• No results found

Beschrijvende statistiek

In document De commissaris met argusogen? (pagina 35-40)

In het volgende stuk zullen de verschillende variabelen middels beschrijvende statistiek nader worden beschouwd. Per variabele wordt de minimum- en maximumwaarde beschreven, alsmede het gemiddelde en de standaarddeviatie. Voor de dummy variabelen is reeds in figuur 3 en 4 weergegeven hoe de onderzochte ondernemingen zijn verdeeld.

Corporate Governance Score

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

CGS 62 ,50 1,00 ,7669 ,12929

Figuur 6: Beschrijvende statistiek CGS

Uit figuur 6 blijkt dat de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code zoals deze is gebleken uit de jaarverslagen van de onderzochte ondernemingen behoorlijk varieert. Gemiddeld wordt van de 20 bepalingen, waarvan de naleving in het jaarverslag dient te worden vermeld, 77% nageleefd. Dit is lager dan wat blijkt uit het onderzoek van de Monitoring Commissie over 200943, maar juist weer hoger dan het nalevingspercentage dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van de Vereniging van Effecten Bezitters (65%)44. Er zijn twee ondernemingen welke slechts de helft van deze bepalingen naleven volgens het jaarverslag. Eén onderneming voldoet aan alle bepalingen volgens het jaarverslag.

43

http://commissiecorporategovernance.nl/page/downloads/2010_Nalevingsrapport.pdf

35 Zoals uit figuur 2 en vergelijking (2) in paragraaf 3.3 blijkt is de variabele CGS opgebouwd uit drie groepen bepalingen. De onderverdeling hiervan is als volgt weergegeven in figuur 7.

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

CGS_II 62 2 6 4,23 1,047

CGS_III 62 4 10 7,55 1,676

CGS_O 62 1 4 3,56 ,716

Figuur 7: Onderverdeling groepen bepalingen CGS

Van de bepalingen met betrekking op het bestuur (CGS_II) worden gemiddeld ruim 4 van de 6 nageleefd. Een veelal niet (volledig) nageleefde bepaling in deze categorie is II.2.12, welke eisen stelt aan de presentatie van het remuneratierapport. Gezien het groot aantal eisen45 waar dit rapport aan dient te voldoen volgens deze bepaling is dit verklaarbaar. Dit blijkt ook uit andere onderzoeken inzake de naleving van onder meer de Rijksuniversiteit Groningen46 en de Monitoring Commissie Corporate Governance Code47.

Een zelfde beeld blijkt uit de groep bepalingen met betrekking op de Raad van Commissarissen (CGS_III), waarvan gemiddeld afgerond 8 van de 10 bepalingen worden nageleefd. Een specifieke bepaling welke niet wordt nageleefd is in deze groep minder evident. Hoewel elk jaarverslag is voorzien van een verslag van de RvC, varieert deze duidelijk in lengte en diepgang tussen de ondernemingen. In sommige ondernemingen wordt uitgebreid verslag gedaan van de behandelde onderwerpen maar wordt er niets gemeld over een bespreking van de strategie en het risicobeheersings- en controlesysteem (een eis van bepaling III.1.8).

Tevens wordt er vaak wel gemeld dat men het bestuur en de RvC heeft beoordeeld, maar wordt geen melding gedaan van de manier waarop een dergelijke evaluatie heeft plaatsgevonden (een eis van bepaling III.1.7) of beperkt men zich slechts tot de eigen RvC.

45 Bepaling II.2.12 verwijst naar een overzicht in bepaling II.2.13 welke 10 eisen stelt aan het

remuneratierapport. Indien niet aan alle eisen is voldaan wordt deze bepaling als niet nageleefd beschouwd.

46 http://commissiecorporategovernance.nl/page/downloads/2010_Nalevingsrapport.pdf

47

http://commissiecorporategovernance.nl/page/downloads/2010_Rapport_Monitoring_Commissie_Corporate_Go vernance_Code.pdf

36 Ook worden bepaalde zaken, zoals bijvoorbeeld transacties met tegenstrijdige belangen (bepalingen II.3.4 & III.6.3), nergens in het jaarverslag besproken. Hoewel dit niet hoeft te betekenen dat dergelijke zaken zich hebben voorgedaan gedurende het jaar, wordt dit als het niet naleven van de relevante bepaling gezien. Andere ondernemingen melden simpelweg dat er geen sprake was van dergelijke transacties gedurende het boekjaar. Voor zulke bepalingen geldt dan ook dat met kleine aanvullingen in het jaarverslag de mate van naleving aanzienlijk kunnen verhogen.

De bepalingen uit de laatste groep (CGS_O) worden doorgaans volledig nageleefd, afgerond 4 van de 4 bepalingen. Hier zijn dan ook geen bijzonderheden te benoemen.

Gemiddeld aantal nevenfuncties per commissaris

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

GNC 62 ,666667 8,400000 4,24868792 1,603726844

Figuur 8: Beschrijvende statistiek GNC

Figuur 8 geeft weer hoeveel nevenfuncties er binnen de RvC per commissaris worden aangehouden. Dit varieert behoorlijk met een minimum van afgerond 1 tot ruim 8 per commissaris. Met een gemiddelde van iets meer dan 4 blijft men wel onder het maximum van 5 welke door de wetswijziging is ingesteld. Aangezien sommige commissarissen hier ruimschoots overheen gaan is de verwachting dat dit in de toekomst wel zal afnemen, nu de wet ook daadwerkelijk is gewijzigd.

Relatief aantal nevenfuncties zijnde voorzitterschappen

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

RNV 62 ,000000 ,750000 ,25872259 ,139098536

Figuur 9: Beschrijvende statistiek RNV

Figuur 9 toont het percentage voorzitterschappen van het aantal nevenfuncties binnen de gehele RvC. Hieruit blijkt dat in een enkel geval er überhaupt geen sprake is van nevenfuncties zijnde voorzitterschappen, terwijl in het andere uiterste 75% van de nevenfuncties een voorzitterschap betreft. Gemiddeld is ongeveer één van elke vier nevenfuncties een voorzitterschap.

37 In principe zou een voorzitterschap meer tijd kosten, dit valt onder andere af te leiden uit de hogere vergoeding die een voorzitter doorgaans krijgt binnen de RvC en de extra taken die bij een dergelijke functie horen. Een voorzitterschap zou zodoende meer eisen en een commissaris zou minder goed in staat moeten zijn overige taken goed te vervullen.

Activa, netto omzet & aantal werknemers

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

ACT 62 55.883 1.163.643.000 29.777.221,15 1,518E8

NOMZ 62 1.096 27.925.000 4.068.671,58 6.425.009,021

WRK 62 33 493.240 26.313,55 68.692,981

Figuur 10: Beschrijvende statistiek ACT, NOMZ & WRK (ACT en NOMZ in Euro’s)

Figuur 10 toont de verdeling van de verschillende controlevariabelen met betrekking tot ondernemingsgrootte. Aangezien deze variabelen enorm in omvang kunnen variëren wordt het natuurlijk logaritme van deze variabelen gebruikt in de regressieanalyse.

De verschillen tussen ondernemingen worden onder meer bepaald door de soort onderneming en welke activiteiten deze ontplooit. Zo beschikt een financiële instelling doorgaans over grote hoeveelheden kapitaal en zodoende over meer activa en zal een industriële productieonderneming een grote hoeveelheid aan activa in de vorm van productiemachines aanhouden. Hetzelfde is van invloed op het aantal werknemers. Een dienstverlenend bedrijf zal doorgaans meer professionals in dienst hebben dan een grotendeels geautomatiseerde productieonderneming. Netto omzet wordt verder beïnvloed door de economische situatie (2009 volgt direct op de financiële crisis uit 2008) en specifieke zaken binnen een onderneming zoals grote investeringen die zijn gedaan in een jaar.

Vergaderingen & commissies Raad van Commissarissen

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

RvC_VERG 62 3 15 8,08 2,783

RvC_COMM 62 0 5 2,40 1,166

38 Figuur 11 geeft weer hoeveel vergaderingen de diverse Raden van Commissarissen gedurende 2009 hebben gehouden en hoeveel commissies er binnen de RvC zijn ingesteld. Gemiddeld vergaderde een RvC zo’n 8 maal gedurende het jaar, met uitschieters naar minimaal 3 en maximaal 15. In principe zouden meer vergaderingen moeten duiden op meer drukte voor de betrokken commissarissen, evenals het aantal ingestelde commissies welke op hun beurt ook weer meer inzet eisen middels commissievergaderingen en dergelijke.

Binnen sommige ondernemingen zijn geen specifieke commissies ingesteld maar worden de taken door de RvC als geheel uitgevoerd. De Code schrijft pas voor dat er drie commissies ingesteld dienen te worden indien er 5 of meer commissarissen zitting hebben in een RvC. Sommige ondernemingen volgen deze richtlijn, anderen leggen de bepaling geheel naast zich neer of voegen verschillende commissies samen. Een enkele onderneming kiest er voor om naast de drie ‘vaste’ commissies nog extra commissies in te stellen. Hierbij kan worden gedacht aan een commissie op het gebied van risicomanagement. Zodoende is het mogelijk het maximum van 5 commissies te bewerkstelligen. Gemiddeld zijn er 2,4 commissies ingesteld binnen de RvC.

Leverage

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

LEV 62 ,269862 ,969510 ,63581402 ,165949471

Figuur 12: Beschrijvende statistiek LEV

Figuur 12 toont de mate van ‘leverage’ binnen de onderzochte ondernemingen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 toont leverage aan welk deel van het balanstotaal is gefinancierd met vreemd vermogen. Dit varieert van zo’n 27% tot 97% in het uiterste geval, wat duidt op bijna volledige financiering middels vreemd vermogen. Gemiddeld is de leverage ongeveer 64%. Financierders van vreemd vermogen zouden meer eisen aan de mate van naleving van de Code eisen als waarborg dat er zorgvuldig met hun investeringen wordt omgesprongen.

39

Ondernemingsleeftijd

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Dev.

OLT 62 3 244 61,31 56,345

Figuur 13: Beschrijvende statistiek OLT

Figuur 13 geeft weer hoe oud de bij het onderzoek betrokken ondernemingen zijn. De jongste onderneming is slechts 3 jaar oud en zal daardoor mogelijk minder ver gevorderd zijn met het implementeren en naleven van de Code. De oudste onderneming is reeds 244 jaar oud. Gemiddeld draait een onderneming al ruim 61 jaar.

4.2 Meervoudige regressieanalyse

In document De commissaris met argusogen? (pagina 35-40)