• No results found

Beschrijving steekproef. De onderzoeksgroep bestond in totaal uit 40 respondenten,

waarvan 30 jongens (75.0%) en 10 meisjes (25.0%). De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 15 jaar (M = 15.43, SD = 1.357) en varieerde van 13 tot en met 19 jaar. Het TIQ van de respondenten was gemiddeld 59.3 (SD = 9.827, min = 45.0, max = 78.0). Op basis van het TIQ konden de respondenten worden ingedeeld in 3 categorieën van intelligentieniveaus. Er waren 9 respondenten (22.5%) die functioneerden op een matig verstandelijk beperkt intelligentieniveau (IQ van 35 t/m 49), 23 respondenten (57.5%) die functioneerden op een licht verstandelijk beperkt intelligentieniveau (IQ van 50 t/m 69) en 8 respondenten (20.0%) die functioneerden op een laag begaafd of moeilijk lerend intelligentieniveau (IQ van 70 t/m 79).

Bij 22 respondenten (55.0%) was minimaal één psychiatrische diagnose vastgesteld door een psychiater. Er waren 12 respondenten (30.0%) gediagnosticeerd met een (licht) verstandelijke beperking, 11 respondenten (27.5%) met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), 7 respondenten (17.5%) met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), 2 respondenten (5.0%) met

Oppositional Defiant Disorder (ODD) of een gedragsstoornis niet anders omschreven, 2

respondenten (5.0%) met hechtingsproblematiek, 2 respondenten (5.0%) met een angststoornis, 2 respondenten (5.0%) met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en 2 respondenten (5.0%) met een syndroom, namelijk het Cornelia de Langesyndroom en het Downsyndroom. Sommige respondenten waren bekend met meerdere diagnoses.

Wat betreft het technisch leesniveau van de respondenten, was AVI-Plus de score die het meest voorkwam in de steekproef (25.0%). De mediaan lag rond AVI-niveau E5, wat wil zeggen dat 50% van de AVI-scores onder dit niveau lag en de andere 50% boven dit niveau lag. Iets meer dan de helft van de respondenten (57.5%) gaf aan thuis vooral Nederlands te spreken. De overige respondenten spraken thuis Turks (17.5%), Marokkaans (7.5%), Engels (5.0%), Frans (2.5%), Arabisch (2.5%), Afghaans (2.5%), Nepalees (2.5%) en Surinaams (2.5%). Bij het merendeel van de respondenten was er geen sprake van specifieke problemen op het gebied van taal. Echter waren er 6 respondenten (15.0%) met een taalachterstand, was er bij 3 respondenten (7.5%) sprake van een taalontwikkelingsstoornis (TOS), was er bij 1 respondent (2.5%) verbale dyspraxie vastgesteld en kampte 1 respondent (2.5%) met een spraakprobleem.

Voorkennis. Aan de respondenten werd de vraag gesteld: ‘Wat is sociale media volgens

elementen onderscheiden die betrekking hebben op sociale media: het ‘middel’ van sociale media (apps of websites), het doel of de functie van sociale media en de eventuele gevaren en risico’s. Voor elk element dat zij in hun antwoord noemden kregen zij 1 punt, met een maximum van 3 punten. De respondenten behaalden een gemiddelde score van 1.48 (n = 40, M = 1.48, SD = .933), wat overeenkomt met 1 genoemd element per antwoord. De meeste respondenten (75.0%) beschreven in hun antwoord het ‘middel’ van sociale media (vaak gaven zij concrete voorbeelden van apps), 57.5% van de respondenten noemde het doel of de functie van sociale media en 15% van de respondenten wist iets te vertellen over de gevaren en risico’s van sociale media.

Bijna alle respondenten (97.5%) gaven aan zelf ook sociale media of apps te gebruiken. Zij gebruikten gemiddeld 3 apps per persoon (n = 39, M = 3.05, SD = 1.746). De meest gebruikte app was Whatsapp (79.5%), gevolgd door YouTube (61.5%), Instagram (56.4%), Snapchat (43.6%), Facebook (38.5%), Messenger (7.7%), Twitter (7.7%), Pinterest (5.1%), Musical.ly (2.6%) en Amino (2.6%). Meer dan de helft van de respondenten (61.5%) zei op dagelijkse basis sociale media te gebruiken, 35.9% van de respondenten gebruikte wekelijks sociale media en 2.6% maakte maandelijks gebruik van sociale media.

Leestijd. Wanneer de respondenten de tekst hardop voor moesten lezen, bedroeg de

leestijd in de Tva-conditie gemiddeld 94 seconden (n = 21, M = 93.95, SD = 33.856, min = 58,

max = 185) en 162 seconden in de IAU-conditie (n = 19, M = 162.00, SD = 128.448, min = 54, max = 611). Toen de respondenten werden gevraagd om de tekst (voor de tweede keer) stil te

lezen, was de gemiddelde leestijd in beide condities aanzienlijk korter. Bij het stil lezen bedroeg de leestijd in de Tva-conditie gemiddeld 74 seconden (n = 20, M = 73.75, SD = 49.641, min = 27,

max = 264) en 87 seconden in de IAU-conditie (n = 19, M = 87.37, SD = 58.217, min = 16, max =

262). Er was één respondent uit de Tva-groep die weigerde om de tekst voor de tweede keer te lezen, waardoor er één score mist bij de variabele ‘leestijd stil’.

Vrije reproductietaak. De vrije reproductietaak (VR-taak) bestond uit 3 vragen, waarbij

de respondenten in totaal 25 punten konden behalen (2 punten voor vraag 1, 17 punten voor vraag 2 en 6 punten voor vraag 3). Wanneer de scores voor de 3 deelvragen van de VR-taak bij elkaar op werden geteld, kon een totaalscore (VR-score) worden berekend. De respondenten in de Tva- conditie behaalden gemiddeld een iets hogere VR-score (n = 21, M = 8.10, SD = 2.879) dan de respondenten in de IAU-conditie (n = 19, M = 7.63, SD = 2.650). Echter, omdat de VR-taak een lage betrouwbaarheid had, dienen deze resultaten met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd

en zullen de deelvragen van de VR-taak ook afzonderlijk van elkaar worden beschreven. Bij vraag 1 (‘Waar ging het onderzoek over?’) was een maximale score van 2 punten te behalen. Hierbij was het van belang dat de respondenten in hun antwoord kernachtig konden samenvatten waar het onderzoek in de gelezen tekst over ging en in staat waren om in

‘helicopterview’ naar de tekst te kijken (het ‘grotere plaatje’ kunnen zien). De respondenten in de Tva-conditie behaalden hierbij gemiddeld een iets hogere score (n = 21, M = .90, SD = .539) dan de respondenten in de IAU-conditie (n = 19, M = .68, SD = .582).

Bij vraag 2 (‘Wat kwam er uit het onderzoek?’) dienden de respondenten zoveel mogelijk elementen uit de tekst te reproduceren. De respondenten konden hierbij maximaal 17 punten behalen (1 punt per correct genoemd tekstelement). De respondenten in de Tva-conditie

behaalden gemiddeld een score van ongeveer 2 (n = 21, M = 1.95, SD = 2.355), wat overeenkomt met 2 genoemde tekstelementen. Ook de respondenten in de IAU-conditie wisten gemiddeld ongeveer 2 tekstelementen correct te reproduceren (n = 19, M = 1.95, SD = 2.013).

Bij vraag 3 (‘Welke apps werden genoemd in de tekst?’) wisten de respondenten in de Tva-conditie gemiddeld 5 van de 6 apps te benoemen (n = 21, M = 5.24, SD = .625). Ook de respondenten in de IAU-conditie konden gemiddeld 5 van de 6 apps reproduceren (n = 19, M = 5.00, SD = .882). Wanneer per app wordt gekeken hoe vaak deze werd genoemd door alle respondenten (n = 40), dan valt op dat de respondenten het meeste moeite hadden met de app LinkedIn. Slechts 22 van de 40 respondenten wisten de naam van deze app te reproduceren. Met de overige apps hadden de respondenten minder moeite. De apps Whatsapp, Snapchat en

YouTube werd 35 keer genoemd door de respondenten, de app Instagram werd 38 keer genoemd door de respondenten en de gehele onderzoeksgroep (n = 40) wist de app Facebook te noemen.

Bridging-inference vragen. De bridging-inference vragenlijst bestond uit 6 vragen,

waarbij de respondenten maximaal 12 punten konden behalen (2 punten per vraag). De respondenten in de Tva-conditie behaalden gemiddeld een score van ongeveer 8, wat

overeenkomt met 4 goede antwoorden (n = 21, M = 8.10, SD = 3.375). De respondenten in de IAU-conditie behaalden gemiddeld een score van ongeveer 6 (n = 19, M = 6.63, SD = 4.323), wat overeenkomt met 3 goede antwoorden. Aangezien in het huidige onderzoek uitsluitend de

totaalscores van de bridging-inference vragenlijst werden gebruikt voor de statistische analyses, zijn de scores op de vragen afzonderlijk verder buiten beschouwing gelaten.

plaatsen. De respondenten konden hierbij maximaal 12 punten behalen (1 punt per goed geplaatst begrip). De respondenten in de Tva-conditie plaatsten gemiddeld 10 begrippen in de juiste

categorie (n = 21, M = 10.33, SD = 1.560). Ook de respondenten in de IAU-conditie wisten gemiddeld 10 begrippen in de juiste categorie te plaatsen (n = 19, M = 10.37, SD = 1.921). De respondenten plaatsten de items ‘gebruikers’, ‘gegevens’, ‘privacy’, ‘zorgen’ en ‘LinkedIn’ het minst vaak in de juiste categorie. Aangezien in het huidige onderzoek uitsluitend de totaalscores van de sorteertaak werden gebruikt voor de statistische analyses, zijn de scores op de

verschillende categorieën of items verder buiten beschouwing gelaten.

Schemataak. De schemataak bestond uit 4 hokjes, waarbij de respondenten zinnen uit de

tekst op de juiste manier in het schema moesten invullen. De respondenten konden hierbij maximaal 12 punten behalen (3 punten per goed ingevuld hokje). De respondenten in de Tva- conditie behaalden gemiddeld een score van ongeveer 7, wat overeenkomt met 2 goede antwoorden (n = 21, M = 6.57, SD = 3.867). De respondenten in de IAU-conditie behaalden gemiddeld een score van ongeveer 5 (n = 19, M = 4.74, SD = 4.039), wat overeenkomt met 1 goed antwoord.

Totaalscore. De totaalscore (T-score) voor de mate van tekstbegrip op het niveau van het

situatiemodel kon worden berekend door de scores van de bridging-inference vragenlijst, de sorteertaak en de schemataak bij elkaar op te tellen. De respondenten konden in totaal maximaal 36 punten behalen (12 punten per onderdeel). De respondenten in de Tva-conditie behaalden gemiddeld een iets hogere score (n = 21, M = 25.00, SD = 6.797) dan de respondenten in de IAU- conditie (n = 19, M = 21.74, SD = 8.445).

Tabel 4.

Beschrijvende statistieken van de scores op de begripstaken, voor de experimentele conditie (Tva) en de controleconditie (IAU). Weergegeven zijn de groepsgroottes (N), gemiddelden (M) en standaarddeviaties (SD). Variabele Conditie N M SD Bridging- inference vragen Tva IAU 21 19 8.10 6.63 3.375 4.323 Sorteertaak Tva 21 10.33 1.560

IAU 19 10.37 1.921