• No results found

commentaar en aanbevelingen

2. Nakoming van de waakzaamheidsverplichtingen door derden

2.2. Beroep op een derde zaakaanbrenger

Page 5 of 8

Nakoming van verplichtingen door derden: commentaar en aanbevelingen | nbb.be

Het beroep dat op een derde zaakaanbrenger wordt gedaan, verschilt in die zin van het beroep dat op een

lasthebber of onderaannemer wordt gedaan, dat de derde zaakaanbrenger niet in de eerste plaats optreedt in naam en voor rekening van de instelling op grond van een van deze laatste verkregen mandaat. Aangezien de derde zaakaanbrenger overeenkomstig de antiwitwaswet of een gelijkwaardige wet van een ander land aan identieke of gelijkwaardige waakzaamheidsverplichtingen is onderworpen, vervult hij eerst zijn waakzaamheidsverplichtingen ten aanzien van zijn cliënt, volgens zijn eigen procedures, onafhankelijk van de financiële instelling. Vervolgens bezorgt hij het resultaat van zijn eigen waakzaamheidsverplichtingen aan de financiële instelling waarbij hij zijn cliënt aanbrengt, zodat deze financiële instelling rekening kan houden met dit resultaat bij het vervullen van haar eigen waakzaamheidsverplichtingen. Daardoor kan in de mate van het mogelijke worden vermeden dat dezelfde waakzaamheidsverplichtingen een tweede maal worden vervuld.

Wanneer een cliënt bijvoorbeeld een hypothecaire lening wenst aan te gaan bij een kredietinstelling en daarvoor een levensverzekeringsovereenkomst dient te worden afgesloten die als waarborg wordt verstrekt, kan de

verzekeringsonderneming gebruikmaken van de identificatie en identiteitsverificatie die de kredietinstelling voor haar eigen behoeften heeft verricht, om te voldoen aan haar eigen verplichtingen tot identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënt en diens eventuele lasthebbers en uiteindelijke begunstigden. De kredietinstelling fungeert dan als derde zaakaanbrenger voor de verzekeringsonderneming.

Een ander courant voorbeeld van een beroep op een derde zaakaanbrenger is het geval waarin een

levensverzekeringsonderneming gebruikmaakt van het resultaat van de waakzaamheidsverplichtingen die vervuld zijn door een verzekeringstussenpersoon, overeenkomstig haar eigen wettelijke en reglementaire verplichtingen ter zake.

2.2.1. Waakzaamheidsverplichtingen waarvoor een beroep mag worden gedaan op een derde zaakaanbrenger

Volgens artikel 42 van de antiwitwaswet mogen de onderworpen entiteiten voor de volgende algemene waakzaamheidsverplichtingen gebruikmaken van derde zaakaanbrengers:

• de verplichtingen tot identificatie en identiteitsverificatie (artikelen 26 tot 32);

• de verplichting tot identificatie van de kenmerken van de cliënt en van het doel en de aard van de zakelijke relatie (artikel 34);

• de verplichting tot bijwerking van de informatie (artikel 35, § 1, 2°).

Hieronder vallen ook de verplichtingen met betrekking tot het verzamelen en verifiëren van de informatie die nodig is voor het vervullen van de verplichting tot waakzaamheid ten aanzien van occasionele verrichtingen en verrichtingen die tijdens de zakelijke relatie worden uitgevoerd. Deze verplichting tot waakzaamheid ten aanzien van de

occasionele verrichtingen en de zakelijke relaties mag echter niet worden vervuld door derde zaakaanbrengers.

2.2.2. Derde zaakaanbrengers waarop een beroep mag worden gedaan

Overeenkomstig artikel 43 van de antiwitwaswet mag op de volgende derde zaakaanbrengers een beroep worden gedaan:

1° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5;

2° de onderworpenen entiteiten bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2015/849, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat;

3° de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2015/849, die ressorteren onder het recht van een derde land en:

• die onderworpen zijn aan de wettelijke of reglementaire verplichtingen op het stuk van waakzaamheid ten aanzien van de cliënten en de bewaring van documenten die verenigbaar zijn met de verplichtingen waarin Richtlijn 2015/849 voorziet; en

• die onderworpen zijn aan een toezicht op de naleving van deze wettelijke of reglementaire verplichtingen dat voldoet aan de vereisten bepaald in hoofdstuk VI, afdeling 2, van Richtlijn 2015/849.

Het begrip “derde zaakaanbrenger” werd dus verruimd ten opzichte van dat van artikel 10 van de wet van 11 januari 1993, aangezien alle onderworpen entiteiten, en niet alleen de in de wet opgesomde entiteiten, thans als derde zaakaanbrenger mogen optreden. Aangezien de antiwitwaswet ingevolge de ontwikkelingen in de Europese regelgeving niet langer bepaalt dat de Koning een lijst van “gelijkwaardige derde landen” dient op te stellen, moet

elke onderworpen entiteit die een beroep wenst te doen op een derde zaakaanbrenger die onder het recht van een derde land ressorteert, nagaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen en het toezicht waaraan de derde is onderworpen, voldoen aan de bovenstaande gelijkwaardigheidseisen.

Paragraaf 2 van artikel 43 van de antiwitwaswet daarentegen, bepaalt dat de onderworpen entiteiten geen beroep mogen doen op derde zaakaanbrengers die gevestigd zijn in derde landen met een hoog risico. In het tweede lid van deze paragraaf 2 wordt echter voorzien in een uitzondering op dit verbod. In dit lid wordt namelijk bepaald dat de onderworpen entiteiten een beroep mogen doen op hun bijkantoren of meerderheidsdochters of op andere entiteiten van hun groep, ook al zijn ze gevestigd in derde landen met een hoog risico, indien aan de drie

voorwaarden is voldaan die opgesomd zijn in het tweede lid van paragraaf 2 van artikel 43 van de antiwitwaswet. Er zij opgemerkt dat alle - rechtstreekse of onrechtstreekse - bijkantoren en dochterondernemingen in aanmerking komen op voorwaarde dat ze onder het groepsbeleid vallen.

2.2.3. Concrete regels voor beroep op een derde zaakaanbrenger

Overeenkomstig artikel 44, § 1 van de antiwitwaswet moeten de financiële instellingen die een beroep doen op een derde zaakaanbrenger, van hem eisen dat hij onmiddellijk de informatie doorgeeft betreffende de identiteit van de cliënt en, in voorkomend geval, van diens lasthebbers en uiteindelijke begunstigden, en betreffende de kenmerken van de cliënt en het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie, die voortvloeien uit de

waakzaamheidsverplichtingen die door de derde zaakaanbrenger zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 42 van de Wet of overeenkomstig de gelijkwaardige bepalingen van de buitenlandse wetgeving waaraan hij onderworpen is.

De onderworpen entiteiten die een beroep doen op een derde zaakaanbrenger moeten eveneens gepaste maatregelen nemen opdat de derde zaakaanbrenger hen, zodra zij daarom verzoeken, onmiddellijk een afschrift bezorgt van de bewijsstukken of betrouwbare informatiebronnen aan de hand waarvan hij de identiteit van de cliënt en in voorkomend geval van diens lasthebbers en uiteindelijke begunstigden heeft geverifieerd.

Omgekeerd geldt overeenkomstig artikel 44, § 2 van de antiwitwaswet ook dat de financiële instellingen die als derde zaakaanbrenger optreden, onmiddellijk de betrokken informatie moeten meedelen en eveneens onverwijld, op eerste verzoek, een afschrift moeten bezorgen van de bewijsstukken die worden gebruikt om deze informatie te bevestigen, met name, in voorkomend geval, informatie die wordt verkregen:

• door middel van elektronische identificatiemiddelen zoals deze aangeboden of erkend binnen de authenticatiedienst, die de identiteit van personen online bevestigen, of

• door middel van relevante vertrouwensdiensten zoals bedoeld in de eIDAS-Verordening.

Wanneer een verzekeringsmakelaar bijvoorbeeld als tussenpersoon optreedt voor het afsluiten van een levensverzekering door een cliënt, moet deze makelaar de identificatiegegevens van de cliënt onmiddellijk doorgeven en moet hij de afschriften van de bewijsstukken onverwijld, op eerste verzoek, verstrekken.

De resultaten van de waakzaamheidsverplichtingen die zijn uitgevoerd door een derde zaakaanbrenger die zich in een EER-land of in een derde land bevindt, kunnen door de onderworpen entiteiten worden aanvaard, zelfs indien de gegevens of de bewijsstukken waarop de identificatie of de identiteitsverificatie betrekking hebben, verschillen van deze die vereist zijn door de Belgische wet of door de ter uitvoering ervan genomen maatregelen.

Artikel 21 van het antiwitwasreglement van de NBB bepaalt ook dat een derde zaakaanbrenger overeenkomstig artikel 42 van de antiwitwaswet een tussenkomst mag verrichten op voorwaarde dat de interne procedures van de onderworpen financiële instelling bepalen dat:

1° de onderworpen financiële instelling vooraf moet verifiëren of de derde zaakaanbrenger in voorkomend geval voldoet aan de voorwaarden van artikel 43, § 1, 3° en § 2, tweede lid, van de antiwitwaswet, en dat ze de documenten waarop zij zich hiervoor heeft gebaseerd, moet bewaren;

2° de derde zaakaanbrenger er zich vooraf schriftelijk moet toe verbinden:

a) de financiële instelling onmiddellijk de identiteitsgegevens te bezorgen van de cliënten die hij voornemens is aan te brengen en, in voorkomend geval, van zijn lasthebbers en uiteindelijke begunstigden, alsook gegevens over de kenmerken van de cliënt en het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie, die nodig zijn voor de nakoming van de waakzaamheidsverplichtingen die hem overeenkomstig artikel 42 van de antiwitwaswet zijn opgelegd;

Page 7 of 8

Nakoming van verplichtingen door derden: commentaar en aanbevelingen | nbb.be

b) de financiële instelling onverwijld en zodra zij daarom verzoekt, een kopie te bezorgen van de bewijsstukken of de betrouwbare informatiebronnen aan de hand waarvan hij de identiteit heeft geverifieerd van de cliënten en, in voorkomend geval, van zijn lasthebbers en uiteindelijke begunstigden.

Er dient echter te worden onderstreept dat, wanneer een financiële instelling een beroep doet op een derde zaakaanbrenger, dit niet betekent dat zij haar verantwoordelijkheid op die derde zaakaanbrenger kan afwentelen.

Bijgevolg moeten financiële instellingen die gebruikmaken van derde zaakaanbrengers, passende interne

controlemaatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de identificatiegegevens die door de derde zaakaanbrengers zijn verzameld en de verificaties die zij met betrekking tot deze gegevens hebben verricht, adequaat en toereikend zijn om deze financiële instelling in staat te stellen volledig te voldoen aan haar wettelijke en reglementaire verplichtingen ter zake. Indien dat niet het geval is, moet de financiële instelling de waakzaamheidverplichtingen aanvullen of zelfs opnieuw uitvoeren.

In dit verband wordt de aandacht in het bijzonder gevestigd op het feit dat de derde zaakaanbrenger enerzijds, en de financiële instelling waarbij de cliënt wordt aangebracht anderzijds, aan diezelfde cliënt verschillende

risicoprofielen kunnen toekennen indien dit gerechtvaardigd is. Wanneer de derde zaakaanbrenger aan deze cliënt een lager risicoprofiel heeft toegekend dan de financiële instelling, dient de instelling ervoor te zorgen dat de door de derde zaakaanbrenger uitgevoerde waakzaamheidsverplichtingen toereikend zijn om te voldoen aan zijn eigen verplichtingen.

Wanneer de derde zaakaanbrenger zijn waakzaamheidsverplichtingen bijvoorbeeld heeft kunnen versoepelen omdat hij van oordeel is dat het risiconiveau laag is, kan het nodig zijn dat de financiële instelling de

waakzaamheidsverplichtingen aanvult of zelfs opnieuw uitvoert indien zij zelf geen laag risicoprofiel aan deze cliënt heeft toegekend of als haar interne procedures niet toestaan dat de waakzaamheidsverplichtingen worden

versoepeld. Dit geldt ook wanneer de financiële instelling, in tegenstelling tot de derde zaakaanbrenger, een hoog risicoprofiel toekent aan de cliënt, in welk geval zij wettelijk verplicht is de strengere waakzaamheidsverplichtingen die niet werden uitgevoerd door de derde zaakaanbrenger, zelf uit te voeren.

Brexit

Referentiedocumenten

• 22 december 2020 – Mededeling NBB_2020_050 / Toepassing van Europese Verordening 2015/847 betreffende geldovermakingen op overmakingen naar het Verenigd Koninkrijk

• EBA Opinion dated 12 October 2017 on Brexit issues

• EIOPA Opinion dated 11 July 2017 on supervisory convergence in light of the Brexit

Page 1 of 1

Brexit | nbb.be

Waakzaamheidsonderzoek ten aanzien van de

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN