• No results found

Bescherming in situaties dat niet gekapt gaat worden

In document Bomenbeleidsplan (pagina 22-29)

In een boom wordt veel geïnvesteerd om hem volwassen te laten worden. Het is daarom belangrijk dat de boom zolang mogelijk te behouden. In goede omstandigheden kunnen bomen 100 tot 150 jaar oud worden. In een stedelijke omgeving ligt die levensverwachting doorgaans aanzienlijk lager omdat de omstandigheden daar minder gunstig zijn. Het streven is dat bomen in het stedelijk gebied

gemiddeld 50 jaar oud worden. In de levensloop van de boom vinden regelmatig activiteiten plaats in de omgeving van de boom, die een aantasting kunnen betekenen van de leefomstandigheden en die de kans op het bereiken van de volwassen fase of de beoogde leeftijd sterk verkleinen. Om

beschadigingen aan de boom en zijn groeiplaats te voorkomen is het noodzakelijk dat beschermende maatregelen getroffen worden.

• Zichtbaar moet gemaakt worden welke bomen gehandhaafd kunnen worden. Indien blijkt dat een boom met voldoende toekomstperspectief op een bouw- of projectlocatie kan blijven staan wordt alles gedaan wat mogelijk is om de boom daadwerkelijk goed te behouden. Dit houdt ondermeer in dat het ontwerp wordt aangepast aan het meest boomvriendelijke alternatief.

• Bomen worden bij aanvang van een project deugdelijk afgeschermd. Binnen de te handhaven bewortelbare ruimte van de boom zijn de volgende activiteiten in principe verboden. Graafwerk, transport en opslag van materialen, ophoging van het maaiveld, omvorming van open maaiveld naar verhard maaiveld, bodembewerking, dempen van watergangen, wijzigen van het

grondwaterniveau.

• Bij werkzaamheden rondom bomen worden de eisen en randvoorwaarden voor bouw of aanleg bij bomen in acht genomen (Richtlijn Stadswerk). Schades aan bomen worden zoveel als mogelijk voorkomen. Doen deze zich onverhoopt toch voor dan worden ze direct gemeld bij de

opdrachtgever. Deze kan vervolgens een deskundige inschakelen om de schade vakbekwaam te beoordelen en zo goed mogelijk te (laten) herstellen.

• Voor een goede effectuering van het beleid is een goed toezicht van eminent belang. Alleen op die manier kan worden vastgesteld of de “regels” worden nageleefd, of op de juiste wijze met de uitgangspunten van het beleid wordt omgegaan. Dit kan versterkt worden met het opleggen van boetebepalingen in werkomschrijvingen van opdrachten, of in bestekken voor niet naleven van de opgelegde regels in de uitvoering. Dergelijke bedingen moeten vervolgens bij geconstateerde overtredingen op de juiste wijze geëffectueerd worden.

4.3.5 Beheer

Voor een goede bescherming van bomen in de dagelijkse werkuitvoering is een bomenbeheerplan nodig. In zo’n plan is meer concreet – in meer meetbare en productieve termen – vastgelegd op welke wijze met bomen wordt omgegaan, aan welke kwaliteitseisen de werkzaamheden aan bomen moeten voldoen.

Figuur 13. Snoeien

Voor het duurzaam instandhouden van bomen is een goede uitgangssituatie essentieel, evenals de juiste middelen (geld en vakmanschap). Het aantal en de aard van maatregelen kan beperkt blijven bij een natuurlijke groei. Deze voorwaarden worden geschapen in het programma Schoon, Heel, Veilig en Duurzaam. Vanuit dit programma en de eisen die door het bomenbeleid worden gesteld geldt het volgende.

• De goede boom op de juiste plaats maakt de natuurlijke groei en ontwikkeling mogelijk zonder vormsnoei, alleen jeugd-begeleidingssnoei.

• Er wordt zeer beperkt besloten tot knotten en/of kandelaberen, alleen in bepaalde specifieke en/of solitaire situaties. Feitelijk is hierbij sprake van nieuwe ontwerp- en beheeruitgangspunten en is een kapbeslissing – en in voorkomende gevallen een kapvergunning – nodig.

• Geen ziekte- of plaagbestrijding, behalve in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld bij

iepenziektebestrijding alleen het injecteren van iepen die voorkomen op de bomenstructuurkaart en/of bijzondere bomenkaart.

• Structurele en overmatige overlast (vruchtval, schaduw, wortelopdruk, uitzicht) wordt voorkomen, en zonodig en zo mogelijk weg genomen. De afweging in hoeverre de overlast zwaarder dient te worden gewaardeerd dan het boombelang is aan het college dan wel aan de mandataris. De vaststelling van de mate van wortelopdruk en/of verzakking geschiedt met behulp van de criteria en meetmethoden zoals die door de CROW zijn ontwikkeld.

Figuur 14. Knotwilg

De Gedragscode ‘Bestendig beheer van gemeentelijke groenvoorzieningen’, op grond van Flora- en Faunawet (door het college vastgesteld in haar vergadering van 25 november 2008 (nr. 081125.BA) en in werking tredend op 1 januari 2009) is van toepassing en voor de uitvoering worden de

Kwaliteitsrichtlijnen en Besteksvoorwaarden Boombeheer (KBB-richtlijnen) gehanteerd.

Bij werkzaamheden rondom bomen nemen we de eisen en randvoorwaarden voor bouw of aanleg bij bomen in acht (Richtlijn Stadswerk).

4.3.6 Belangenafweging

Afweging belangen is noodzakelijk als een bestuursrechtelijke besluit (de al dan niet verlening van een kapvergunning) wordt genomen. Maar ook als sprake is van een beslissing die niet leidt tot een bestuursrechtelijk rechtsgevolg dient aan die beslissing een goede afweging van alle relevante belangen ten grondslag te liggen.

In de Kapverordening (art. 4.5.4 APV) zijn criteria opgenomen. Ze zijn geformuleerd als

weigeringsgronden, maar worden doorgaans gehanteerd als beoordelingskader om tot een besluit te komen. Die criteria zijn echter subjectief van aard doordat ze voor het merendeel alleen zijn terug te voeren op de esthetische waarde van de te kappen houtopstand. Het nieuwe beoordelingskader (bijlage 1) bevat dezelfde afwegingspunten als tot nu toe gebruikelijk, maar is aangevuld met enkele objectiveerbare maatstaven. De belangen worden per onderdeel naar grootte van het belang gemotiveerd gespecificeerd zowel voor behoud als voor verwijdering.

In het eindoordeel worden zowel de belangen van behoud als de belangen voor verwijdering samengevat en beoordeeld naar klein, gemiddeld en groot belang. In de motivatie wordt tevens verwezen naar:

-gemeentelijke beleidsuitgangspunten en –beleidsplannen;

-belangen derde-belanghebbenden;

-alternatieven.

Het besluit kan – ook na een uiterst zorgvuldige belangenafweging – leiden tot schade voor een belanghebbende. Bij de daarbij behorende schadevergoeding zijn de bepalingen in de landelijke wetgeving, o.a. het Burgerlijk Wetboek en de Boswet van toepassing.

Het afwegingskader – de criteria op grond waarvan de afweging wordt verricht – is niet een vrijblijvend iets, maar is vastgelegd in bijlage 1 bij deze nota. Ook in de “oude” situatie werd met dit kader wel gewerkt, maar de werkwijze was toen wat minder goed te volgen voor buitenstaanders en het resultaat er van werd ook niet eenduidig vastgelegd. Als gevolg daarvan bestond het risico dat de

schijn van willekeur werd opgewekt, hetgeen het vertrouwen op een evenwichtige besluitvorming niet bevordert. Dat wordt mede in de hand gewerkt door het feit dat meestal geen sprake was van het systematisch doorlopen van een vragenlijst, zodat bepaalde aspecten ook ongewild werden overgeslagen. De nieuwe wijze van werken sluit dit risico uit.

4.3.7 Slotopmerkingen

4.3.7.1 Tijdpad

Voorkomen moet worden dat een aanvraag te lang in procedure is. Het is immers van belang dat ook de aanvrager weet dat binnen een redelijke termijn een besluit gereed is. In de "oude" regeling is sprake van een doorlooptijd van acht weken, eenmaal met acht weken te verlengen indien

noodzakelijk. Deze regeling heeft in de praktijk altijd goed gefunctioneerd, zodat deze gehandhaafd kan worden.

Zonder dit besluit is er geen toestemming om de velling te laten plaatsvinden.

4.3.7.2 Communicatie

Voor het van kracht worden van de nieuwe regeling, de wijziging van de APV (geen kapvergunningen meer behalve voor Bijzondere bomen en bestaande uitzonderingen), moet de regeling gepubliceerd worden.

Met het grotendeels wegvallen van de vergunningplicht vervalt daarvoor ook de grond om het besluit te publiceren. Het was gebruikelijk om het genomen besluit op te nemen in de gemeentelijke

bekendmakingen in de Flevopost, hoewel dat wettelijk niet verplicht was (bekendmaking is alleen verplicht ten opzichte van de aanvrager van de vergunning, dat is het college). Op die manier echter werd voorkomen dat burgers voor voldongen feiten werden geplaatst en ontstond de mogelijkheid om een bezwaar tegen het genomen besluit in te dienen. Dit was ook een graadmeter voor het antwoord op de vraag welk belang burgers hechtten aan de aanwezigheid van bomen, en op de vraag in hoeverre men betrokken was bij bomen en de besluitvorming daaromtrent.

De gekozen werkwijze leidde echter ook tot het misverstand dat het niet-verschijnen van deze publicatie er toe leidde dat de verleende kapvergunning niet kon worden uitgevoerd. Dat heeft er wel eens toe geleid dat geplande werkzaamheden werden uitgesteld of stilgelegd, terwijl daarover ook wel procedures bij de rechtbank zijn gevoerd.

Gelet op de veelvuldigheid aan reacties, en gelet op het beleidsuitgangspunt dat zich het best laat verwoorden door "De burger centraal" is het van groot belang dat een velling via een bewonersbrief aan de omwonenden wordt aangekondigd. Daarbij dient dan vanaf het van kracht worden van de nieuwe regeling wel vermeld te worden dat bezwaar op kapbeslissingen uiten niet mogelijk is.

Voorts is van belang dat het besluit kenbaar wordt gemaakt aan de afdeling die belast is met het actueel houden van het groenbeheerssysteem, zodat de gegevens die dienen als basis voor bijvoorbeeld de onderhoudsbestekken betrouwbaar zijn.

Bijlage 1: Beoordelingskader

Bijlage 1: Beoordelingskader

Bijlage 1: Beoordelingskader

Bijlage 1: Beoordelingskader

In document Bomenbeleidsplan (pagina 22-29)