• No results found

BESCHRIJVING en INVENTARIS van de erfgoedelementen

In document BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED (pagina 8-13)

3.1. Ruimtelijke context

De abdijsite van Herkenrode is momenteel verdeeld onder twee eigenaars: de Zusters van het Heilig Graf die de kloostersite bezitten en de Vlaamse overheid, die eigenaar is van het belevingscentrum Herkenrode en die het beheer ervan toevertrouwde aan Herita.

De kloostersite van het Heilig Graf beschrijft een nagenoeg rechthoekig grondplan waarvan driekwart bestaat uit een landschappelijke tuin (foto 1)6. Het westelijke deel van de site is bebouwd. Binnen de bebouwde zone zijn drie gebouwengroepen te detecteren die de wordingsgeschiedenis van de abdij reflecteren: de 16de-eeuwse gebouwen, opgetrokken onder impuls van de abdissen de Lechy - bestaand uit de zusterverblijven, de oude infirmerie en de resten van het oude abdissenkwartier die vandaag geïncorporeerd zijn in het klooster -, de 17de-eeuwse infirmerie die in opdracht van abdis Anna Catharina de Lamboy (1651-1663) in 1658 werd opgetrokken ten noorden van de site, en het 18de-eeuwse abdissenkwartier ten

5 De erfgoedkenmerken en -elementen zijn in vet aangegeven

6 De foto’s waarnaar verwezen wordt in dit hoofdstuk zijn terug te vinden in bijlage 3.

zuiden van de site dat naar ontwerp van architect J.B. Dewez (1731-1812) gebouwd werd op vraag van abdis Anne de Croÿ (1744-1772).

Na de Franse Revolutie vormde Guillaume Claes de abdissenvleugel om tot “kasteel” ten zuiden voorzien van een eigen toegangsdreef en een monumentaal classicistisch toegangshek, later uitgebreid door zijn zoon met een koetshuis en paardenstallen.

3.2. Paardenstal met zadelkamer

Afbeelding 3: De paardenstal ten zuidoosten van het 18de-eeuwse abdissenverblijf.

Paardenstallen met zadelkamer in neoclassistische stijl, met het stilistisch gelijkaardig koetshuis (zie 3.3) verbonden door middel van een bakstenen tuinmuur waartegen een rustieke tuinpaviljoentje in boomstamimitatie (zie 3.4).

Het witgeschilderde neoclassistische dienstgebouw bevindt zich aan de kant van het landschapspark en is opgevat als een rechthoekig volume van drie op twee traveeën en één bouwlaag met een mezzanine, gevat onder een schilddak (vezelcementleien) (foto 2). Van de bekronende loden pirons is er slechts één gedeeltelijk bewaard; de tweede, eveneens beschadigde piron wordt op de zolder bewaard. Sterk horizontaliserende uitwerking van de noord- en westgevels ontleend aan de ritmering van rond- en steekboogopeningen op doorgetrokken imposten waarboven een register van dichtgemaakte halfradvensters op kordon vormende hardstenen lekdrempels en een omlopende houten kroonlijst. De imposten

zijn uitgevoerd in grijs geschilderd hout waardoor de indruk van hardsteen wordt gesuggereerd (foto 3).

De voorgevel is noordwaarts gericht en wordt op het gelijkvloers geopend door een rechthoekige deur met rondboogvormige waaier, geflankeerd door rechthoekige vleugelpoorten met bekronende deels beglaasde steekboogvomige bovenlichten met houten roedeverdeling (foto 2). De poorten zijn echter “schijn” en bestaan uit bepleisterde en geschilderde baksteen waarop een houten profilering werd aangebracht. De mezzanine wordt verlicht door een later toegevoegd rechthoekig venster boven de deur dat aan weerszijde vergezeld is van twee dichtgemaakte halfradvensters beschilderd met een witte waaier op een zwarte achtergrond. De westelijke zijgevel kent een gelijkaardige uitwerking en was oorspronkelijk voorzien van twee houten vleugelpoorten (foto 4). De linkerpoort met vernieuwd bovenlicht is bewaard maar aan de binnenzijde dichtgemetst, de rechterpoort is vervangen door een deur. In tegenstelling tot de zichtgevels bevat de achtergevel enkel het register van geblindeerde halfradvensters op een kordon (foto 6) en was de oostelijke zijgevel in oorsprong blind. Bij de omvorming tot woning werd aan deze zijde licht getrokken in de leefruimte door het aanbrengen van twee rondboogvensters met een halfradvensters ertussen (foto 5).

Naar verluidt was de paardenstal uitgerust met een afzonderlijke zadelkamer. Mogelijks bevond zich daarboven een slaapplaats voor de stalknecht zoals het halfradvenster in de binnenmuur van het tussenniveau doet vermoeden. Het dienstgebouw werd na 1996 tot woongelegenheid verbouwd7. De binnenruimte bestaat uit een grote leefruimte met haard (foto 7b) en een tussenverdieping die toegang geeft tot een slaapkamer en de zolder. Enkel de buitendeur met sierlijk uitgewerkte grendel (foto 7a), de dragende structuur van moerbalken, het halfradvensters in de binnenmuur, de plankenvloer op de zolder en de

“ANNO 1846” gedateerde dakconstructie (foto 8) getuigen nog van de 19de-eeuwse toestand.

7 Tijdens de inventarisatie van de abdijsite in 1996 voor het boek ‘Historische tuinen en parken’, was de zadelkamer nog aanwezig.

3.3. Koetshuis

Afbeelding 4: Het koetshuis ten zuidwesten van de 18de-eeuwse abdissenvleugel.

Rechts van de toegangspoort achter enkele hoog opgeschoten taxusbomen bevindt zich het neoclassistische koetshuis. Het witgeschilderd bakstenen volume op een vierkante plattegrond van twee traveeën en één bouwlaag met een mezzanine is gevat onder een schilddak (vezelcementleien) bekroond door twee loden pirons. Markerende horizontali-serende uitwerking van de noord- en oostgevels ontleend aan de ritmering van rond- en steekboogopeningen op doorgetrokken imposten waarboven een register van dichtgemaakte halfradvensters op kordon vormende hardstenen lekdrempels en een omlopende houten kroonlijst (foto 9 en 10). De imposten zijn uitgevoerd in grijs geschilderd hout waardoor de indruk van hardsteen wordt gesuggereerd (foto 11). De rechthoekige vleugelpoorten met steekboogvormige bovenlichten zijn aan de noordzijde slechts imitaties en bestaan uit bepleisterde en geschilderde baksteen waarop houten profielen werden aangebracht. Aan de oostzijde vleugelpoorten (opgeklampte deuren) met deels beglaasde bovenlichten (foto 9 en 14b). De westelijke zijgevel is blind, de achtergevel bevat vermoedelijk het register van geblindeerde halfradvensters op een kordon maar is vanwege de begroeiing niet zichtbaar (foto 12 en 13).

Eenvoudige bepleisterde binnenruimte met bewaarde moerbalk, vlak bepleisterd plafond en een vermoedelijk later aangebrachte vloer van afgevlakte kasseien (foto 14a). De mezzanine kon niet betreden worden wegens de slechte staat van de zoldervloer.

3.4. Rustiek tuinpaviljoentje

Afbeelding 5: Rustiek tuinpaviljoentje, voorzijde. Afbeelding 6: Rustiek tuinpaviljoentje, oostzijde.

Rustiek tuinpaviljoentje op vierkante plattegrond in vits- en leemwerk onder een strooien tentdak, aan de hoeken afgewerkt met knoestige boomstammen en aan de voorzijde en de deur met geometrische patronen van onbewerkte grillige takken (foto 15 en 16). Binnenin hardstenen vloertegels. De rustieke stijl is typisch voor de tweede helft van de 19de toen ze voornamelijk voor tuin- en parkfollies populair werd.

In document BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED (pagina 8-13)