• No results found

De dataverzameling heeft geleid tot een totale steekproef van 195 scholieren (N=195). Van deze scholieren maakten er 131 (n=131) gebruik van een iPad tijdens de les en 64 (n=64) maakten gebruik van een ‘traditionele’ lesmethode. In de iPadklas waren er 63 mannen en 68 vrouwen, de niet-iPadgroep bestond uit 25 mannen en 39 vrouwen. Opvallend is dat er 19 meer vrouwen dan mannen in de steekproef voorkomen, de reden hiervoor is onduidelijk. Een verder overzicht van de steekproefpopulatie wordt gegeven in Tabel 2 op de volgende pagina. Daarnaast is een overzicht van de beschrijvende statistieken te raadplegen in bijlage 3, tabel 2 tot en met 6.

Tabel 2

Schematisch overzicht van de beschrijvende statistieken.

Variabele IPadklas Niet-iPadklas Totaal

Geslacht Man Vrouw 63 68 25 39 88 107 Leeftijd 11 12 13 14 15 16 4 68 50 8 1 0 1 6 30 7 15 5 5 74 80 15 16 5 Schooljaar 1 2 4 85 46 0 9 34 21 94 80 21 Niveau VMBO HAVO VWO 36 39 56 11 32 21 47 71 77 Bron: Eigen onderzoek

5.4 Factoranalyse

Voordat de factoranalyse werd uitgevoerd zijn eerst de waarden van de contra-indicatieve stellingen omgedraaid. Met behulp van SPSS is er vervolgens een factoranalyse op de data toegepast waaruit een score op Keyser-Meyer-Olkin komt van KMO= .819, wat betekent dat de steekproef adequaat is (bijlage 4, Tabel 7). Uit Bartletts test voor sfericiteit komt een resultaat van χ2 (528) = 2348.007, ρ < .001, wat betekent dat de correlatie tussen de

individuele items groot genoeg is en er mag worden doorgegaan met de factoranalyse (bijlage 4, Tabel 7).

Als vervolgens wordt gekeken naar de ‘Rotated Component Matrix’ blijkt dat er 8 variabelen zijn met een eigenwaarde van groter dan 1, verder vallen een aantal andere dingen op (bijlage 4, Tabel 8 & 9). Ten eerste komen er geen nieuwe onverwachte variabelen uit naar voren. De items lijken vrijwel allemaal op een logische manier, en zoals was verwacht aan de hand van literatuur, samen te hangen. Er zijn dus geen duidelijk onderscheidbare variabelen ontstaan die niet vooraf voorspeld waren. Ze vertonen op bepaalde onderdelen zelfs een grote overlap met de vooraf gedefinieerde variabelen. Omdat de nieuwe variabelen niet volledig overeen komen met de vooraf gestelde is er een kleine reden voor twijfel, desalniettemin wordt er voor gekozen om de vooraf gestelde variabelen te behouden op basis van de twee volgende argumenten. Ten eerste zijn de vooraf bepaalde variabelen stevig gegrond zijn in literatuur, ze komen voort uit relevant bevonden onderzoeken zoals beschreven in het theoretisch kader. Daarnaast zijn de vooraf gestelde variabelen valide bevonden in eerdere (toonaangevende) onderzoeken en vragenlijsten over studiebeleving. Daarom wordt besloten deze vooraf opgestelde variabelen te behouden

5.5 T-toets

Nadat bepaald is dat de vooraf opgestelde schalen worden behouden zijn de items samengevoegd zodat de individuele scores een somscore van de oorspronkelijke variabele opmaken. Vervolgens zijn er vijf onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd op de data met iPadgebruik als onafhankelijke variable en de vijf onderdelen van studiebeleving als afhankelijke variabelen. Alle uitkomsten staan in een schematisch overzicht welke te vinden is onderaan deze paragraaf, de resultaten komen uit een SPSS output welke te vinden is in tabel 1,2 en 3 van de bijlage 5.

Uit de eerste t-toets kwam naar voren dat er geen significant verschil is in attitude tussen leerlingen die gebruik maken van de iPad (M=3,61, SD=0.59) en leerlingen die geen gebruik maken van een iPad (M=3.55, SD=0.55) met t(193)=0.61, p= 0.545. Dit betekent dat het gebruik van een iPad in de les niet voor een verandering attitude van middelbare scholieren zorgt. Van de eerste deelvraag wordt de H1 niet dus geaccepteerd en blijft de H0 niet verworpen welke luidt: ‘Er is geen verschil in attitude tussen scholieren van middelbare scholen die iPads gebruik en scholieren op Nederlandse middelbare scholen die geen iPads gebruiken’. Als de effectgrootte wordt berekent met behulp van Cohen’s D blijkt dat r=0.11, wat betekent er sprake is van een zeer klein effect van iPadgebruik in de klas (Cohen, 1992).

Bij de tweede vergelijking aan de hand van de t-toets bleek dat er een significant verschil is in de mate van motivatie tussen iPad-leerlingen (M=3.59, SD=0.71) en niet-iPad- leerlingen (M=3.32, SD=0.82) met t(193)=2.368, p=0.019. Dit houdt in dat de H0 wordt verworpen en de H1 wordt aangenomen, welke luidt als volgt: ‘Er is positief verschil in mate van motivatie tussen scholieren van middelbare scholen die iPads gebruiken en scholieren op Nederlandse middelbare scholen die geen iPads gebruiken’. Als de effectgrootte vervolgens wordt berekent met behulp van Cohen’s D komt hier uit r=0.35, dit houdt in dat er sprake is van een middelmatig effect van iPadgebruik op motivatie.

Bij de derde t-toets werd het academisch zelfconcept vergeleken. Uit de toets kwam naar voren dat er geen significant verschil is in academisch zelfconcept tussen leerlingen die iPads gebruiken (M=3.46, SD=0.75) en leerlingen die volgens de ‘traditionele’ manier les krijgen (M=3.35, SD=0.71) met t(193)=0.93, p=0.36. Daarom wordt de H1 niet geaccepteerd en de H0 niet verworpen, welke luidt als volgt: ‘Er is geen verschil in academisch zelfconcept tussen scholieren van middelbare scholen die iPads gebruiken en scholieren op Nederlandse middelbare scholen die geen iPads gebruiken’. De effectgrootte aan de hand van Cohen’s D is r=0.15 wat betekent dat er sprake is van een zeer klein effect.

De vierde t-toets ging over de verschillen in sociale integratie tussen leerlingen die iPads gebruiken (M=4.19, SD=0.60) en leerlingen die geen iPads gebruiken (M=4.17, SD=0.53) met t(193)=0.30, p=0.73. Omdat dit niet significant is wordt de H1 niet geaccepteerd en de H0 niet verworpen, welke luidt als volgt H0: Er is geen verschil in mate van sociale integratie tussen scholieren van middelbare scholen die iPads gebruiken en scholieren op Nederlandse middelbare scholen die geen iPads gebruiken’. Na het controleren van de effectgrootte aan de hand van Cohen’s D blijkt dat r=0.04, wat betekent dat er sprake is van een zeer klein effect.

Bij de laatste t-toets werden de verschillen in studieresultaten van de scholieren vergeleken. Hier werd een significant verschil in studieprestaties gevonden tussen scholieren die gebruik maken van iPads tijdens de les (M=7.129, SD=0.73) en studenten die geen iPad gebruiken tijdens de les (M=6.64, SD=0.76) met t(193)=4.32, p<0.01. Dit houdt in dat de H0 verworpen wordt en de H1: Er is een verschil in studieprestaties tussen scholieren van Nederlandse middelbare scholen die iPads gebruiken en scholieren op Nederlandse middelbare scholen die geen iPads gebruiken’ geaccepteerd wordt. De grootte van het effect aan de hand van Cohen’s D is r=0.66, dit betekent dat de resultaten suggereren dat sprake is van een groot effect van iPadgebruik op studieprestaties.

Variabele IPadgebruik Gemiddelde Standaarddeviatie t(193) Cohen’s D Attitude Ja Nee 3.6056 3.5521 0.59 0.55 p=0.55 r=0.11 Motivatie Ja Nee 3.5965 3.3259 0.71 0.82 p=<0.01 r=0.35 Academisch zelfconcept Ja Nee 3.4569 3.3531 0.75 0.71 p=0.36 r=0.15 Sociale integratie Ja Nee 4.1939 4.1672 0.60 0.53 p=0.73 r=0.04 Schoolcijfer Ja Nee 7.129 6.642 0.73 .7624 p=<0.01 r=0.66 6 Conclusie 6.1 Conclusie

Doordat alle t-toetsen geslaagd zijn kunnen nu de deelvragen beantwoord worden wat leidt tot een conclusie op de hoofdvraag: ‘In hoeverre is er een verschil in studiebeleving tussen

scholieren op Nederlandse middelbare scholen waar iPads worden gebruik en scholieren op Nederlandse middelbare scholen waar geen iPads worden gebruikt?’. Ten eerste blijkt uit de

data dat het gebruik van een iPad in de les geen significante invloed heeft op de attitudes van leerlingen op Nederlandse middelbare scholen. Dit is in lijn met onderzoek over Turkse scholieren waaruit bleek dat vooral de attitudes jegens de iPads positief waren maar waar weinig gerept werd over een verandering in algemene attitudes jegens school (Dundar & Akcayir, 2014). Wat betreft dit onderdeel van studiebeleving is er dus geen sprake van een effect van iPads.

Daarentegen blijkt de motivatie van leerlingen op Nederlandse middelbare scholen met betrekking tot school wel beïnvloed te worden door het gebruik van de iPad. Het middelgrote positieve effect is in lijn met (en wordt mogelijk verklaard door) de theorieën die beschrijven dat studenten vertrouwen stellen in de iPad omdat ze geloven dat het gebruik hiervan een positief effect zal hebben op hun studieresultaten (Kothaneth, Robinson, Amelink 2012; Eccles, Adler, Futterman,. Goff, Kaczala & Meece, 1938; Dundar & Akcayir, 2014). In combinatie met de ‘Goal theory’ wordt dan beargumenteerd dat wanneer scholieren denken dat ze een grotere kans hebben om te slagen voor hun doel, zij ook meer gemotiveerd zullen zijn om dit doel te behalen (Steinmayr & Spinath, 2009)

De derde deelvraag is niet significant gebleken, dit is een opvallend gegeven aangezien aan de hand van verschillende theorieën werd verwacht dat iPadgebruik in de klas tot een verhoging van het academisch zelfconcept zou leiden omdat het zelfvertrouwen van de scholier ten goede komt. De H0 niet verworpen omdat uit de resultaten blijkt dat iPadgebruik in de klas zorgt niet voor een verandering in dit onderdeel van studiebeleving. Over mogelijke verklaringen voor deze onverwachte uitkomst wordt verder uitgeweid in de discussie.

Ook als het gaat over de sociale integratie van individuen binnen een klas blijkt dat er geen verschillen zijn tussen scholieren in iPadklassen en scholieren in niet-iPadklassen op Nederlandse middelbare scholen. Dit is redelijk in lijn met de literatuur omdat gesteld kan worden dat deze hierover nog enigszins ambigu is. Enerzijds kan beargumenteerd worden dat leerlingen worden afgeleid door de iPad en daardoor minder met elkaar bezig zijn (Lee & Sprites, 2009). Anderzijds is het ook mogelijk dat de iPad nieuwe mogelijkheden voor sociale verbondenheid creëert. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheden die de apps en sociale media bieden om met elkaar te communiceren of elkaars sociale leven te volgen.

Tot slot blijkt er een positief verschil te zijn in de studieresultaten van leerlingen op Nederlandse middelbars scholen die tijdens de les gebruik maken van een iPad en leerlingen die op de traditionele manier les genieten. Het blijkt hier te gaan om een redelijk groot effect waardoor de gemiddelden tussen de twee typen onderwijs bijna een half punt van elkaar af liggen. Dit kan mogelijk verklaard worden door de toegenomen motivatie, die bij deelvraag twee is aangetoond. Scholieren kunnen door de iPad gemotiveerder zijn om schoolwerk te doen en scoren dus mogelijk daardoor hogere cijfers. Daarnaast kan het komen doordat technologieën op de juiste manier worden ingezet en daardoor de lesstof beter wordt overgebracht. Uit onderzoek van de EU blijkt namelijk dat informatieoverdracht gestroomlijnd kan worden door het juist inzetten van ICT-technieken. Als de informatie beter overkomt onthouden leerlingen mogelijk meer wat mogelijk leidt tot hogere cijfers

6.2 Discussie

Dataverzameling is vaak een obstakel in sociaal onderzoek en ook als het over middelbare scholieren gaat blijkt dat de onderzoeker moet roeien met de riemen die hij heeft. Door een last- minute afzeggingen van een school is het voorgekomen dat dit onderzoek heeft moeten inboeten op de willekeurigheid van de steekproef. Daarnaast bleek dat vrijwel alle beschikbare en bereidwillige scholen zich toevalligerwijs in Friesland bevonden, verwacht kan worden dat dit geen perfecte afspiegeling van Nederland is en daarom is het sample niet zo willekeurig is als vooraf gepland. Een andere onvoorspelde variabele was de afhankelijkheid van de gunsten van de contactpersoon (meestal schoolhoofden), dit betekende dat zij bepaalden welke klassen er een vragenlijst zouden afnemen. Het gevolg hiervan is dat het verkrijgen van een goed gespreid sample van verschillende leeftijden en niveaus niet geslaagd is. In tegendeel er zijn bijvoorbeeld geen 5e en 6e klassen meegenomen in de data terwijl vooraf gesteld was dat deze deel uitmaken van de onderzoekspopulatie.

Mogelijk heeft de steekproefgrootte invloed gehad op de significantie (of het juist niet significant zijn) van bepaalde testresultaten en daarom moeten deze dan ook met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Desalniettemin heeft dit onderzoek bijgedragen aan het scala aan wetenschappelijke onderzoeken dat al bestaat omtrent e-learning. Daarom biedt het ook aanleiding om verder onderzoek te doen. Zeker de toename van motivatie en studieresultaten zijn factoren waar aandacht aan moet worden besteed. Als uit meer diepgaande onderzoeken ook blijkt dat iPads zorgen voor een toename in de factoren (motivatie en studieresultaten) dan is het voor een kenniseconomie als Nederland belangrijk om hierop in te spelen en gebruik te maken van deze nieuwe manieren van leren. Want zoals groot staatsman Benjamin Franklin al zei ‘An investment in knowledge always pays the best interest’

6.3 Evaluatie

Om te beginnen heb ik er zeer van genoten om het onderzoek te doen en sta ik nog volledig achter mijn keuze om het kwantitatief aan te pakken. Ik ben vond het fijn om de kennis die ik heb geleerd toe te passen in de praktijk en te kunnen laten zien wat ik kan. Ik ben tevreden over het onderzoeksproces dat (naar mijns inziens) succesvol en correct is verlopen. Daarnaast is de kwantitatieve aanpak bevorderend voor mijn individuele onderzoeksproces omdat het structuur biedt en houvast geeft.

Vanzelfsprekend zijn er een aantal punten die ik ander had kunnen aanpakken maar waarvan ik ook geleerd heb opdat ik het volgende keer beter kan doen. De eerste is de

last minute afzeggingen en mensen die afspraken vergaten omdat ik er niet genoeg achteraan zat. Als het gelukt was om meer data te verzamelen was er een meer random sample geweest, wat van positieve invloed zou zijn geweest op de validiteit van het onderzoek.

Daarnaast had ik (als ik meer tijd had) graag de verschillen tussen jongens en meiden mee willen nemen in het onderzoek omdat verschillende theorieën hier aanleiding toe geven. Anderzijds was dit misschien te ambitieus geweest omdat het onderzoek dan misschien te breed was geworden. Er moet dan een afweging worden gemaakt op welke aspecten er gefocust moet worden en dan zou de kwaliteit misschien moeten inboeten vanwege de kwantiteit. Daarom ben ik achteraf toch blij dat ik dit niet gedaan heb en de focus heb behouden.

BIJLAGEN

Bijlage 1 Tabel 1

Schematische weergave van de operationalisering

Concept Literatuur Indicatoren (aan de hand

van een 5-punts

Likertschaal)

Attitude - Van Damme, De Fraine,

Van Landeghem,

Opdenakker & Onghena, (2000)

- Marks (2000)

-houding ten opzichte van huiswerk

-houding ten opzichte van leren (voor toetsen) -tevredenheid met de gekozen vakken -tevredenheid met de docenten

-tevredenheid met het niveau van de leerstof

Motivatie - Van Damme, De Fraine,

Van Landeghem,

Opdenakker & Onghena, (2000)

- Pinxten, De Fraine, Van Damme & D’Heanens, (2012)

- Eccles, Adler, Futterman, Goff, Kaczala, & Meece, 2002

-motivatie voor het doen van leertaken

-motivatie voor het doen van huiswerk

-motivatie voor het behalen van hoge cijfers

-motivatie om goed je best te doen op school

Academisch zelfconcept - Pinxten, De Fraine, Van Damme & D’Heanens, (2012)

- Van Damme, De Fraine,

-vertrouwen van scholier in het eigenvermogen om voldoende te presteren

Van Landeghem,

Opdenakker & Onghena, (2000)

in het eigenvermogen om beter te presteren dan de medeleerlingen

Sociale integratie - Marks (2000)

- Van Damme, De Fraine, Van Landeghem,

Opdenakker & Onghena, (2000)

- Pinxten, De Fraine, Van Damme & D’Heanens, (2012)

-vertrouwelijkheid met de docent

-gevoel van binnen de groep vallen

-gevoel van fijne omgang met de docent

-alleen voelen in de klas -vrienden hebben in de klas -hulp ontvangen van

Bijlage 2 Vragenlijst

De vragen uit deze vragenlijst zijn grotendeels gekopieerd uit een vragenlijst van Van Damme et al. (2012). Van Damme et al. heeft deze geconstrueerd uit een vragenlijst van het LOSO, Smits & Vorst (1982), Janssen (1982), Stoel (1980) en een onderzoek van Van Landeghem et al. (2002). (Verdere informatie met betrekking tot de vragenlijst worden voorzien in de desbetreffende artikelen.)

Beste scholier,

Bedankt voor je deelname aan dit onderzoek. Voor je ligt een vragenlijst met 7 vragen en 32 stellingen. Ik vraag je om deze volledig en naar alle eerlijkheid in te vullen. De lijst en resultaten worden anoniem opgehaald en volledig anoniem verwerkt. Je bent te allen tijde vrij om te stoppen.

De stellingen gaan over je studie en de manier waarop je deze beleeft. Met deze vragenlijst probeer ik inzicht te krijgen in de studiebeleving van scholieren om zo onderzoek te doen.

Voor de uitslag en meer informatie over het onderzoek kan er gemaild worden naar: Jesse.Bruijnzeels@student.uva.nl.

Je kan nu beginnen met het invullen van de vragen.

Algemene vragen 1 Wat is je leeftijd? ……… 2 Wat is je geslacht? 0 Man 0 Vrouw

4 Op welk niveau volg je onderwijs?

0 HAVO

0 VWO

5 In welk jaar zit je? ………

6 Wat is je gemiddelde schoolcijfer dit jaar (afgerond op halve punten) ………

Stellingen

Het volgende schema is gevuld met stellingen. Je kunt aangeven tot in hoeverre je het eens bent met de stellingen. Kruis hierbij het hokje aan dat het beste bij jouw mening past. De hokjes betekenen het volgende:

1. Helemaal mee oneens 2. Beetje mee oneens 3. Neutraal

4. Beetje mee eens 5. Volledig mee eens.

Volledig mee oneens Deels mee oneens

Neutraal Deels mee eens

Volledig mee eens

Ik vind de meeste onderwerpen van school leuk.

1 2 3 4 5

Ik ben tevreden met de leraren op deze school.

1 2 3 4 5

Ik heb het idee dat ik nuttige dingen leer op school.

1 2 3 4 5

Ik vind de dingen die ik op school leer te moeilijk.

1 2 3 4 5

Ik ben geïnteresseerd in de meeste onderwerpen die ik leer.

1 2 3 4 5

Ik vind het leuk op school. 1 2 3 4 5

Ik vind het lastig om mijn aandacht er de hele les bij te houden.

1 2 3 4 5

Als ik de keuze had zou ik naar een andere school gaan.

1 2 3 4 5

Ik mis vaak dingen die gezegd worden in de klas.

1 2 3 4 5

Volledig mee oneens Deels mee oneens

Neutraal Deels mee eens

Volledig mee eens

Ik werk hard om goede resultaten te behalen.

1 2 3 4 5

Ik dagdroom vaak in de klas. 1 2 3 4 5

Er zijn slechts enkele

onderwerpen op school waar ik erg mijn best voor moet doen.

1 2 3 4 5

Ik luister vaak zorgvuldig als de leraar wat zegt in de klas.

1 2 3 4 5

Voor sommige school

gerelateerde onderwerpen kan ik beter mijn best doen.

1 2 3 4 5

Als ik huiswerk heb stel ik dat zo lang mogelijk uit.

1 2 3 4 5

Ik ben vaak bang dat ik mijn toetsen niet haal.

1 2 3 4 5

Ik heb het gevoel dat ik binnen een groep val in de klas.

1 2 3 4 5

Meestal doe ik mijn huiswerk vanuit mezelf.

1 2 3 4 5

Ik ben meestal langzamer met leren dan mijn klasgenoten.

1 2 3 4 5

Ik vind huiswerk meestal makkelijk.

1 2 3 4 5

Ik voel me wel eens alleen in de klas.

1 2 3 4 5

Ik word goed behandeld door mijn klasgenoten.

Volledig mee oneens Deels mee oneens

Neutraal Deels mee eens

Volledig mee eens

Ik kan met de meeste leraren goed overweg.

1 2 3 4 5

Ik word wel eens gepest door andere scholieren.

1 2 3 4 5

Ik vind het lastig om vrienden te maken op school.

1 2 3 4 5

Ik vind de meeste docenten hulpvol wanneer ik problemen heb met school.

1 2 3 4 5

Ik heb het idee dat mijn klasgenoten leerstof sneller opnemen dan ik.

1 2 3 4 5

Ik heb weinig vrienden in de klas.

1 2 3 4 5

Leraren helpen mij meestal niet goed als ik vragen heb.

1 2 3 4 5

Ik denk dat ik capabel genoeg ben om de stof te leren.

1 2 3 4 5

Er zijn genoeg klasgenoten die mij zouden helpen als ik daarom zou vragen.

1 2 3 4 5

Ik maak gemakkelijk vrienden op school.

1 2 3 4 5

Bijlage 3

Tabel 1

Verdeling van de leeftijden

Wat is je leeftijd?

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 11 5 2,6 2,6 2,6 12 74 37,9 37,9 40,5 13 80 41,0 41,0 81,5 14 15 7,7 7,7 89,2 15 16 8,2 8,2 97,4 16 5 2,6 2,6 100,0 Total 195 100,0 100,0

Bron: Eigen onderzoek

Tabel 2

Verdeling van de geslachten

Wat is je geslacht?

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid man 88 45,1 45,1 45,1

vrouw 107 54,9 54,9 100,0

Total 195 100,0 100,0

Bron: Eigen onderzoek

Tabel 3

Verdeling van de niveau’s

Op welk niveau volg je onderwijs?

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid VMBO 47 24,1 24,1 24,1 HAVO 71 36,4 36,4 60,5 VWO 77 39,5 39,5 100,0 Total 195 100,0 100,0

Tabel 4

Verdeling van de schooljaren

In welk jaar zit je?

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 1 94 48,2 48,2 48,2 2 80 41,0 41,0 89,2 4 21 10,8 10,8 100,0 Total 195 100,0 100,0

Bron: Eigen onderzoek

Tabel 6

Verdeling van de iPadgebruikers en niet-Ipadgebruikers