• No results found

Op de verleende vrijstelling en bouwvergunning is de Chw van toepassing. Het besluit is be-kendgemaakt na 31 maart 2010 en valt onder categorie 1.1 van Bijlage I van de Chw, ‘aanleg (…) van productie-installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in (…) artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998’.

De bekendmaking

In de bekendmaking is vermeld:

‘Om de economie uit het slop te trekken is de Crisis- en herstelwet aangenomen. De Crisis- en herstelwet heeft, om de realisatie van onder andere bepaalde bouwprojecten te realiseren, pro-jecten aangewezen waarvoor een gewijzigde, verkorte, beroepsprocedure geldt. De realisatie van windturbines is een van de aangewezen projecten. Voor de beroepsprocedure betekent dit dat het voor appellanten niet mogelijk is om een pro-forma beroepsschrift in te dienen. Appellanten moeten direct de gronden van hun beroep indienen. Wanneer niet meteen de gronden van beroep worden ingediend, zal het beroepsschrift niet-ontvankelijk worden verklaard.’386

Hiermee heeft het gemeentebestuur van Houten al gewezen op de toepasselijkheid van de Chw (althans het verbod van het indienen van een pro-forma beroepsschrift) voordat dit in artikel 11 BChw verplicht werd vastgelegd.387 Overigens is deze beroepsclausule niet hele-maal volledig, aangezien niet wordt vermeld dat na afloop van de beroepstermijn de gronden niet kunnen worden aangevuld.

Een ambtenaar van de gemeente Houten gaf aan dat men door een actualiteitencursus over de Chw op de hoogte is geraakt van de toepasselijkheid van de Chw en dat men daarom deze beroepsclausule heeft vermeld. In het vervolg van de procedure zal dit van belang blijken te zijn.

Het beroep bij de rechtbank Utrecht, de Afdeling bestuursrechtspraak en het EHRM

De omwonenden en de Stichting Gigawiek hebben beroep ingesteld tegen de bouwvergunning bij de rechtbank Utrecht. Na het ongegrond, respectievelijk niet-ontvankelijk verklaren van deze beroepen is hoger beroep inge-steld bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling heeft alle hoger beroepen ongegrond verklaard. Daarmee is de bestuursrechtelijke procedure bijna voltooid; de bouw van de turbine kan starten als ook de laatste vergun-ningen die moeten worden verleend onherroepelijk zijn. Stichting Gigawiek heeft al aangekondigd een procedu-re te zullen starten bij het Europees Hof voor de procedu-rechten van de mens. Op hun website staat aangegeven dat ze de benodigde € 80.000 al is verzameld.388 Op de website staat ook vermeld dat men van plan is aan te voeren dat de windturbines, aangezien ze te dicht bij de woningen staan, een inbreuk maken op artikel 8 EVRM, het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven.389

In het navolgende zullen de procedures bij de rechtbank en de Afdeling worden besproken. We beperken ons daarbij tot de elementen die een relatie hebben met de Chw.

386

Bouwvergunning nr. BV20070142 21 juni 2010, p. 4.

387

Het besluit is verzonden op 22 juni en het Besluit uitvoering Chw is op 17 juli 2010 in werking getreden,

388

http://gigawiek.nl/home, laatst geraadpleegd op 10 maart 2012.

389

194 Artikel 1.6 lid 2 Chw

De eerder genoemde stichting Gigawiek heeft beroep ingesteld.390 De stichting heeft aange-voerd dat de Chw niet op deze zaak van toepassing is. De toepasselijkheid van de Chw hangt af van de interpretatie van artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998, het relevante gedeelte van dit artikel luidt als volgt:

Artikel 9e

1. Provinciale staten zijn bevoegd voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van die instal-latie op een net, gronden aan te wijzen en daarvoor een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. De gemeenteraad is voor de duur van tien jaren na de vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd voor die gronden een bestemmingsplan vast te stellen.

2. Provinciale staten geven in ieder geval toepassing aan de bevoegdheid op grond van het eerste lid indien een producent een voornemen tot de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid schriftelijk bij hen heeft gemeld en de betrokken ge-meente een aanvraag van die producent tot vaststelling dan wel wijziging van een bestem-mingplan ten behoeve van de realisatie van dat voornemen heeft afgewezen. Voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens kunnen provinciale staten een formulier vaststellen.

De stichting heeft bepleit dat de toepassing van de Chw afhankelijk is van de vraag of pro-vinciale staten van hun bevoegdheid om een inpassingsplan vast te stellen gebruik hadden gemaakt. Aangezien provinciale staten niet van deze bevoegdheid gebruik hadden gemaakt zou de Chw niet van toepassing zijn. De rechtbank volgt deze redenering niet, maar sluit zich aan bij de advocaat van Eneco (bij wiens standpunt de gemeente Houten zich ook had aange-sloten), die had betoogd dat de verwijzing naar dit artikel slechts betrekking had op de woor-den ‘ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW’. Aangezien er 3 windturbines worwoor-den ge-bouwd met een vermogen van 6MW, valt dit plan onder de Chw.

Dat de Chw van toepassing is op dit plan, heeft tot gevolg dat de stichting niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar beroep, aangezien ze een pro-forma beroepsschrift heeft ingediend. Daaraan doet niet af dat de rechtbank zelf in twee brieven aan partijen het (voorlopige) standpunt had ingenomen dat de Chw niet van toepassing was. Aangezien deze brieven zijn verstuurd nadat de beroepstermijn al verstreken was, hebben die geen nadelige gevolgen ge-had voor de partijen, aldus de rechtbank. Die brieven hebben niet bijgedragen aan het ver-zuim dat geen beroepsgronden zijn ingediend binnen de beroepstermijn. De stichting is tegen dit oordeel in beroep gegaan bij de Afdeling.

De Afdeling spreekt uit dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de capaciteit van de windturbines bepalend is voor de vraag of de Chw van toepassing is.391 Appellanten doen vervolgens een beroep op artikel 6 EVRM. De Afdeling overweegt echter, net als in de uit-spraak over de haak om Leeuwarden,392 dat artikel 1.6 lid 2 Chw het recht op toegang tot de

390

Rechtbank Utrecht 04 mei 2011, LJN BQ5237 (Gigawiek, windmolens Houten).

391

ABRvS 14 december 2011, LJN BU7928 (Gigawiek windmolens Houten hb)

392

195

rechter niet in de kern aantast. Ook het feit dat de rechtbank in twee brieven een onjuiste in-terpretatie van de Chw heeft gegeven, baat appellanten niet. De niet-ontvankelijkheid van hun beroep blijft in stand.

Artikel 1.6 lid 4 Chw

Zoals eerder is aangegeven heeft de rechtbank Utrecht aanvankelijk niet onderkend dat de Chw op het beroep van toepassing was. Een ambtenaar van de gemeente Houten gaf aan dat na brieven waarin de rechtbank het standpunt innam dat de Chw niet van toepassing was de advocaat van Eneco een notitie heeft gestuurd waarin hij gemotiveerd uiteenzet waarom hij vindt dat de Chw van toepassing is. In reactie hierop heeft de rechtbank partijen laten weten dat de beroepszaken versneld zouden worden behandeld, aldus nog steeds de gemeente Hou-ten. Uiteindelijk heeft de rechtbank pas in de uitspraak aangegeven dat de Chw van toepas-sing is. Net zoals in de zaak over het gemeentehuis in Zeist het geval was, heeft de rechtbank de zaak alvast versneld behandeld, om zo de termijn van artikel 1.6 lid 4 Chw te halen, mocht die van toepassing zijn. Dat is echter in dit geval niet gelukt. De beroepstermijn is verstreken op 3 augustus 2010 en de uitspraak is gedaan op 20 mei 2011, ruim 9 maanden na het ver-strijken van de beroepstermijn. De uitspraken in hoger beroep door de Afdeling zijn op res-pectievelijk op 7 en 14 december 2011 gedaan, binnen de termijn van artikel 1.6 lid 4 Chw. Artikel 1.9 Chw

Naast de stichting Gigawiek is ook door bewoners die dichtbij (tussen de 500 en 750 meter) de windturbines wonen beroep ingesteld. Op een handtekeningenlijst hebben zich nog 120 omwonenden gevoegd.393 In deze zaak zal alle bezwaren tegen het windmolenpark inhoude-lijk behandeld en verworpen.394

In hoger beroep trof het bezwaar tegen het welstandsadvies doel.395 Dit welstandsadvies uit 2007 was gebaseerd op het bestemmingsplan dat in oktober 2007 is vernietigd. De gemeente heeft echter een nieuw positief welstandsadvies overgelegd en daarom beslist de Afdeling de rechtsgevolgen in stand te laten. Een betrokken ambtenaar van de gemeente merkt in het in-terview op dat de gemeente zich pas naar aanleiding van een beroepsschrift, dat een tegenad-vies bevatte van Waverly architecten, realiseerde dat men zich niet op het oude welstandsad-vies kon baseren. Toen heeft men de commissie snel opnieuw benaderd. De commissie wilde aanvankelijk het bouwplan afkeuren, aangezien ze het als een nieuw project bestempelde. De gemeente wees de commissie echter op het feit dat gezien de verleende vrijstelling de maat-voering en situering van de turbines niet konden worden beoordeeld,396 alleen de vorm en het kleur- en materiaalgebruik. Over dat laatste werd positief geadviseerd.

Aan de toepassing van artikel 1.9 Chw kwam de rechtbank noch de Afdeling toe, aangezien de beroepsgronden niet konden slagen.

Overige beroepen

393

Slechts 27 van hen werden ook als belanghebbenden beschouwd, de rest werd niet-ontvankelijk verklaard.

394

Rechtbank Utrecht 04 mei 2011, LJN BQ5252 (omwonenden windmolens Houten).

395

Raad van State 14 december 2011, LJN BU7929 (omwonenden windmolens Houten hb).

396

196

Een deel van de beroepen die zijn ingesteld door een aantal andere partijen zijn of niet-ontvankelijk, een ander deel vertoont grote overlap met de beroepen die reeds besproken zijn; ze worden hier dan ook verder niet behandeld.

5. De uitvoering van het project

De windturbines zijn inmiddels besteld. Daarvoor geldt een levertijd van ongeveer een half jaar. Er moeten echter nog twee vergunningen worden verleend voordat de bouw kan starten. Zo moet een bouwweg worden aangelegd, waar een aanlegvergunning voor moet worden verleend. Ook moeten er nog maatwerkvoorschriften worden vastgesteld (eerder maakten die deel uit van de vernietigde milieuvergunning) die strenge eisen stellen dan het activiteitenbe-sluit doet.

6. Andere projecten

Gevraagd naar andere projecten die onder de Crisis- en herstelwet vallen, kon de betrokken ambtenaar geen voorbeelden noemen. Wel werd aangegeven dat bij het project Oosterlaak-Rietplas, dat betrekking heeft op de bouw van 18 villa’s, is overwogen om, gezien de maat-schappelijke weerstand, de besluiten in te trekken en daarna opnieuw te nemen, zodat de Chw van toepassing zou zijn. Hiervan is echter afgezien.

7. Effecten van de toepasselijkheid van artikel 1.1 Chw op de uitkomst van de beroepsprocedure

Artikel 1.6 lid 2 Chw

Een van de appellanten, de Stichting Gigawiek c.s., heeft in strijd met artikel 1.6 lid 2 Chw een pro-forma beroepsschrift ingediend. De stichting is bij de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling heeft dat oordeel bevestigd. De advocaat van de stichting gaf aan de vermelding van de Chw in de rechtsmiddelenverwijzing over het hoofd te hebben gezien. Artikel 1.6 lid 4 Chw

De beroepstermijn is verstreken op 3 augustus 2010 en de uitspraak is gedaan op 20 mei 2011, ruim negen maanden na het verstrijken van de beroepstermijn. De uitspraken in hoger beroep door de Afdeling zijn op respectievelijk 7 en 14 december 2011 gedaan, binnen de termijn van artikel 1.6 lid 4 Chw.

8. Effect van de uitkomst van de beroepsprocedure op snelheid van de reali-satie van het project

De procedure over de bouwvergunning bij de rechtbank Utrecht was met 9 maanden iets snel-ler dan gemiddeld en ook de procedure bij de Afdeling is met 6 maanden snelsnel-ler dan gemid-deld. Er is daarmee een tijdswinst geboekt van ongeveer 8 maanden. Dit betekent echter niet dat het project 8 maanden eerder in uitvoering kan worden genomen. Nog niet alle vergun-ningen zijn namelijk verleend. Mocht tegen de nog te verlenen vergunvergun-ningen ook rechtsmid-delen worden aangewend, dan kan het project nog niet worden gerealiseerd.

Ook op een ander vlak heeft de Chw invloed gehad. Zo zijn de Stichting Gigawiek en ver-schillende omwonenden niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep. In een apart beroep, inge-steld door een andere groep omwonenden, zijn echter de argumenten wel inhoudelijk

beoor-197

deeld; ze komen overeen met de argumenten van Gigawiek, aldus een betrokken ambtenaar van de gemeente. Het lijkt dan ook aannemelijk dat bij een ontvankelijk beroep van Gigawiek c.s. de uitkomst van de zaak hetzelfde zou zijn geweest; zeker is dat echter niet. Dat deze par-tij niet-ontvankelijk is verklaard heeft in deze zaak niet tot versnelling geleid, aangezien an-dere partijen wel ontvankelijk waren.

Uit het voorgaande blijkt dat van belang is dat vergunningen na elkaar worden verleend en niet altijd parallel. Dit hangt samen met de mate van zekerheid die nodig is over de uitvoering van een project. Naarmate meer zekerheid is vereist, is het geboden de vereiste vergunningen na elkaar aan te vragen. Zo ontstaan er verschillende losse rechtsbeschermingsprocedures die na elkaar doorlopen moeten worden. Daarnaast wordt de kans groter dat de regels gedurende een project veranderen; zo is de milieuvergunning vervallen en omgezet in een melding, was eerst geen projectbesluit mogelijk en later wel, en viel het project pas na verloop van tijd on-der de Chw.

9. Knelpunten in de realisatie van het project of de toepassing van de Crisis- en herstelwet

Tegen windturbines op land bestaat veel weerstand. Dit is ook in Houten het geval. Er ont-staat georganiseerd verzet tegen de windturbines en de gemeente, de initiatiefnemers en de omwonenden komen tegenover elkaar te staan. Het resultaat is een lange juridische strijd die de verwezenlijking van het project met ongeveer 8 jaar heeft vertraagd, ten opzichte van de oorspronkelijke doelstelling van 11% windenergie in 2005.397 Een deel van deze vertraging is te wijten aan de bezwaren van het ministerie van Defensie, en duiden op moeilijkheden bij het coördineren van besluiten van verschillende overheidsorganen. Een ander deel van de vertraging is te wijten aan de tekortschietende juridische kwaliteit van de vergunningen, die een te globaal karakter hadden en daarom werden vernietigd. Ten slotte is een deel te wijten aan de duur van de rechtsbeschermingsprocedures.

De Chw zelf bleek zelf op punten ook tot onduidelijkheid te leiden. Zo waren partijen ver-deeld over de juiste interpretatie van de verwijzing in de Chw naar artikel 9e van de Elektrici-teitswet.

Het project ter realisatie van windturbines in Houten biedt een goede illustratie van de com-plexiteit van het huidige omgevingsrecht, de versnipperde rechtsbescherming en de lange duur van procedures van besluitvorming en rechtsbescherming. De Chw heeft in de laatste fase een rol gespeeld en gezorgd voor een versnelling van de afdoening van de beroepen te-gen de bouwvergunning.

397

Raadbesluit ‘Duurzame energie in Houten’. Bron: http://houten.info.portaal.bct.nl/x/1318809654166/ Raads-voorstel+duurzame+energie+toepassing+in+Houten. S2000-008_1_56327_TDS.PDF

198

4.3 De Waterkrachtcentrale Borgharen