@uva.nl

Capaciteitsgroep Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam

Afbeelding voorblad : Portret van Margaretha Jacobsdr. (Griet(e)) van Rhijn, door Cornelis Ketel. Datering: 1605. Afmeting: 102 x 82 cm. Collectie: Rijksmuseum Link: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.collect.8876

(3)
(4)

Abstract

‘Rijkdom kun je ruiken’ is een onderzoek naar pomanders in de vroegmoderne tijd, een periode van enorme sociaaleconomische veranderingen in Europa, waarin de Republiek tot bloei kwam. Vanwege de complexiteit van de materie is het onderzoek opgezet als een breedte-inventarisatie met, waar mogelijk, verdieping, aangevuld met een gericht, eigen onderzoek naar pomanders op schilderijen.

De pomander is een houder voor vaste geurstoffen, die in deze scriptie naar voren komt als een multifunctioneel object, waarin verschillende gebruiksvormen van geur (religie, geneeskunde en uiting van beschaving) samenkomen. De pomander raakte na circa 1700 in onbruik, onder andere onder invloed van ontwikkelingen in de geneeskunde en de opkomst van liquide parfums. In de literatuur wordt de pomander beschreven als een zilveren luxe gebruiksvoorwerp en als statussymbool. Uit de visuele analyse is gebleken dat alle, op de schilderijen gevonden, pomanders van goud waren, met parels en edelstenen gedecoreerd. Deze portretten met pomanders betroffen zonder uitzondering vrouwen uit de hoogste maatschappelijke klasse. Dit werpt nieuw licht op de pomander als statussymbool.

(5)

Inhoudsopgave

1. INLEIDING... 1 1.1AANLEIDING ... 1 1.2ONDERZOEK EN INKADERING ... 2 1.3WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE ... 4 2. DE POMANDER ... 5 2.1NAAM ... 5 2.2VORM EN TECHNIEK ... 5 2.3DRAAGWIJZE ... 6 2.4GEBRUIK ... 7

2.5CASUS: DE POMANDER UIT HET RIJKSMUSEUM VERSUS DE POMANDER VAN SOTHEBY’S... 9

3. DE ROL VAN GEUR EN DE RELATIE TOT RELIGIE EN GENEESKUNDE ... 12

3.1ZINTUIGEN EN REUKZIN ... 12

3.2GEURGESCHIEDENIS EN PARFUM ... 13

3.3GEUR EN RELIGIE ... 16

3.4GEUR EN GENEESKUNDE ... 17

3.5MULTIFUNCTIONALITEIT VAN DE POMANDER ... 19

4. HISTORISCHE CONTEXT: NEDERLAND IN DE VROEGMODERNE TIJD ... 20

4.1OPKOMST VAN HOLLAND ALS HANDELSCENTRUM ... 20

4.2TOEGENOMEN INKOMEN EN WELVAART ... 22

4.3CONSUMPTIE EN LUXE ... 23

4.4AMSTERDAM: LUXE WINKELSTAD ... 25

4.4.1 Winkellandschap van Amsterdam ... 26

4.4.2 Locaties van smederijen en juweliers in vroegmodern Amsterdam ... 29

4.5NEDERLANDSE EDELMETALEN ALS LUXE PRODUCT... 30

4.5.1 Goud- en zilversmeden in Amsterdam ... 31

4.5.2 Sieraadkunst in de vroegmoderne tijd: van sieraad tot juweel. ... 33

5. STATUSSYMBOLEN IN DE VROEGMODERNE TIJD ... 35

5.1SCHILDERIJEN EN SOCIALE STATUS ... 36

5.1.1 Portretkunst: ‘memorie en legitimatie’... 37

5.1.2 Zinnebeelden op schilderijen ... 40

5.2KLEDING EN SOCIALE STATUS ... 42

5.2.1 Sieraden als statussymbool ... 44

5.2.2 Sieraden in de Republiek ... 46

6. DE POMANDER IN BEELD ... 48

6.1SCHILDERIJEN ALS BRON IN HISTORISCH ONDERZOEK ... 48

6.2POMANDERS OP SCHILDERIJEN ... 49

6.3VROUWEN MET POMANDERS: PROFIELSCHETS ... 51

6.4VISUELE ANALYSE VROUWENPORTRETTEN ... 52

(6)

6.4.2 Positie pomander ... 53

6.4.3 Materiaal en uiterlijk ... 54

6.4.4 Andere attributen ... 56

6.5STEEKPROEF VAN VEERTIG PORTRETTEN (CONTROLE GROEP) ... 57

6.6CONCLUSIES ... 58

7. TOT BESLUIT: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ... 60

LITERATUUR ... 63

BIJLAGES ...

BIJLAGE 1‘POMANDER’ ...

BIJLAGE 2‘POMMANDER’ ...

BIJLAGE 3POSITIE POMANDER ... BIJLAGE 4POMANDER IN COMBINATIE MET ANDERE OBJECTEN EN MATERIALEN ... BIJLAGE 5DIAGRAMMEN ... BIJLAGE 6PROFIELSCHETSEN ...

(7)
(8)

1. Inleiding

Op de begane grond van het Rijksmuseum te Amsterdam, in een zaal gewijd aan objecten uit

de periode 1100-1600, ligt een klein zilveren voorwerp.1 Het informatiebordje vermeldt, zonder

verdere informatie of context, dat het gaat om ‘Pomander, anoniem, ca. 1600 - ca. 1625’. Pomanders, als luxe geurhoudende objecten in de vroegmoderne tijd, vormen het onderwerp van deze scriptie, waarin literatuuronderzoek gecombineerd is met diverse primaire bronnen zoals schilderijen, historische geschriften en objecten.

1.1 Aanleiding

Dat er zo weinig context en verdiepende informatie over pomanders in het Rijksmuseum beschikbaar is, blijkt niet verwonderlijk. Er zijn nauwelijks historische publicaties over

pomanders te vinden, zo werd duidelijk na raadpleging van een aantal publicatiedatabases.2

De enige gevonden uitzondering is een korte publicatie van de hand van historicus Rudolf Schmitz, specialist in de geschiedenis van de farmacie. Schmitz publiceerde in 1989 een kort

artikel genaamd ‘The Pomander’ in het tijdschrift Pharmacy in History.3 In dat artikel bespreekt

Schmitz kort de geschiedenis van de pomander, de oorsprong ervan, het ontstaan van de benaming en verschillende varianten door de tijd. Tot slot komt aan bod hoe de pomander volgens hem geïnterpreteerd moet worden. Schmitz benadrukt de volgens hem onmiskenbare

decoratieve functie van de pomander.4 Aangezien het om zeer kostbare objecten gaat – zowel

wat betreft de geurige inhoud als de edelmetalen houder - stelt Schmitz dat de welgestelden pomanders droegen als statussymbool. Over dit vraagstuk, of de pomander in de zeventiende eeuw gezien werd als gebruiksvoorwerp of statussymbool, is verder weinig bekend. In het artikel van Schmitz komt het thema kort aan bod, maar zijn onderbouwing is vrij summier. In de context van het onderzoek naar de pomander is het interessant om meer te weten te komen over status in het algemeen en objecten die dat vertegenwoordigen.

Er zijn wel enkele gedetailleerde beschrijvingen door zilver-specialisten en kunsthistorici bekend, waarbij op uiterlijke kenmerken ingegaan wordt: materiaal, stijl, ontwerp en decoratie. Deze beschrijvingen komen voor in een aantal invloedrijke publicaties over Nederlands zilver, van de hand van zilverspecialist K.A. Citroen, Meesterwerken in zilver.

Amsterdams zilver 1520 – 1820 (Amsterdam 1984) en Valse zilvermerken in Nederland

(Amsterdam 1977) en B.W.G. Wttewaall, Nederlands Klein Zilver 1650-1880 (Amsterdam 1987). Wat betreft Nederlandse sieraden is het werk van Mozes G. Gans, Juwelen en mensen.

1 Rijksmuseum, objectnummer BK-1959-45: zilver, 7cm hoog, gedateerd op ca. 1600-1625, vervaardiger onbekend, vermoedelijk afkomstig uit de Noordelijke

Nederlanden.

2 Onder andere de database van de Universiteit van Amsterdam, JSTOR en Picarta geraadpleegd. 3 Rudolf Schmitz, ‘The Pomander’, Pharmacy in History 31 (1989) 86-90.

(9)

De geschiedenis van het bijou van 1400 tot 1900 (Amsterdam 1961) belangrijk. Er zijn geen

publicaties specifiek over de pomander gevonden. Een analyse van de betekenis en gebruikservaring van de pomander blijft echter vaak achterwege.

Wel wordt er regelmatig in de literatuur gerefereerd aan pomanders in de context van zintuigen, geschiedenis van geur en parfum, of geneeskunde, met name door dr. Constance Classen, dr. David Howes & dr. Antony Synnott (Londen 1994), dr. Richard Palmer in verzamelwerk dr. W.F. Bynum & dr. R. Porter (Cambridge 1993) en dr. Holly Dugan (Baltimore 2011). Ook hier is de pomander echter nooit het leidende onderwerp van de publicaties. Vanwege de pomander als geurhoudend object is het onderzoek van olfactorisch kunsthistorica Caro Verbeek interessant (zie hoofdstuk 2.4). Verbeek houdt zich voor haar promotieonderzoek ‘In search of Lost Scents: Reconstructing the Aromatic Heritage of the Avant-garde’ aan de Vrije Universiteit (VU) en als curator bij het Rijksmuseum bezig met de zintuigen, met name geur. In samenwerking met het International Flavours & Fragrances (IFF) werkt ze aan het (re)construeren van geuren in het verleden.

1.2 Onderzoek en inkadering

De pomander staat centraal in dit object-georiënteerde onderzoek, dat gericht is op de sociale betekenis van dit voorwerp. Deze scriptie is voornamelijk gebaseerd op literatuur onderzoek, aangevuld met diverse primaire bronnen en geschriften. Bij gebrek aan vergelijkbaar Nederlands primair materiaal, is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende Engelse bronnen en citaten. Daarnaast is eigen onderzoek verricht, in de vorm van een visuele analyse van schilderijen waarop pomanders voorkomen. De scriptie richt zich primair op de zeventiende-eeuwse pomander. De geurhouders komen later ook nog voor, zij het in beperkte

mate, en niet meer volgens zeventiende-eeuwse vorm, functie en gebruik.5 Deze verandering

wordt onder andere toegeschreven aan ontwikkelingen in de geneeskunde en parfum, waardoor de populariteit en noodzaak van pomanders aan het eind van de zeventiende eeuw afneemt. Gegevens van na circa 1700 blijven daarom in dit onderzoek grotendeels buiten beschouwing.

Zoals gezegd is het onderzoek erop gericht om meer te weten te komen over het gebruik van pomanders en de status van deze objecten in de vroegmoderne tijd en wordt het binnen grotere discussies over sociale klassen met betrekking tot sieraden en geur geplaatst. De hoofdvraag luidt:

Wat betekent het bezit van een pomander met betrekking tot de sociale status van de gebruiker in de Republiek in de zeventiende eeuw?

5 In de Art Deco periode (circa 1920-1930) beleefde de pomander bijvoorbeeld een korte heropleving. Ook tegenwoordig komen pomanders nog voor, veelal

(10)

Over de pomander is praktisch niets bekend. Een diepte analyse is daarom niet mogelijk. Om de hoofdvraag gericht te benaderen is een breedteonderzoek uitgevoerd, in aangrenzende onderzoeksgebieden. Er zijn sterke aanwijzingen dat in de pomander een sierfunctie én een gebruiksfunctie samenkomen (hoofdstuk 2). Deze twee invalshoeken zullen aan de hand van indirecte thema’s nader uitgewerkt worden, respectievelijk de geurende inhoud en de edelmetalen houder, met de bedoeling om de stand van zaken en recente ontwikkelingen in de literatuur in kaart te brengen, die relevant zijn voor de pomander. Daartoe zijn de volgende deelonderzoeken geformuleerd:

- ‘De rol van geur en de relatie tot religie en geneeskunde’ (hoofdstuk 3).

Aangezien het gaat om een geurhoudend object, speelt geur een belangrijke rol in dit onderzoek. Tegenwoordig liggen geurstoffen en geneeskunde niet direct in elkaars verlengde. In de vroegmoderne tijd was dit echter niet zo evident en werden geurstoffen afhankelijk van de situatie voor hun geurende en/of hun desinfecterende kwaliteiten

gebruikt.6 Aangezien niet bekend is of en hoe de pomander in deze verschillende contexten

gebruik werd, is het van belang om in te gaan op geur in het verleden. Geur, in de context van vroegmoderne geneeskunde is daar een wezenlijk onderdeel van.

- ‘Statussymbolen in de vroegmoderne tijd’ (hoofdstukken 4, 5 en 6).

De Nederlandse Gouden Eeuw kenmerkte zich door welvaart en weelde en een sterk toenemende productie en consumptie van luxe goederen. Het was ook een periode van rijke symboliek, waarmee karaktereigenschappen, functie en status zichtbaar gemaakt werden. Hoe past de pomander in dit plaatje? Hoofdstuk 4 schetst de historische context voor de periode, waarin de pomander in gebruik was: de opkomst van de consumptie maatschappij, de opkomst van de Nederlanden als welvarend handelscentrum, en het ontstaan van de markt voor luxe goederen en gebruiksvoorwerpen en het daarbij behorende winkellandschap. Met name zilver komt aan bod. Gedocumenteerde pomanders zijn immers veelal van zilver en vertegenwoordigden, ook in de zeventiende eeuw, als zodanig een aanzienlijke waarde. Hoofdstuk 5 gaat in op statussymbolen in de vroegmoderne tijd, met name schilderijen, kleding en sieraden/juwelen. De vraag is hoe de pomander hierin past en of dit voorwerp een algemene uiting van welvaart is, dan wel een specifieke symbolische waarde heeft. Hoofstuk 6 richt zich daarom specifiek op pomanders op portretten, omdat portretten een prominent statussymbool zijn, waarop veel symbolische verwijzingen naar de geportretteerden voorkomen.

(11)

1.3 Wetenschappelijke relevantie

Sinds het eind van de twintigste eeuw zijn historici zich, net als antropologen, kunsthistorici en archeologen steeds meer gaan bezighouden met materiële cultuur. Historici zagen in toenemende mate in dat het onderzoeken van objecten bij uitstek een middel is om meer te weten te komen over het dagelijks leven in de vroegmoderne tijd. In navolging van de Franse historicus dr. Fernand Braudel, een van de grondleggers van object-gericht onderzoek, kwam

er meer bewustwording over de werking van systemen, met name van materiële cultuur.7

Braudel gaf aandacht aan onderwerpen die tot dan toe onderbelicht bleven, zoals huisvesting,

voedselpatronen, kleding en mode. 8 Zijn werk zette academici zoals dr. Joan Thirsk, en voor

de situatie in de Nederlanden dr. Jan de Vries, aan tot het heroverwegen van gangbare

theorieën over het gebruik van objecten in het verleden.9 Dit onderzoek, waarin een object

centraal staat, sluit aan bij deze toenemende trend onder historici om materiele cultuur te

verwerken in historisch onderzoek.10

Daarnaast sluit het aan bij een tweede ontwikkeling binnen de geschiedkunde, namelijk een groeiende mate van interdisciplinariteit in de academische wereld. Historici gaan steeds vaker samenwerken met wetenschappers uit andere vakgebieden om door het combineren van kennis en visie tot vernieuwende inzichten te komen. Interdisciplinariteit komt op verschillende manieren terug in dit onderzoek, waarin historische, kunsthistorische en

sociaaleconomische invalshoeken samenkomen. De historische context en

sociaaleconomische ontwikkelingen, zoals opkomst van Nederland als handelscentrum en de ontwikkeling van een consumptiemaatschappij, worden uitvoerig beschreven in hoofdstuk 4. Een aantal kernpublicaties over dit onderwerp zijn van de hand van dr. Jan de Vries en dr. Ad van der Woude (Amsterdam 1995), dr. J.C.H. Blom en dr. E. Lamberts (Amsterdam 2014) en dr. Clé Lesger (Hilversum 2013). In hoofdstuk 6 volgt een kunsthistorische visuele analyse van schilderijen, waarbij belangrijke publicaties zijn: dr. Joanna Woodall (Manchester 1997), Norbert Middelkoop (Bussum 2002), dr. Rudi Ekkart en Quentin Buvelot (Zwolle 2007), dr. Erna Kok (Amsterdam 2013) en dr. Rudi E.O. Ekkart en Claire van den Donk (Zwolle 2018).

Het is bekend dat zowel mannen als vrouwen pomanders bezaten in de vroegmoderne tijd. Behalve dat het interessant is om te onderzoeken wat de relatie was tussen het bezit van een pomander en sociale status in het algemeen, wordt ook het gender aspect specifiek belicht. Dit komt met name in hoofdstuk 6 naar voren. Het sluit aan bij de toenemende aandacht voor gender in geschiedkundig onderzoek sinds eind vorige eeuw.

7 Fernand Braudel, Civilization and Capitalism, 15th – 18th Century, The Structures of Everyday Life, volume 1 (New York 1984). Originele publicatie uit

1967, in 1979 vertaald uit het Frans.

8

Beverly Lemire, Global Trade and The Transformation of Consumer Cultures. The material world Remade, c.1500-1820 (Cambridge 2018) 14. Over: Braudel, Civilization and Capitalism, 15th – 18th Century (New York 1984).

9 Voor uitgebreide historiografie zie Marthe Nieuwland, ‘Theorieën over de consumptiemaatschappij en luxe in de vroegmoderne tijd’ in Scriptie portfolio

(Amsterdam 2019).

10 Een goed voorbeeld van deze groeiende interesse is de tentoonstelling small wonders in het Rijksmuseum, een volledige tentoonstelling rondom

micro-snijwerken uit de Middeleeuwen zoals gebedsnoten en miniatuur-altaartjes. De tentoonstelling small wonders was van 17 juni 2017 tot en met 17 september 2017 te zien in het Rijksmuseum. Bij de tentoonstelling is er een gelijknamig boek uitgebracht met foto’s van alles objecten.

(12)

2. De Pomander

Al sinds ver voor Christus worden geurstoffen op allerlei manieren gedroogd of bewerkt tot oliën, zalven en pasta’s. In stoffen lapjes of zakjes werden deze geurstoffen meegedragen. De pomander is de oudst bekende solide houder voor geurstoffen in de Westerse beschaving. De

geschiedenis van dit object is met zekerheid terug te leiden tot de 12e eeuw, toen Keizer

Frederik I van het Heilige Roomse Rijk in 1174 verschillende gouden pomanders, in de vorm

van appels en gevuld met muskus, cadeau kreeg van koning Boudewijn IV van Jeruzalem.11

2.1 Naam

Pomanders komen in verschillende landen in Europa voor en zijn bekend onder verschillende namen, zoals pomum pro odore in het Latijn, Bisamapfel, Bisamknopf of Riechapfel in het

Germaans en in het Frans als pomme de musc, pomme de senteur of pomme d’ambre.12 In

het Nederlands wordt het object ook wel aangeduid met de naam van bisamappel of geurbal. Daarnaast zijn er verschillende variaties van de schrijfwijze van pomander, zoals pommander,

pommaunder of pomaunder. Pomander is echter de meest voorkomende spelling. In dit

onderzoek zijn al de naam-varianten samengenomen. Of deze verschillende schrijfwijzen mogelijk ook te maken hebben met variaties in vorm of gebruik, is buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek.

De pomander dankt zijn naam aan een kortstondig populaire geurstof: ambergris. Het

is een verbastering van het eerder genoemde Franse pomme d’ambre, oftewel ‘appel van

ambergris’. Ambergris is een sterk geurende, wasachtige afscheiding uit de darmen van potvissen. Aan het einde van de zestiende eeuw was deze stof zeer geliefd als geurstof. De bekende Nederlandse schrijver en dichter Joost van den Vondel noemde het in een van zijn

gedichten.13 De populariteit was echter van korte duur omdat de vraag en daarmee de prijs

van ambergris zeer snel toenam en zelfs de prijs van goud benaderde.14

2.2 Vorm en techniek

Van de twaalfde tot zestiende eeuw waren de appel- en bolvorm de meest voorkomende vormen van pomanders en werden ze voornamelijk uit zilver vervaardigd. Slechts zelden waren pomanders van goud en ook uitvoerige decoraties met edelstenen en parels waren

relatief uitzonderlijk.15 In welke vorm dan ook, het luxueuze uiterlijk reflecteerde de

kostbaarheid van de inhoud.16 Vanaf de zestiende eeuw verschenen er een aantal variaties

11 Edmund Launert, Scent & Scent bottles (Londen 1974), 39. 12

Launert, Scent & Scent bottles, 39-41.

13 ‘den reuckbal, bont bemaelt, en glinsterenden amber’, uit Mozes H. Gans, Juwelen en mensen. De geschiedenis van het bijou van 1400 tot 1900

(Amsterdam 1961), 67.

14 Launert, Scent & Scent bottles, 41.

15 D. J. Biemond, ‘Draag de Lente met je mee! Pomanders’ (2015), DirkJanB, geraadpleegd op 13-05-19

https://dirkjanb.wordpress.com/2015/04/13/draag-de-lente-met-je-mee-pomanders/

(13)

op de traditionele appelvorm, zoals de peer-, dennenappel-, kalebas- en hartvorm. Deze vormontwikkeling zette zich voort, waardoor er vanaf de zeventiende eeuw een ruime variatie

was qua formaat, materiaal en decoratie.17 Vanaf de zeventiende eeuw nam de variatie verder

toe met bijvoorbeeld kleine pomanders in de vorm van een vrouwenhoofd of een schedel.18

Vroege pomanders bestonden uit één deel en waren daarom slechts te vullen met één enkele geurstof. Vanaf de late middeleeuwen werden er pomanders gemaakt die waren opgebouwd uit verschillende kamers of loculi, elk bedoeld voor een andere geurstof. Deze pomanders hadden nog steeds de bekende appelvorm, maar de buik was opgedeeld in vier tot acht ‘parten’ rondom een vaste cilindervormige kern. Deze kern kan zowel massief als hol zijn. In dat laatste geval vormt de holte een extra kamer. De parten zijn aan de onderzijde doormiddel van scharnieren bevestigd aan de standring. In gesloten vorm worden de parten aan de bovenkant bij elkaar gehouden door een pinnetje en een schotelvormige kap die over de kern gedraaid kan worden. Vanaf de zeventiende eeuw zijn er pomanders beschreven met

vier tot zes compartimenten.19 Van de binnenkant kunnen de kamers open geschoven worden

om deze te vullen met de geurstof, die verwerkt was tot een soort pasta.20 Soms stond er aan

de binnenzijde van de compartimenten gegraveerd welke stof er in bewaard werd. Aan de

hand van de taal kan dan worden afgeleid uit welk gebied de pomander afkomstig moet zijn.21

Naast het eerder genoemde ambergris waren ook dierlijke geurstoffen, zoals muskus en civet populair. Die stoffen werden gecombineerd met planten, kruiden en bloemen, zoals mirre,

kruidnagel, kaneel, nootmuskaat, marjolein, rozenblaadjes en lavendel.22

2.3 Draagwijze

Pomanders werden door mannen en vrouwen van alle leeftijden gebruikt.23 Dat blijkt onder

andere uit schilderijen waarop pomanders te zien zijn (zie hoofdstuk 6 en bijlages 1 en 2). Uit de aanwezigheid van een standring aan de onderkant of een oogje aan de bovenkant blijkt dat ze zowel staand als hangend gebruikt konden worden. In sommige gevallen beide. Daarnaast kon de pomander ook in de hand gedragen worden en diende deze tegen de neus aangehouden te worden om er van dichtbij aan te ruiken. Dit blijkt uit instructies van een arts

uit Londen die beschrijft hoe besmetting van de pest het beste voorkomen kon worden.24

De hangende variant hing aan halskettingen of aan lange of korte kettingen om het

middel.25 Deze kettingen waren verbonden aan zogenaamde chatelaines, gordels of tuigjes,

17 Elizabeth Rodini, Functional Jewels (Chicago 2000), 76-77.

18 William Tullett, ‘The Success of Sweet Smells’, History Today 65 (2015) 28-35, aldaar 31-32 19 Tullett, ‘The Success of Sweet Smells’, 31-32.

20 Schmitz, ‘The Pomander’, 89.En Holly Dugan, The Ephemeral History of Perfume. Scent and Sense in Early Modern England (Baltimore 2011), 111. 21 D. J. Biemond, ‘Draag de Lente met je mee! Pomanders’ (2015), DirkJanB, geraadpleegd op 13-05-19

https://dirkjanb.wordpress.com/2015/04/13/draag-de-lente-met-je-mee-pomanders/

22 Zie diverse bronnen zoals Caro Verbeek, lopend research project In Search of Lost Scents. Reconstructing the volatile heritage of the avant-garde, Vrij Universiteit Amsterdam. En Tullett, ‘The Success of Sweet Smells’, 32.

23 Schmitz, ‘The Pomander’, 88.

24 Constance Classen e.a., Aroma : the cultural history of smell (Londen 1994), 60. 25 Dugan, The Ephemeral History of Perfume, 111.

(14)

die in de zeventiende eeuw onderdeel van de standaard klederdracht waren voor zowel mannen als vrouwen. Door het ontbreken van zakken in kleding tot circa 1680, waren gordels

noodzakelijk om allerlei gebruiksvoorwerpen aan mee te dragen waaronder pomanders.26

Combinaties van pomanders en rozenkransen kwamen ook voor. De betekenis hiervan komt later aan bod (zie hoofdstuk 3.3). De gordel deed voor vrouwen oorspronkelijk tevens dienst als riem, gedragen onder de bovenkleding of onder het schort om te voorkomen dat de kleding zou afzakken. Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw verloren de gordels deze functie als riem en werden ze voortaan zichtbaar gedragen. Vanaf dat moment werden er ook meer gebruiksvoorwerpen aangehangen zoals een naaisetje, mes in schede, sleutels en een buideltas. Mannen droegen de gordel altijd al boven de kleding en dus zichtbaar. Aan hun gordels hingen essentiële voorwerpen, zoals een schede en een geldbuidel, soms een tabaksdoos of zak. Doordat de pomanders aan die kettingen hingen, waren ze te allen tijde bij de hand. Met één beweging kon de pomander naar de neus gebracht worden, op momenten dat daar behoefte aan was.

De wanden van deze pomanders waren aanvankelijk geperforeerd (zie ook hoofdstuk 2.4). Het is voor te stellen dat door de zwaaiende beweging tijdens het lopen een geurspoor

of walm vrijkwam, waardoor de geur zich om de drager heen kon verspreiden.27 Omdat de

afstand tussen de zwaaiende pomander en neus minimaal een meter bedroeg, is het de vraag of deze geur door de drager zelf werd waargenomen; ook is het de vraag in hoeverre de geur door mensen in de omgeving te ruiken was. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de

drager omgeven werd door een helende of beschermende cocon28, waarbij geurwaarneming

niet perse noodzakelijk was. Daarnaast dacht men in de vroegmoderne tijd dat de neus niet het enige orgaan was dat geur kon waarnemen. De baarmoeder werd beschouwd als een tweede olfactorisch orgaan. Dat blijkt bijvoorbeeld uit geneeskundige beschrijvingen voor vrouwen uit de middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Hen werd voorgeschreven om een

pomander-achtig geurobject dicht bij de baarmoeder te dragen (zie hoofdstuk 3.1).29

2.4 Gebruik

De perforaties van de oorspronkelijke pomanders verdwenen bij de latere varianten. Deze

hadden massieve wanden en waren uit meerdere kamers opgebouwd.30 Het is voor te stellen

dat de geur met name goed vrij kwam uit de geperforeerde pomanders die aan een ketting gedragen werden; dit wordt echter niet beschreven in bronnen. Hoe de geur zich verspreidde

26 B.W.G. Wttwaal, Nederlands Klein Zilver 1650-1880 (Amsterdam 1987), 94. En Patricia Bayer e.a., Juwelen Bronnenboek (Houten 1990), 51. 27

Launert, Scent & Scent bottles, 44-46.

28 Dugan, The Ephemeral History of Perfume, 105.

29 Caro Verbeek, persoonlijke communicatie, januari 2019 en Caro Verbeek, ‘How Charlotte of Bourbon Was Saved by A Foul Smell – or the Womb as an

Olfactory Organ’ (2018) Futurist Scents. On Olfactory History and Ephemeral Heritage. Geraadpleegd op 23 januari 2019.

https://futuristscents.com/2018/02/21/how-charlotte-of-bourbon-was-saved-by-a-foul-smell-other-historical-stories-surrounding-the-womb-as-an-olfactory-organ/

(15)

als de wanden níet geperforeerd waren, wordt ook niet beschreven. Het is voor te stellen dat de geur alleen te ruiken was als de pomander opengeklapt was. Dit had dan grote invloed op het gebruik van dit object. Een opengeklapte pomander kon namelijk niet aan een ketting hangen; daar was het object te kwetsbaar voor. Dat betekent dat de hierboven beschreven situatie, met verspreiding van geur door de zwaaiende beweging niet mogelijk was. Wellicht was het de bedoeling dat de pomander opengeklapt in de hand werd gehouden of werd neergezet. De aanwezigheid van standring én oogje suggereert deze dubbele gebruiksfunctie. Het was in theorie ook mogelijk om eindeloze geurcombinaties te maken door verschillende

loculi open te klappen en andere juist dicht te laten, afhankelijk van de situatie.

Dit is echter slechts speculatie, aangezien het gebruik en de ervaring van de geur niet in historische bronnen is beschreven. Om zeker te weten hoe de pomanders in gebruik functioneerden, zouden experimenten uitgevoerd kunnen worden met een speciaal nagemaakte pomander. De pomander en de mate van geurverspreiding kan dan op verschillende manieren - staand, hangend, open, gesloten of deels geopend, bewegend of stilstaand - getest worden. Het reconstrueren van geurstoffen die in pomanders gebruikt werden, zou op basis van overgeleverde middeleeuwse of vroegmoderne recepten kunnen

plaatsvinden.Een voorbeeld van zo’n recept is te vinden in het boek Delights for ladies: to

adorn their persons, tables, closets, and distillatories with beauties, banquets, perfumes and waters uit 1600. Auteur Sir Hugh Plat (1552–1608), Engels schrijver en uitvinder, geeft in dit

werk allerlei huishoudelijk tips en recepten, waaronder een recept voor de inhoud van een pomander:

Take two ounces of Labdunum, of Benjamin and Storax one ounce, muske sixe grains, civet sixe grains, Amber Greece sixe grains, of Calamus Aromaticus and Lignum Aloes, of each the waigh of a groat, beat all these in a hote mortar, and with an hote pestell till they come to paste, then wet your hands with rose water & roll up the paste soddenly.31

Kunsthistorica Caro Verbeek houdt zich bezig met olfactische experimenten. Verbeek,

verbonden aan VU Universiteit, bestudeert zintuigen in relatie tot cultuur. Zij onderzoekt de

toenmalige toepassingen en specifieke functionaliteiten van geurstoffen of combinaties daarvan. In samenwerking met International Flavours and Fragrances (IFF) werkt ze op dit moment aan het reconstrueren van geuren uit het verleden op basis van recepten uit zogenaamde secreetboeken of rapporten van medici. Een van de geurreconstructies waar ze

op dit moment aan werkt is de inhoud van pomanders.32 Mochten haar geurreconstructies

succesvol zijn, dan zou dit materiaal gecombineerd kunnen worden met zo’n nagemaakte

31 Hugh Plat, Delightes for ladies: to adorn their persons, tables, closets, and distillatories with beauties, banquets, perfumes and waters (Londen 1600), 85. 32 Verbeek, persoonlijke communicatie, januari 2019 en Verbeek, lopend research project In Search of Lost Scents. Reconstructing the volatile heritage of the

(16)

pomander voor een draagexperiment. Op deze manier kan de ervaring van het dragen van een zeventiende-eeuwse pomander nagebootst worden.

Samenvattend is de pomander een geurhoudend, zilveren, luxe gebruiksvoorwerp dat een bloeiperiode had in de zeventiende eeuw, gerelateerd aan de geurcultuur in die periode. Vanaf de zeventiende eeuw nam de populariteit van de pomander geleidelijk af. Dit had onder andere te maken met ontwikkelingen in de geneeskunde (zie hoofdstuk 3.4), waardoor het belang van de pomander als geneeskundig-object afnam. Zonder het geneeskundig aspect

blijft enkel een parfumerend object over.33 Op dat vlak had de pomander echter te maken met

concurrentie van de opkomende reukdoos en ontwikkelingen van liquide parfum, zoals we die

tegenwoordig kennen.34

2.5 Casus: de pomander uit het Rijksmuseum versus de pomander van Sotheby’s

Tijdens de zoektocht om meer te weten te komen over de pomander uit het Rijksmuseum kwam interessante informatie aan het licht (zie afbeeldingen 1a en 1b). Op de website van veilinghuis Sotheby’s bevindt zich een pagina over een pomander uit hun collectie (zie afbeeldingen 2a en 2b) die grote overeenkomsten vertoont met de pomander uit het

Rijksmuseum wat betreft productiewijze, decoratiestijl en formaat.35 Het is interessant om deze

twee pomanders met elkaar te vergelijken om wellicht tot nieuwe inzichten over de pomander uit het Rijksmuseum te komen.

De twee pomanders delen een aantal uiterlijke kenmerken: beide zijn volledig van zilver en zeven centimeter hoog, wat volgens Sotheby’s uitzonderlijk groot is voor het soort object. Beide zijn voorzien van standring én oogje, waardoor ze zowel staand als hangend gebruikt

33 Schmitz, ‘The Pomander’, 90. 34 Launert, Scent & Scent bottles, 46.

35 Website Sotheby’s, ‘A silver pomander, unmarked, probably English, circa 1600’, Sothebys, geraadpleegd op 12 maart 2018. URL:

http://www.sothebys.com/en/auctions/ecatalogue/2012/arts-of-europe-2/lot.395.html

Afbeeldingen 1a en 1b: Pomander in gesloten en open vorm. Bron : objectnummer BK-1959-45, Rijksmuseum Amsterdam.

(17)

konden worden. Daarnaast hebben beide een ronde vorm die in zes gelijke segmenten open valt, die ieder met een geurende stof gevuld kunnen worden. Tot slot zijn beide pomanders aan de buitenkant volledig gegraveerd met scenes uit de natuur en met allerlei exotische bloemen, planten en vogels. De mate van decoratie van de binnenzijde verschilt echter. Waar de pomander uit het Rijksmuseum ook op die plek uitvoerig gedecoreerd is, is bij de pomander van Sotheby’s slechts een dunne lijn te zien.

Voor de pomander uit het Rijksmuseum geldt dat er geen zilverkeur op het voorwerp aanwezig is, waardoor het niet duidelijk is waar het object vandaan komt of door welke smid of smederij het gemaakt is. Het aanbrengen van keuren, onder andere als onderdeel van een kwaliteitscontrole, was verplicht in de vroegmoderne tijd (zie hoofdstuk 4.5). Het ontbreken hiervan valt dus opmerkelijk te noemen. De heer Dirk Jan Biemond, kunsthistoricus en conservator edele en onedele metalen bij het Rijksmuseum, stelt echter dat kleine voorwerpen

in de zeventiende eeuw in de Nederlanden vaker geen merk of keur kregen.36 Waar keuren

doorgaans uitsluitsel geven over productieachtergrond, heeft Biemond op andere wijze vastgesteld dat deze pomander vermoedelijk uit de Noordelijke Nederlanden komt. Volgens Biemond past de eenvoudige zilveren pomander en gravurestijl namelijk goed in het beeld van

Nederlands zilver.37 De datering van ca. 1600 - ca. 1625 vond op basis van vorm en decoratie

plaats.

Ook over de pomander van Sotheby’s is weinig bekend wat betreft afkomst of productieplaats. Na materiaalonderzoek is gebleken dat het voorwerp gemaakt is van Engels zilver uit de

36 D.J. Biemond, ‘Draag de Lente met je mee! Pomanders’ (2015), DirkJanB, geraadpleegd op 13 mei 2019. URL:

https://dirkjanb.wordpress.com/2015/04/13/draag-de-lente-met-je-mee-pomanders/

37 Ibidem.

Afbeeldingen 2a en 2b : Sotheby’s pomander in gesloten en open vorm. Bron : website Sotheby’s

(18)

periode 1500-1600.38 Op grond van deze onderzoeksresultaten en uiterlijke overeenkomsten

heeft Sotheby’s uitspraken over de pomander uit het Rijksmuseum gedaan. Sotheby’s stelt dat deze pomander onjuist gedateerd is op 1600-1625 en dat deze bovendien níet van Noord Nederlandse maar Britse makelaardij is.

Er zijn echter een paar kanttekeningen te plaatsen bij de conclusies die Sotheby’s trekt. Want naast de treffende overeenkomsten tussen de pomanders zijn er ook opvallende verschillen te zien. Zo verschilt de mate van decoratie aan de binnenzijde, waaruit conclusies over het gebruik getrokken kunnen worden. Een uitvoerig gedecoreerde binnenzijde suggereert dat deze kant ook regelmatig zichtbaar was. De nauwelijks gedecoreerde

binnenzijde van de pomander van Sotheby’s doet het tegenovergestelde vermoeden. Ten

tweede vormen ook de overeenkomsten in de decoratiestijl geen bewijs voor de stellingen van

Sotheby’s. De decoratiestijl met exotische planten en vogels was in de vroegmoderne tijd

namelijk in heel Europa populair, aldus Rijksmuseum curator Biemond. De stijl is dus niet exclusief Brits. De conclusie dat de Rijksmuseum-pomander uit Engeland zou komen, lijkt daarom te snel getrokken. Door ook van deze pomander het zilver te onderzoeken, kan daar mogelijk uitsluitsel over gegeven worden.

38 Het zilver onderzoek (case no. W23811 van London Assay Office) heeft uitgewezen dat het zilver van deze pomander 99% overeenkomt met andere

(19)

3. De rol van geur en de relatie tot religie en geneeskunde

Uit bovenstaande moge duidelijk geworden zijn dat de pomander gevuld werd met een of meerdere geurende stoffen. Een gebruik, waar we tegenwoordig niet van op kijken. Dagelijks worden huizen, kleding of menselijke lichamen voorzien van geur. Het is een breed verspreid en geaccepteerd verschijnsel. Maar waar komt het gebruik van geurstoffen vandaan? En waar diende het in het verleden voor?

3.1 Zintuigen en reukzin

Volgens de klassieke leer, zoals vastgesteld door de Griekse filosoof en wetenschapper

Aristoteles (384 – 322 voor Christus) heeft de mens vijf zintuigen: zicht, gehoor, reukzin,

smaakzin en tastzin. In vergelijking tot de andere zintuigen werd reukzin lange tijd

ondergewaardeerd, wat opmerkelijk is, aangezien het een zeer sterk zintuig is.39 Zo zijn

herinneringen sterk gekoppeld aan geur, waardoor geur veel meer dan de andere zintuigen het vermogen heeft die ogenblikkelijk en zeer levendig op te roepen. Dit worden ook wel

Proustiaanse herinneringen genoemd.40 Bovendien is geur essentieel voor het ervaren van

smaak. Toch wordt smaak als een hoger ontwikkeld zintuig gezien. Deze mate van waardering gaat terug tot de dertiende eeuw, toen zicht en gehoor gezien werden als de belangrijkste menselijke gewaarwordingen, omdat deze gekoppeld werden aan de ziel en de liefde. Daarmee droegen zicht en gehoor bij aan een betere kwaliteit van leven. Dit in tegenstelling tot de smaak-, tast- en reukzin, die verondersteld werden uit het lichaam zelf voort te komen

en daardoor dichtbij banaliteiten, zoals lust, krankzinnigheid en dierlijke instincten stonden.41

Waar dieren geur gebruiken om vast te stellen of iets giftig of eetbaar is en daardoor overleven, werd reukzin voor mensen niet als essentieel beschouwd. Reukzin raakte in de loop der tijd deze negatieve connotatie kwijt, toen de betekenis en functie van geur meer aan emotie verbonden werden.

Geur is overal aanwezig, maar is tevens ongrijpbaar en diffuus. Het heeft geen richting

en geen zichtbare vorm. Het is daardoor moeilijk in woorden te vatten.42 Geur is bovendien

veelzijdig. Afhankelijk van hoe het wordt waargenomen, kan geur als negatief of positief ervaren worden. De perceptie van geur is niet uniform. Het is sterk cultureel- en tijdsbepaald en zeer persoonlijk. In die zin bestaan er geen prettige of nare geuren, alleen de percepties ervan. Al sinds de antieke tijd probeert men te begrijpen hoe het menselijk reukzintuig werkt. Andere zintuigen, zoals geluid en zicht, zijn makkelijker te definiëren, omdat daarbij eenvoudiger vast te stellen is wat de bron van het beeld of geluid is en hoe de mens het

39 Jonathan Reinarz, Past Scents: Historical Perspectives on Smell (Illinois 2014), 5-8.

40 Caro Verbeek, ‘Waar komen onze associaties bij geuren vandaan’ , online collegereeks Universiteit van Nederland (2016) Geraadpleegd 24 januari 2019.

https://universiteitvannederland.nl/college/waar-komen-onze-associaties-bij-geuren-vandaan. En Launert, Scent & Scent bottles, 15.

41 Palmer, Richard, ‘In bad odour: smell and its significance in medicine from antiquity to the seventeenth century’ 61-68, aldaar 67-68. In: Bynum, William F.

en Roy Porter, Medicine and the five senses (Cambridge 1993).

(20)

waarneemt.43 Van geur was tot in de zeventiende eeuw niet duidelijk waarmee het wordt

waargenomen. Men geloofde dat de neus niet zelfstandig geuren kon vaststellen, zoals bijvoorbeeld de tong dat bij smaken wel kan. De neus had geen zelfstandig werkende functie

want het ruiken vond plaats in de hersenen.44 Bovendien dacht men dat er meer dan één

olfactief orgaan in het menselijk lichaam aanwezig was. Naast de neus, die slecht een doorgang van geuren naar de hersenen bood, was het de overtuiging dat ook de baarmoeder geuren kon waarnemen. De baarmoeder zou gevoelig zijn voor geur en zo kon bijvoorbeeld

de vruchtbaarheid beïnvloed worden.45 De bekende Griekse arts Hippocrates (circa 460 - 370

voor Christus) schreef het gebruik van een geurend pessarium voor om de vruchtbaarheid te verhogen. Dit zou bovendien een positief effect op de gezondheid van ongeboren kinderen

garanderen.46 Hij schreef hierover:

..make a pessary the size of a big olive. Then apply into the vagina for the entire night. Let [the patient] sleep lying on her back. During the day let her remove it [sc. The pessary] and cleanse herself with warm myrtle water, as much as possible. Then during the day let her apply [the pessary] when getting close to the night. After that, let her meet [with her husband]

3.2 Geurgeschiedenis en parfum

Het woord parfum is afkomstig van het Latijnse per fumum en is te vertalen als ‘door rook’.47

Maar de geschiedenis van geurstoffen gaat veel verder terug dan de Romeinse tijd. Al rond 3500 voor Christus was er in beschavingen in het Nabije- en Verre Oosten sprake van een levendige geurcultuur, waarbij het gebruik van geuren verschillende vormen kende. Een voorbeeld is de therapeutische werking van geuren, bijvoorbeeld na verbranding van kruiden

zoals kaneel en mirre.48 Dit was een gebruik dat al in het oude Perzië beschreven werd; het

gebied, waaruit ook het gebruik van wierook afkomstig was. In diezelfde regio waren geuren,

zoals rozenwater en jasmijn geliefd om het lichaam of de omgeving mee te parfumeren.49

Daarnaast is er van oudsher een sterke relatie tussen geur en religie. Geurende planten of kruiden werden vaak als offer aan de goden verbrand, bijvoorbeeld bij processies of in

heiligdommen.50 In het Oude Egypte geloofde men dat geurende planten waren ontsproten

aan het oog en de botten van de zonnegod Ra.51 Men verwerkte deze planten tot geurende

oliën en zalven, die zelfs meegegeven werden naar het hiernamaals. Dit blijkt uit archeologische vondsten van een groot aantal potjes en flesjes in tombes. Ook in het toenmalige India, China en Japan werden geuren op verschillende manieren veel gebruikt.

43 Palmer, ‘In bad odour’, 61-62. 44 Ibidem, 61-64.

45 Dugan, The Ephemeral History of Perfume, 116-118.

46 Caro Verbeek, persoonlijke communicatie, januari 2019 en Caro Verbeek, ‘How Charlotte of Bourbon Was Saved by A Foul Smell – or the Womb as an

Olfactory Organ’ (2018) Futurist Scents. On Olfactory History and Ephemeral Heritage. Geraadpleegd op 23 januari 2019.

https://futuristscents.com/2018/02/21/how-charlotte-of-bourbon-was-saved-by-a-foul-smell-other-historical-stories-surrounding-the-womb-as-an-olfactory-organ/

47 Launert, Scent & Scent bottles, 9 48 Reinarz, Past Scents, 11.

49 Constance Classen, World of Sense: Exploring the Senses in History and across Cultures (Londen 1993), 17. 50 Reinarz, Past Scents, 28.

(21)

Muskus en houtachtige en kruidige geuren waren geliefd. Het gebruik van geurstoffen op het lichaam was met name bij de antieke Grieken erg populair. Met name kaneel, munt, tijm,

saffraan, violet, dille, lotus, lelie en rozen waren geliefd.52 De Grieken gebruikten zelfs

verschillende geuren tegelijk op verschillende plekken van het lichaam. Dit blijkt ook uit het volgende gedicht van de dichter Antiphanes (408–334 voor Christus).

He bathes in a large guilded tub, and steps his feet And legs in rich Egyptian unguent.

His jaws and breast he rubs with thick palm oil And both his arms with extract sweet of mint; His eyebrows and his hair with marjoram,

His knees and neck with essence of ground thyme.53

Rond 900 na Christus is in de Arabische wereld de techniek van distillatie ontdekt. Hierdoor konden voortaan zeer geconcentreerde geurstoffen aan bloemen en kruiden onttrokken

worden, waardoor de geur in oliën en zalven veel sterker werd dan voorheen mogelijk was.54

Distillatie vormde de eerste stap naar het maken van parfum, zoals we die tegenwoordig

kennen: een geurstof die direct op het lichaam aangebracht wordt.55 De uitvinding van

distillatie had ook tot gevolg dat er meer geuropties mogelijk waren. Voorheen waren voornamelijk stoffen zoals muskus (een sterk geurende afscheiding in de buikklier van het muskushert), civet (anale afscheiding van de civetkat) en mirre (hars afkomstig van planten en struiken uit de Commiphora familie) geliefd, omdat ze van nature een sterke geur afgeven. Door de techniek van distillatie konden ook subtiele geuren van bijvoorbeeld bloemen of

kruiden tot sterk ruikende aroma’s verwerkt worden.56

In Europa speelde geur oorspronkelijk geen grote culturele rol, behalve in de context van religie. Tijdens de middeleeuwen werden door de elite in de westerse wereld geurstoffen vanuit religieuze context in de privésfeer geïntroduceerd. Vervolgens verspreidde geurgebruik zich van daaruit in toenemende mate door de gehele samenleving en ontwikkelde zich tot het hedendaagse gebruik van parfum. Aanvankelijk bleef het kostbare gebruik van geurstoffen voornamelijk een elitaire aangelegenheid. Technieken werden ontwikkeld om het gebruik van geurstoffen in hun huizen mogelijk te maken. Men verbrandde geurige kruiden of bloemen, waardoor de geur zich via de lucht verspreidde. Ook werden geurstoffen tot olie of zalf verwerkt of toegevoegd aan het bad- of waswater. Op die manier ontstond het gebruik om kleding of lakens van geur te voorzien. Het duurde tot in de zestiende eeuw, voordat geurstoffen en parfum zich ontwikkelden tot een wijdverspreid luxe goed dat een permanente plaats in de

52 Launert, Scent & Scent bottles, 10. En Classen, World of Sense, 17. 53 Classen, World of Sense, 17. Verwijst naar Genders 1972, 69 54 Launert, Scent & Scent bottles, 9.

55 Dugan, The Ephemeral History of Perfume, 48-51.

56 Georges Vigarello, Concepts of cleanliness: Changing Attitutes in France since the Middle Ages, Cambridge (1988), 87. En Dugan, The Ephemeral History

(22)

stedelijke handelsmarkt innam.57 De toename van de vraag naar deze producten had een

aantal redenen. Ten eerste had het te maken met de toenemende kennis over hygiëne van het menselijke lichaam, maar ook over hygiëne in steden en huizen. In alle klassen van de samenleving kwam er steeds meer drang naar positieve geuren, die samenhingen met een schonere en meer hygiënische omgeving. De ‘positieve’ geuren werden steeds populairder, ten koste van ‘negatieve’ geuren. Deze laatste werden in toenemende mate uit de samenleving

verbannen.58 Soms gebeurde dat in letterlijke zin, zoals bij de ordening van de openbare ruimte

in de vroegmoderne steden. Stinkende of vervuilende werkzaamheden werden naar de randen

van de stad verplaatst, zoals de werkplaatsen van leerlooiers. 59 De sterk ruikende handel van

slagers en vishandelaren werd verplaatst naar afgesloten markten, zoals vleeshallen en

vismarkten. Hierbij werd zelfs rekening gehouden met de heersende windrichting.60 (zie

hoofdstuk 4.4.1). Ook werden de eerste sanitaire systemen in steden aangelegd, werden huizen beter schoongemaakt en lakens vaker gewassen. Er is een duidelijke toename te zien in het aantal instructies over wassen en het produceren van waspoeder in de vroegmoderne

tijd.61 De schone kleren en lakens werden vervolgens openlijk te drogen gehangen, omdat het

gewassen goed iemands degelijkheid en sociale status weerspiegelde.62 Daarnaast gingen

mensen over het algemeen vaker in bad. Men streefde naar een welvarend en geciviliseerd

voorkomen, waarvan een goede persoonlijke verzorging en hygiëne een signaal was.63 Het

wassen van het lichaam was daarvoor echter niet voldoende. Men ging daarnaast parfum gebruiken om de lichaamsgeur te maskeren. De parfum werd op de huid aangebracht of in accessoires, zoals zakdoeken, handschoenen of pomanders, meegedragen en creëerde zo

als het ware een aura van geur om de drager heen.64

Geur werd meer en meer een middel om zich te onderscheiden, bijvoorbeeld van

andere sociale klassen.65 Het dragen van een kostbaar parfum was een teken van welvaart

en rijkdom.66 Aan het begin van de achttiende eeuw kwam in Frankrijk een levendige industrie

van liquide parfum op, zoals we dat tegenwoordig nog kennen, dat zich snel door Europa

verspreidde.67 Door distillatie was het mogelijk om meer geurstoffen tot parfums te verwerken.

Ongeveer tegelijkertijd met deze opkomst raken pomanders in ongebruik.

57 Evelyn Welch, Shopping in the Renaissance. Treasured Possessions from the Renaissance to the Enlightenment (Londen 2005), 28. 58 Mark S.R. Jenner, Follow your nose?, The American Historical Review 116 (2011), 337-342.

59 David Karmon en Christy Anderson, ‘Early modern spaces and olfactory traces’, in: The Routledge Handbook of Material Culture in Early Modern Europe

(Londen 2016), 358

60 Karmon en Anderson, ‘Early modern spaces and olfactory traces’, 361-364

61 Maria Hayward, ‘Clothing’, in David Karmon en Christy Anderson, The Routledge Handbook of Material Culture in Early Modern Europe (Londen 2016),

178.

62 Hayward, ‘Clothing’, 178.

63 Mary Thurlkill, Sacred Scents in Early Christianity and Islam (Lanham 2016), 5 en Launert, Scent & Scent bottles, 16 en 49. 64 Karmon en Anderson, ‘Early modern spaces and olfactory traces’, 363.

65 Karmon en Anderson, ‘Early modern spaces and olfactory traces’, 363. 66 Launert, Scent & Scent bottles, 16.

(23)

3.3 Geur en religie

In Europa kwamen geurstoffen primair voor in relatie tot religie. Dit gebruik was al gangbaar in polytheïstische, heidense geloven en werd vervolgens ook toegepast in het opkomende

Christendom68. Omdat het jonge geloof niet met goddeloze barbaarsheid geassocieerd wilde

worden, was er in de eerste eeuwen van het nieuwe geloof daardoor onenigheid over de rol die geur moest gaan vervullen. In het midden van de vijfde eeuw gingen geurstoffen een steeds belangrijkere rol spelen in de christelijke religie en de daarbij horende rituelen. Dit was echter van relatief korte duur, want in de loop van de middeleeuwen verdween het gebruik van geurstoffen, samen met veel andere gebruiken, steeds meer naar de achtergrond. Een van de oorzaken was de verminderde aandacht voor literatuur, filosofie en symboliek na de val van

Rome, waar geur deel van uitmaakte.69 Met de kruistochten beleefde geur in de

West-Europese cultuur wederom een opleving, door het contact met de Arabische wereld. In de Islam, het Hindoeïsme en Boeddhisme was het gebruik van geurstoffen altijd blijven voortbestaan. De geuren uit de Arabische wereld waren nieuw en nog onbekend en werden als ‘rechtstreeks afkomstig uit het Paradijs’ ervaren. In korte tijd groeide de vraag naar, en het

aanzien van, deze exotische geuren enorm.70

In het Christendom geloofde men dat je via de zintuigen dichter bij God kon komen,

omdat Hij zich op die manier aan de mens toont.71 Doormiddel van geur bij het gebed,

bijvoorbeeld van geurende gebedsnoten, werd het gebed en de boodschap naar God geleid.72

Ook op andere manieren speelde geur een grote rol in de kerk, zoals bijvoorbeeld via zwaaiende wierookvaten. Men zou de pomander kunnen vergelijken met een zwaaiend wierookvat. Over een dergelijk spiritueel gebruik van de pomander is in de literatuur echter weinig bekend. Dit is een interessante invalshoek om nog nader te onderzoeken. Een ander voorbeeld van religieus gebruik van geur is het doopritueel, waarbij het lichaam van de dopeling werd ingesmeerd met zoet ruikende geuren en kruiden. Op die manier werd door het gebruik van geur de wedergeboorte benadrukt om de tegenstelling tussen het welriekende

goddelijke en de stank van immoraliteit en zonden mee aan te geven.73

Hoewel religieus geurgebruik algemeen voor kwam, leverde het persoonlijke gebruik van kostbaar parfum een moreel dilemma op. Volgens vroegmoderne normen en waarden

grensde deze focus op persoonlijke verzorging aan ijdelheid, verleiding en lichamelijke lust.74

Deze christelijke ondeugden dienden niet gestimuleerd te worden. Vanuit die gedachte werden pomanders ook wel gecombineerd met rozenkransen, zoals eerder al genoemd werd (zie

68 Reinarz, Past Scents: Historical Perspectives on Smell, 25. 69

Classen, World of Sense, 19.

70 Classen, World of Sense, 20-21.

71 Reinarz, Past Scents, 25. En Dugan, The Ephemeral History, 27.

72 Laura French, Scent of a Prayer Nut (2016). Onderdeel van PhD research project ‘Aromatic Art (Re-)constructed – In Search of Lost Scents’ van C.

Verbeek, in samenwerking met parfumeurs bij IFF (International Flavors & Fragrances) het Rijksmuseum en VU Universiteit.

73 Thurlkill, Sacred Scents, 105-106.

(24)

hoofdstuk 2.3). Deze combinatie van pomander en rozenkrans - die binnen het Christelijke geloof staat voor nederigheid en bescheidenheid - wordt geïnterpreteerd als een bewuste

keuze waardoor rijken hun kostbaarheden konden dragen zonder hooghartig over te komen.75

In zijn overzichtswerken over Nederlands zilver en juwelen betoogt M. H. Gans dat de pomanders hun populariteit danken aan deze associatie met de rozenkrans. Hij denkt dat de pomander voor sommigen een meer wereldse vervanging van de rozenkrans was, met name degene die aan een ketting om het middel gedragen werden. Volgens Gans ‘reiken mode,

geloof en bijgeloof elkaar daarmee de hand’.76

3.4 Geur en geneeskunde

In het Europa van de middeleeuwen en vroegmoderne tijd had men verschillende verklaringen voor de manier waarop ziektes zich konden verspreiden. Zo geloofde men al sinds de oudheid in de humorenleer. Dat hield in dat veel ziektes of aandoeningen veroorzaakt werden door een

onbalans tussen bepaalde lichaamssappen.77 Ook dacht men dat ziektes een straf van God

waren voor begane zonden.78 Door zonden werd de ziel verdorven, en een verdorven ziel

leidde tot een verdorven lichaam. Volgens die beredenering kon het lichaam gezond blijven

door de ziel schoon en gezond te houden. Daar kon biechten aan bijdragen.79 Daarnaast dacht

men dat de onderlinge stand van de planeten een rol speelde bij het uitbreken van ziektes op aarde. Ook zouden er op aarde onzichtbare, ziekteverwekkende stoffen, afkomstig van andere

planeten, aanwezig zijn. Bij aardbevingen konden deze stoffen vrijkomen, zo geloofde men.80

Ook geur werd gezien als een verspreider van ziektes. Zoals eerder beschreven in hoofdstuk 3.1, was de precieze werking van de reukzin weliswaar niet bekend, maar men dacht wel dat je door de geur van ziektes of de dood zelf ook ziek kon worden. Dit was de middeleeuwse en

vroegmoderne uitleg van besmettelijkheid.81 Men had ervaren dat je ziek kon worden als je in

aanraking was geweest met een ziek persoon. Geur, met zijn ongrijpbare en diffuse aard werd

aangewezen als de oorzaak van verspreiding en was zodanig zelf ook besmettelijk.82 Om zich

te beschermen tegen dit onzichtbare kwaad droegen mensen amuletten en talismannen, waarvan men geloofde dat er een ongeluk-, onheil- en ziektewerende kracht van uitging. Vaak

werden amuletten of talismannen daarom in combinatie met pomanders gedragen.83

75 Schmitz, ‘The Pomander’, 90. 76 Gans, Juwelen en mensen, 67.

77 Volgens de humorenleer is het menselijk lichaam opgebouwd uit vier lichaamsappen, of humores: bloed, geel gal, zwart gal en slijm. Ziektes of aandoeningen

worden veroorzaakt door een onbalans tussen deze vier sappen. Ook karaktereigenschappen werden aan de humoren toegeschreven. Men bleef tot in de zeventiende eeuw in de werking van de humorenleer geloven. Pas met de opkomst van de moderne geneeskunde en groeiende kennis over anatomie werden deze geloven doorbroken.Zie Launert, Scent & Scent bottles, 16.

78 Dugan, The Ephemeral History, 111. 79 Classen, Howes & Synnott, Aroma, 60. 80 Ibidem, 59

81 Dugan, The Ephemeral History, 97-98. 82 Classen, Howes & Synnott, Aroma, 59 83 Launert, Scent & Scent bottles, 49.

(25)

In de vroegmoderne tijd in de westerse wereld geloofde men niet alleen dat geuren

ziektes konden veroorzaken, maar ook dat geur ziekte kon voorkomen en/of genezen.84

Geurstoffen konden ingezet worden als een ‘anti-geur’, als een soort ontsmettingsmiddel dat

de verspreiding van ziektes tegenhield.85 Bij zogenaamde aromatherapie werd met prettige

geuren de stank van het zieke lichaam verbloemd, en tegelijkertijd een zuiverend en

ontsmettend proces in werking gezet.86 Er bestond tegen iedere ziekte of kwaad een andere

combinatie van geuren.87 Uit het volgende fragment88, waarin instructies worden gegeven voor

de verzorging van zieken, blijkt het geloof in de genezende kracht van geur ook:

Open the doors and windows, especially those which look towards the North. Keep near [the patient] flowers, and sweet-smelling, chilly fruits, for example, roses, privet, water-lilies, violets, melons, lemons, apples of Appius, volema (pears?), quinces, and peaches. Fumigate with vaporized rosewater, camphor, and cloves.89

Tijdens een uitbraak van ziekte in steden werden soms ‘zuiverende branden’ gesticht, waarbij geurende planten en kruiden op brandstapels gegooid werden en een sterke geur zich door de straten verspreidde. Men geloofde dat hoe sterker de geur, hoe groter de ‘anti-geur’ en dus de beschermende werking. Met name zoete geuren zouden bescherming bieden tegen

verdorven en gevaarlijke luchten.90 Ook waren de stoffen muskus en ambergris met name

geliefd, omdat hun krachtige geur gemakkelijk stank kon verdoezelen. Bij gebrek aan de juiste planten of kruiden konden ook andere sterke geuren een alternatief bieden, zolang het de

ziekelijke geur maar maskeerde.91

Gedurende zo’n uitbraak bleven mensen zo veel mogelijk binnenshuis om besmetting te voorkomen. Maar als ze dan toch de straat op moesten, werden de neusgaten met een sterk ruikend goed gevuld of hielden ze een sterk ruikend voorwerp - zoals een stoffen zakdoek besprenkeld met parfum of een boeket bloemen - voor de neus om zichzelf op die manier

tegen ziekelijke geuren te beschermen.92 In het onderstaande gedicht wordt beschreven hoe

mensen in Londen dat tijdens een uitbraak van de pest deden:

One with a peece of tasseld well tarr’d Rope. Doth with nose-gay keepe himselfe in hope; Another doth a wispe of worme-wood pull. And with great Judgement crams his nostrils full; A third takes off his socks from’s sweating feete; And makes them his perfume along the streete.93

84 Thurlkill, Sacred Scents, 57 85 Ibidem.

86 Karmon en Anderson, ‘Early modern spaces and olfactory traces’, 366. 87 Launert, Scent & Scent bottles, 49.

88

Dit onderwerp wordt uitvoerig beschreven in Engelstalige bronnen, de veronderstelling is dat dit ook voor de Nederlandse situatie geldt. Nederlandse literatuur hierover is niet aangetroffen.

89 Karmon en Anderson, ‘Early modern spaces and olfactory traces’, 366. 90 Vigarello, Concepts of cleanliness, 87.

91 Classen, World of Sense, 21-22. 92 Classen, Howes & Synnott, Aroma, 60. 93 Ibidem, 61. En Classen, World of Sense, 21.

(26)

Met de medische kennis van nu zouden we sommige van deze geneeskundige praktijken misschien als bijgeloof omschrijven, maar zo vreemd waren de theorieën over geur niet. Zo zijn zieke mensen inderdaad vaak te herkennen aan hun lichaamsgeur, bijvoorbeeld aan de geur van de adem of van een ontstoken wond. Ook is de (antiseptische) werking van sommige

aromatische planten zoals knoflook en lavendel bewezen.94

3.5 Multifunctionaliteit van de pomander

In de pomander komen hygiëne, positieve geuren (parfum), religie en geneeskunde samen. De scheiding tussen de gebruiksvormen van geur (religie, geneeskunde en uiting van beschaving) was in de praktijk niet absoluut. Geuren zijn multifunctioneel en de ene gebruiksvorm sluit de ander niet uit. De pomander kan daarom als een multifunctioneel gebruiksvoorwerp gezien worden. De esthetische functie van de pomander is duidelijk terug te vinden. Daarnaast is ook de link met hygiëne en geneeskunde duidelijk te leggen. Zoals boven beschreven, bestond er voor iedere ziekte of kwaad een specifieke, geneeskundige combinatie van geuren (zie hoofdstuk 3.4). Dit kan verklaren waarom de elite soms meerdere

pomanders in zijn bezit had.95 Bovendien zou dit een mogelijke verklaring zijn voor de opkomst

van pomanders met meerdere segmenten, waarmee met één pomander de juiste geurcombinatie voor de betreffende ziekte gemaakt kon worden. Daarnaast is het aannemelijk dat pomanders, evenals talismannen of amuletten, waarmee ze ook samen gedragen werden,

een kwaad- en ziekteafwerende functie hadden (zie hoofdstuk 3.4).Door de voortschrijdende

medische kennis nam de geneeskundige rol van geur in de vroegmoderne tijd af. Geur werd meer en meer een middel om je positief mee te onderscheiden van andere sociale klassen en een uiting van hygiëne en beschaving (zie hoofdstuk 3.2). Vanaf het einde van de achttiende eeuw kwam, onder andere door de techniek van distillatie, een levendige industrie van liquide parfum op (zie hoofdstuk 3.2). Het dragen van een kostbaar parfum was een teken van welvaart en rijkdom. Bij het gebruik van pomanders bleef na het wegvallen van het medische aspect, de esthetische geurfunctie over. Het is niet verwonderlijk dat pomanders, als houders voor geurstoffen in vaste vorm, met de opkomst van liquide parfums, in ongebruik raakten.

94 Classen, Howes & Synnott, Aroma, 60. 95 Launert, Scent & Scent bottles, 49.

(27)

4. Historische context: Nederland in de vroegmoderne tijd

In dit hoofdstuk komt de historische achtergrond van de onderzoeksperiode, waarin de pomander populair was, aan bod. De vroegmoderne tijd was een roerige periode op politiek vlak, met name de overgang van de zestiende naar de zeventiende eeuw. In korte tijd overleden de monarchen van Spanje, Engeland, Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk, respectievelijk Filips II (1527-1598), Elisabeth I (1533-1603), Hendrik IV en Keizer Rudolf II

(1552-1612).96 De Nederlanden waren in opstand gekomen tegen het Spaanse wettelijke

gezag en sinds 1568 betrokken in een oorlog tegen de overheerser. Ook op economisch en demografisch vlak deden zich in de vroegmoderne tijd grote ontwikkelingen voor. Er ontstond in Europa een consumptiemaatschappij, met daaraan gerelateerd een markt voor luxeproducten. Deze ontwikkelingen verliepen niet synchroon en ook niet op homogene

wijze.97 Zo deden de ontwikkelingen in Engeland zich voor in ‘de lange achttiende eeuw’, circa

1660 – 1820, waarbij de industriële revolutie een grote rol speelde. Het consumptiepatroon in de middenklasse veranderde, onder andere door de opkomst van nieuwe goederen, sociale voorzieningen en veranderende behoeftes. In Frankrijk was juist de lage sociale klasse van invloed. Deze groep was welvarend genoeg om zich luxe producten te kunnen veroorloven. Volgens sommigen speelde Frankrijk, met name Parijs, daarom een toonaangevende rol wat

betreft consumptiepatronen in Europa.98 Dr. Jan de Vries beschrijft dat in Nederland al een

consumptiemaatschappij ontstond, voordat daar elders in Europa sprake van was.99 De

ontwikkelingen in de noordelijke Nederlanden worden aan verschillende gebeurtenissen toegeschreven (zie hoofdstukken 4.1 tot en met 4.3). Het gaat hierbij onder andere om de verschuiving van het economische zwaartepunt in Europa, de opkomst van nieuwe handelscentra en de migratie van grote groepen mensen. De opkomst van de markt voor luxe goederen had daarnaast te maken met veranderingen in het winkellandschap en een ontwikkeling richting een vrije markt.

4.1 Opkomst van Holland als handelscentrum

In de laat zestiende en gedurende de zeventiende eeuw nam de welvaart in de dichtbevolkte en meer geürbaniseerde gebieden van Holland en Zeeland toe. Amsterdam ontwikkelde zich in die periode tot stapelmarkt. In de vele pakhuizen in de stad werden producten van over de

hele wereld tijdelijk opgeslagen en voor doorvoer gereedgemaakt.100 Verschillende

economische en demografische processen droegen bij aan de grote economische groei van

96 Jan Walgrave, ‘De zeventiende eeuw: diamant heerst over Europa’, 121. In Diana Scarisbrick et al, Schitterend Europa. Juwelen uit Europese

vorstenhuizen (Brussel 2007).

97 Nieuwland, ‘Theorieën over de consumptiemaatschappij en luxe in de vroegmoderne tijd’ (Amsterdam 2019). 98 Ibidem, 9 en 14.

99 Ibidem, 2-3.

(28)

die gewesten en met name de stad Amsterdam. De handel met het Oostzeegebied was hierbij een belangrijke factor.

Met het ontstaan van een mondiale economie in de zestiende eeuw verplaatste het economische zwaartepunt zich langzaam van het Middellandse Zeegebied naar de Noordzee.

De scheepvaart vanuit het Noordzeegebied nam toe.101 Holland was in deze periode al actief

in handel en zeevaart. Om de winst te maximaliseren, ontwikkelden Hollandse

scheepsbouwers eenvoudige schepen met grote laadruimtes en met weinig bemanning.102 Dit

type schip heette een ‘fluytschip’ of ‘fluyt’ en was met zijn smalle dek en brede buik optimaal

geschikt om grote vrachten te vervoeren. Bovendien was het gewest zich met succes steeds

meer gaan oriënteren op de graanhandel uit het Oostzeegebied,103 die in de periode

1580-1650 goed was voor een jaarwinst van minimaal een miljoen gulden.104 Mede dankzij deze

graanhandel werd Holland een nieuw internationaal handelscentrum en nam het aantal langeafstandsvaarten toe. De handelsvloot groeide gestaag, tot bijna 2000 schepen in de

laatste jaren van de zestiende eeuw.105 Scheepvaart over lange afstanden bracht echter

allerlei risico’s met zich mee, zoals wisselende weersomstandigheden, piraten en kapers.106

Door deze onzekerheden was het moeilijk te voorspellen of en wanneer een schip met zijn vracht aan zou leggen. Daardoor was het voor handelaren moeilijk om vaste prijzen te behouden. Deze problemen werden opgelost door het ontstaan van grote, centraal gelegen markten, waar producten vanuit heel de wereld werden verzameld en aangeboden: de zogeheten stapelmarkten. Door de grote opslagcapaciteit was er voortaan een gelijkmatige

voorraad, waardoor te grote prijsschommelingen voorkomen konden worden.107 Tevens werd

de vraag constanter, omdat inkopers wisten dat ze nu altijd bij de stapelmarkten terecht konden.

Ontwikkelingen op demografisch vlak speelden ook een grote rol bij de economische groei in Holland en Zeeland. In de zestiende eeuw kwam namelijk een bevolkingsbeweging van zuid naar noord op gang. Migranten trokken massaal naar Holland en Zeeland om te profiteren van de economische mogelijkheden aldaar. Met name de toestroom van migranten uit de Zuidelijke Nederlanden was groot. De Hertog van Parma had Antwerpen bezet,

waardoor de stad afgesloten was van de buitenwereld en handel onmogelijk werd.108

Bovendien was de uitoefening van het protestantse geloof verboden, waardoor calvinisten,

lutheranen en doopsgezinden zich moesten bekeren of de stad moesten ontvluchten.109 Daar

101 J.C.H. Blom en E. Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden (Amsterdam 2014) 151. 102 Blom en Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden, 151.

103 Tijdgenoten duidden de Oostzeehandel ook wel aan als ‘moedernegotie’, als zijnde de belangrijkste tak van de handel waarvan alle andere handel

afhankelijk was. Dat blijkt ook uit ‘dat [Den Oosterschen handel] genoechsaem is de siele van de gehele negotie, waernaer alle andere commercien ende traffiqeren dependeren’, uit Nootwendig vertoog over den Oosterschen handel, 1646. In Jan de Vries en Ad van der Woude, Nederland 1500-1815. De eerste ronde van moderne economische groei (Amsterdam 1995), 439.

104 Blom en Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden, 439. 105 de Vries en van der Woude, Nederland 1500-1815, 437. 106 Blom en Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden 151. 107 Ibidem.

108 Ibidem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Subsidies van de Organisatie voor zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (afk. Z.W.O.) maakten het mogelijk dat het werk aan de Inleiding en deel I kon worden voortgezet, mede

Omdat er over de feitelijke gang van zaken tijdens de comparitie voor commissarissen ter fine van akkoord maar weinig bekend is, kan een goede inhoudelijke vergelijking

Op vraag van de minister van pensioenen de dato 11 juni 2020 heeft de commissie het onderzoek van de FSMA alsook haar feedback statement over de financiering van

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

This graph time point is taken from when the GNPs were added to the cells….……….72 Figure 5-7: Normalised calculated cytotoxicity using xCELLigence data of the GNPs to the

The second study to form part of this thesis aimed to relate the dietary intakes of the Prospective Urban and Rural Epidemiological (PURE) study population to CVD risk

Om een jaarlijkse uitkering van 1000 gulden rente te krijgen moest een persoon, die we in de rest van het verhaal Jantje zul- len noemen, 25.000 gulden aan de overheid uitlenen..

Ook de rol van sociale problemen in de relatie tussen emotionele competentie en de ontwikkeling van psychische problemen (hoofdstuk 4) en de invloed van sociale vaardigheden op de