• No results found

Beschuldigde ontbrak in verhaal Taalunie

OmbudsvrouwAnnieke Kranenberg 20 juni 2015

Inzage vooraf had misverstanden over de context kunnen voorkomen en een beter verhaal opgeleverd.

Een oppervlakkige lezer zou kunnen denken dat de hoeder van de Nederlandse taal straks niet meer bestaat. 'Taalunie dreigt uiteen te vallen', kopte deze krant op 9 juni op de voorpagina. 'Ruim twee jaar na het begin van een vernieuwingsproces keren

medewerkers en partnerverenigingen zich van de organisatie af. Ze hekelen de autoritaire stijl en de ondoordachte beslissingen van de directie', meldt het intro. Verderop in de krant wordt in een oogopslag duidelijk wie er met 'directie' wordt bedoeld: de algemeen secretaris Geert Joris. Bij een verhaal van bijna twee pagina's prijkt zijn foto en staat zijn naam in het intro.

Joris werd in 2013 aangetrokken om de Taalunie - onder andere uitgever van het Groene Boekje - te leiden en reorganiseren. De Vlaming moest de 'wat ingedutte, ambtelijke organisatie' meer maatschappelijke relevantie en 'smoel' geven. Er worden verschillende kritische bronnen opgevoerd van binnen en buiten de Taalunie. De eerste groep wil anoniem blijven uit angst voor juridische repercussies. De bronnen spreken van een angstcultuur en intimidaties. Volgens hen zou Joris - een manager, geen neerlandicus - 'onzinnige beslissingen' nemen, een 'heel slechte communicator' zijn en onvoldoende luisteren.

Het zijn forse beschuldigingen, die opmerkelijk genoeg niet worden weersproken door Joris zelf. De algemeen secretaris komt op de voorpagina noch in het achtergrondverhaal aan het woord. Wel wordt Kevin De Coninck geciteerd, die volgens het artikel 'in

afwezigheid van Geert Joris de leiding overneemt'. Het afdelingshoofd taalbeleid ontkent de onvrede niet, maar wijt die - net als het ministerie van OCW - vooral aan de

bezuinigingen (25 à 30 procent) en hervormingen. Hij bestrijdt een aantal aantijgingen gericht tegen Joris en ontkent dat er wordt gedreigd met ontslag.

Maar: waar is de hoofdpersoon?

'Ik was op vakantie', vertelt Joris enkele dagen na publicatie. Zijn aanvankelijke woede - 'laster, eerroof' - is ietwat bekoeld. En hij haast zich te zeggen dat hij er niet op uit is de onrust te ontkennen. 'Die is er en daar doen we wat aan.' Wel had hij zijn kant van het verhaal willen doen, want 'ik ben niet de mens die in het stuk wordt afgeschilderd'. Bovendien was dan een 'minder eenzijdig beeld' geschetst, vermoedt hij. Joris vraagt zich af of de redactie zorgvuldig heeft gehandeld. Waarom heeft de journaliste niet gewacht tot hij terug was van vakantie? 'Ik zet vraagtekens bij de timing.'

De verslaggeefster had 'natuurlijk veel liever met Joris zelf gesproken', verklaart ze. Gedurende een maand heeft ze veel moeite gedaan mensen onafhankelijk van elkaar te spreken en informatie te verifiëren. Aanvankelijk was het stuk gepland voor zaterdag 6 juni (dat werd dinsdag 9 juni). Daags ervoor belde ze met de Taalunie om Joris de aantijgingen voor te leggen. Die was op vakantie, maar ze kon De Coninck spreken. Ze praatten een uur. 'Uit de vragen kon hij opmaken dat het een kritisch verhaal over Joris zou worden. Maar niet alleen tegen Joris.' Op maandag 8 juni heeft zij hem de citaten voorgelegd. Binnen een half uur ging hij akkoord. De verslaggeefster wist dat Joris er die dag ook weer zou zijn, maar drong er niet op aan alsnog een gesprek te hebben. Ze ging ervan uit dat hij de citaten ook had gezien en had goedgekeurd. De Taalunie is immers een professionele organisatie met een communicatieafdeling.

111

De perceptie van De Coninck is heel anders. 'Vrijdag werd ons het mes op de keel gezet. Er zou zaterdag een verhaal komen, we moesten die dag reageren. Ik heb toen de inschatting gemaakt Joris niet lastig te vallen op zijn vakantieadres.' Gedurende het gesprek had hij de indruk dat de verslaggeefster uit was op een genuanceerd artikel. De citaten bevestigden dat. Joris kon zich er eveneens in vinden. 'We dachten dat het een artikel binnen in de krant zou worden, dat we ongeveer evenveel ruimte zouden krijgen als de critici.'

Verbouwereerd stelden ze de volgende dag vast dat die aanname verkeerd was. Ze vinden het verhaal 'op de man gespeeld' en veel te eenzijdig. De Coninck wijst erop dat de kop op de voorpagina onjuist is. De leiding voert een opdracht van Nederlandse en Vlaamse ministers uit, van 'uiteenvallen' is geen sprake. 'Als ik het hele verhaal had gekend, had ik gezegd: 'Het klopt niet. U moet met Joris praten.'

De redactie heeft niet overwogen de Taalunie het hele verhaal voor te leggen, zegt de betrokken chef. 'We hebben kennelijk te gemakkelijk gedacht dat zij begrepen wat we aan het doen waren. Omdat ze de aantijgingen niet snoeihard ontkenden, dachten we ook dat we goed zaten.' Hij bestrijdt evenwel het beeld van een 'ad hominem'.

Over het voorpaginastuk is nog intensief gediscussieerd. De hoofdredacteur vond het te eenzijdig en wilde een prominentere plek voor het hervormingsplan. 'De krant zou zich meer als beschrijver en minder als spreekbuis van critici moeten opstellen', mailde hij de chefs. Het nieuws werd aangeschreven op de 'hevige richtingenstrijd'.

Binnen in de krant waren de aantijgingen persoonlijker, hetgeen werd versterkt door Joris' foto. De journalistieke code is helder: de beschuldigde heeft recht op wederhoor. De redactie had meer moeten aandringen op een gesprek met Joris zelf, ook als dit tot uitstel van publicatie had geleid. De redactie had er voorts niet van mogen uitgaan dat de Taalunie kon bevroeden wat het verhaal zou behelzen. Het was in dit geval eerlijker geweest de artikelen integraal aan de Taalunie voor te leggen, opdat De Coninck de context en teneur had gekend.

Natuurlijk zijn er risico's verbonden aan inzage vooraf. De beschuldigde partij kan overal iets tegenin brengen, bronnen onder druk zetten of het verhaal naar andere media 'spinnen' met een eigen invalshoek. Hoe machtiger de beschuldigde partij, des te

geslepener dat spel zal zijn. Daar staan voordelen tegenover: fouten worden opgemerkt, het weerwoord wordt genuanceerder dan wel steviger, de redactie laat zien dat zij met open vizier handelt en niet lijdt aan een tunnelvisie. Bovendien behoudt de redactie te allen tijde de regie. En mocht de beschuldigde partij op slinkse wijze met de inzage omspringen, dan kan dat gegeven het verhaal sterker maken.

112

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN