• No results found

Berliner Typen (1911) – Berlijnse figuren (1911)

Simplicissimus bestempelde de onderdrukking van de arbeidersorganisatie als een onrecht van de meerderheid van de bevolking en benadrukte dat nationaal en sociaaldemocratisch denken elkaar niet hoeven uit te sluiten. Ook verzette het tijdschrift zich tegen de klassenstrijdtheorie en 'marxistische gelijkmakerij' als een oplossing voor het sociale vraagstuk.69 In Simplicissimus werd rond de

eeuwwisseling naar de twintigste eeuw de verhouding tussen arm en rijk als basisprobleem van die tijd gezien. Voor het sociale vraagstuk zocht men naar maatregelen om sociale misstanden tegen te gaan, maar dit gebeurde vaak vanuit een meer liberaal burgerlijk perspectief.

Tot de Eerste Wereldoorlog werd in Simplicissimus voornamelijk een boerse en nog niet volwaardig stedelijke 'tussenklasse' afgebeeld. Dit is echter niet van toepassing op Zille. Waar Zille zich wel bij aansloot is dat het tijdschrift zich bezig hield met de problemen van arbeiders, voornamelijk met hun onbeduidend- en rechteloosheid. De arbeiders waren op zichzelf aangewezen door de hang naar winst van de hogere maatschappelijke klassen. Met angst bekeken de mensen achter Simplicissimus echter wel alle revolutionaire ontwikkelingen in de arbeidersbeweging en het tijdschrift zette zich daarom in voor betere woon- en leefomstandigheden van de arbeiders.70 Hierin verschilde het duidelijk met Zilles mening die niet bang was voor de arbeidersbeweging, maar hier juist positief tegenover stond.

Desalniettemin beperkte Zille zich niet tot het socialistische publiek, want hij zorgde dat hij zijn werk bij een groter publiek onder de aandacht bracht, onder andere bij Simplicissimus. Maar waarom zouden anderen dan medestanders geïnteresseerd zijn? In Berlijn werd zijn werk door de gegoede burgerij aanvankelijk negatief ontvangen. Zij wilden niet aan de bedorven kant van hun prachtige stad herinnerd worden. In loop van tijd groeide Zille echter uit tot een graag geziene gast in deze kring.71 Hoe was dit mogelijk?

Om Zilles populariteit binnen en buiten de socialistische cultuur te verklaren, is het belangrijk te betogen dat Zilles werk op verschillende manieren

geïnterpreteerd kon worden. Allereerst op een socialistische manier waar het evident is dat de maatschappij oneerlijk in elkaar zat. Het volk was hier de dupe van en hier moest abrupt verandering in komen. Daarnaast kon het ook vanuit een meer liberaal perspectief bekeken worden en Simplicissimus sloot hier op aan. Het idee heerste dat er wel iets tegen de maatschappelijke wantoestanden gedaan moest worden, maar op een andere manier dan bij de socialisten. Niet door rigoureuze 69 Carla Schulz-Hoffmann, Simplicissimus: eine satirische Zeitschrift München. 1896-1944

(Bremen 1978) 222. 70 Ibidem, 190.

overheidsbemoeienissen, maar door inspanningen vanuit de gedupeerden zelf. En zeker niet vanuit de SPD. Zille had wel sympathiek voor deze partij, maar

vakbonden, demonstraties en partijleden kwamen nooit voor in zijn tekeningen. Als dit wel het geval was, zou de positieve perceptie in burgerlijk-liberale kringen niet mogelijk zijn geweest. De derde optie was een humoristisch en onpolitiek

perspectief wat meer mainstream en luchtig was. Hier werden Zilles tekeningen als puur vermaak gezien en werden geen consequenties getrokken uit hetgeen op papier te zien was. Een voorbeeld hiervan is het volgende citaat uit een pagina vullend artikel in de Berliner Illustrirten Zeitung, de eerste Duitse massakrant.

Heinrich Zille, das ist der neue Künstler, mit dem wir jüngst schon unsere Leser durch eine für uns ausgeführte Zeichnung aus der Berliner Sylvesternacht bekannt machten, ist als ausschließlicher Zeichner des Volkes, des Vorstadt-Proletariats und des Familienlebens der kleinen Leute eine neue und durchaus originelle Erscheinung im Berliner Leben.72

Zille werd in de Berliner Illustrirten al in 1904 de tekenaar van het Berlijnse volk genoemd. Dit was een benaming waarmee hij later – tot ver na zijn dood – tot ereburger van de stad werd benoemd. Door erkenning als specialist in een

grootsteeds genre boekte Zille succes en dit paste volgens Winfried Ranke in Zilles strategie om bekend te worden. Om bij een bepaald genre te horen, was Zille wel meer gebonden aan een vaste inhoud van zijn werk en dit betekende minder vrijheid.73

De sociaalkritische kunstenaar

Tegen 1910 had Zille al meer dan honderd tekeningen in meer dan zeven

verschillende geïllustreerde tijdschriften gepubliceerd. Onder Witzblatt-tekenaars, tekenaars die de ernst in een scherts moesten overbrengen, heerste concurrentie en je moest je dan ook profileren.74 Zille was zich kennelijk bewust van dit dilemma, want het is aannemelijk om er van uit te gaan dat Zille daarom actief was in het uitbrengen van albums, die namelijk in rap tempo verschenen. Zo verscheen in 1908 Zilles eerste album Kinder der Straße – 100 Berliner Bilder.75 Zilles populariteit was in minder dan tien jaar tijd sterk toegenomen. In 1909 ontving Zille van de Berliner Illustrirten Zeitung de voor de eerste keer uitgeschreven Menzel-Preis für 72 Ranke, Vom Milljöh ins Milieu, 166.

73 Ibidem, 166. 74 Ibidem, 202. 75 Ibidem, 195.

deutsche Illustratoren.76 In tegenstelling tot de hiervoor genoemde krant typeerde journalist en kunsthistoricus Hans Ostwald Zille al vroeg als een sociaalkritische kunstenaar en vooral niet als iemand die anderen alleen maar aan het lachen wilde krijgen.

Er ist ein sozialer Künstler. Er ist keiner, der bloß das Gelächter erregen, der bloß kitzeln will. Seine Blätter sind nicht von der Art, daß sie in gewissen Organen Furore machen könnten. Sie sind nicht für die lüsternen Augen unreifer und verwahrloster Großstadt- jugend gemacht, um die zu amüsieren. Dazu steckt in ihnen zu viel künstlerischer und menschlicher Ernst. Sie verlangen alle ein ernsthaftes Nachdenken. Sie fordern auf zur tätigen Mithilfe, um aus unserer Welt eine bessere Welt zu machen, als sie jetzt ist.77

Ostwald bekritiseerde hier de vaak voorkomende onpolitieke interpretatie van Zilles werk. Volgens hem werd het verkeerd begrepen en was Zilles werk zelfs niet voor iedereen bedoeld, zeker niet voor de 'begerige ogen van de onrijpe en

verwaarloosde grootsteedse jeugd'. Ostwald zag Zille als een sociaalkritische kunstenaar die niet de intentie had om de toeschouwer domweg te laten lachen. Zille wilde wel 'kietelen', maar er stak veel meer achter, namelijk artistieke en menselijke ernst. Stuk voor stuk verlangde elk werk dat er serieus over werd

nagedacht. Daarnaast zou Zilles kunst de toeschouwer zelfs moeten aansporen om de wereld te willen verbeteren. Of Zille met Ostwald het idee deelde dat er tot actie moest worden overgegaan is niet met zekerheid te zeggen. Het leek alsof Zille aanvankelijk namelijk zijn eigen Milljöh een hart onder de riem wilde steken met zijn tekeningen en niet zozeer een andere wereld voor ogen had. Wellicht dacht hij dat het toch zinloos was en dat het bijna onmogelijk was hoger op te komen, al was het hem zelf wel gelukt.

Een goed voorbeeld van het deels willen kietelen, maar toch eigenlijk iets heel hards aan de kaak willen stellen is de scène in afbeelding 9. Een jochie, aan de titel te zien een weeskind, staat met zijn kleine zusje te vernikkelen naast de kassa van een ijsbaan. Een deftig uitziende groep koopt entreekaartjes en het jongetje reikt de heer wat aan en zegt: “Koopt u toch wat beste heer, mijn vader is drie jaar voor mijn geboorte overleden.” Het is onzeker of de jongen al zou beseffen dat hetgeen hij zegt nooit waar kan zijn. Op het eerste gezicht lijkt het vermakelijk als je 76 Ranke, Vom Milljöh ins Milieu, 205.

vluchtig naar de tekst en afbeelding kijkt, maar blijf je even hangen dan realiseer je je wat een hard leven deze twee kleintjes moeten hebben. Het is een aandoenlijke en bijna hartverscheurende scène waar op z'n Zilles een lach en een traan in verwerkt zijn. Een heel andere tekening wordt het, als je vooral de inventiviteit van het kind centraal stelt. De jongen is namelijk op een creatieve manier om geld aan het vragen. De jongen zit niet bij de pakken neer en probeert de deftige heer over te halen.

Afbeelding 9

Der Waisenknabe (1906)

“Koofen se mir doch wat ab, lieber Herr, mein Vata is drei Jahre vor meine Jeburt jestorben!”

De weesjongen (1906)

Zille tijdens de Eerste Wereldoorlog

Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 ging het Zille zakelijk goed. Zijn werk bracht geld in het laatje, maar niet zoveel dat men Zille als een

oorlogswinnaar kon gaan zien. Zijn kinderen waren volwassen en het huis uit. Dochter Margrete leefde in Demmin in Mecklenburg en zoon Hans was sinds 1911 getrouwd en werkte inmiddels als leraar in Rosemarsow in Pommern. Lichamelijk ging het Zille slechter. Vanaf 1912 leed Zille onder jichtaanvallen en niet veel later kwam daar ook diabetes bij. Dit speelde nog voor de ontwikkeling van insuline en diabetes kon toen alleen nog met een dieet onder controle worden gehouden. Voor iemand als Zille, een fervent kroegganger en iemand die graag door de stad struinde, moest deze verkleining van bewegingsvrijheid een tegenslag zijn geweest.78

Tijdens de oorlog beperkte Zille zich tot het samenwerken met Berlijnse redacties. Tussen 1915 en 1920 werkte hij amper voor de bladen Die Jugend en Simplicissimus en juist veel voor Lustigen Blätter, Ulk en Wachtfeuer.79 Zille kreeg net als zijn collega's te maken met een van boven opgelegde censuur. Om de interne vrede in Duitsland te bewaren, mochten er alleen nog thema's van

'vaderlandse interesse' gebruikt worden. Dit gold ook voor de Witzblätter. Zille had dus geen kans meer om tekeningen met voor hem vertrouwde thema's als

woningnood en kinderleed te publiceren. Deze bladen werden namelijk zowel thuis als aan het front gelezen en zij moesten laten zien dat het onder omstandigheden goed ging en dat men nog wat te lachen had.80 Een tekenaar kon in deze tijd dus niet vrij tekenen en laten zien wat hem of haar op het hart lag.

Zille werd bij Ulk, de satirische weekbijlage van het Berliner Tagesblatt, gevraagd om twee figuren te creëren die hij zo de oorlog in kon sturen.81 Het enige dat ze niet mochten hebben was een Berlijns dialect, want dat was niet overal in het keizerrijk even geliefd. De soldaten Vadding und Korl werden gecreëerd, twee Platduits sprekende figuren van het Duitse platteland die naar het front werden gestuurd. Vadding und Korl waren een mediaproduct en hoogstwaarschijnlijk niet geheel door Zille bedacht, maar deels ook door de redactie bij Ulk. Zij zocht naar manieren waarop het blad tijdens de nieuwe oorlogssituatie het beste het hoofd boven water kon houden. Zille, freelancer bij het blad, was populair en tekenaar van het kleine volk. Precies dit had het blad nodig. Zo moest Zille met anderen in discussie over hoe het leven van de kleine man aan het front zo realistisch mogelijk 78 Ranke, Vom Milljöh ins Milieu, 242-243.

79 Ibidem, 246-247. 80 Ibidem, 240.

neergezet kon worden.82

Vadding en Korl maakten heel wat mee. Op afbeelding 10 zien we ze in een loopgraaf waar op de rand sokken liggen te drogen. Vadding reikt via de loop van zijn geweer de Fransman in de volgende loopgraaf een worst aan. De Fransman heeft op zijn beurt een fles wijn in de aanbieding. Zelfs in de hel op aarde, want dat moet het daar zijn geweest, hebben de twee kampen op een tamelijk menselijke en vriendelijke manier contact met elkaar. Het beeld krijgt daarom iets onschuldigs. Het is aannemelijk dat dit ook het doel was van de strips van Vadding en Korl, namelijk op een redelijk luchtige manier beelden van het front tonen. Met een sigaret in zijn mond staat Korl rustig te kijken naar de voedsel- en drankuitwisseling. Ook hij is niet bang om neergeschoten te worden, want hij steekt net als Vadding boven de loopgraaf uit. Zullen de twee partijen elkaar na deze pauze weer proberen neer te knallen?

Afbeelding 10

Vadding in Frankreich (1914)

“Süh, Korl, da is ja all wedder uns' oll Flaschenkind!” Vadding in Frankrijk (1914)

“Zie, Korl, daar is een zuigfles!”

In het venijnige album Kriegsmarmelade (1916) liet Zille zich persoonlijk uit over de oorlog. Hierin zijn Zilles karikaturen anders, ze zijn grover en ook streeft de toon meer een moraal na. In dit album werd de oneerlijke verdeling van lasten bekritiseerd als ook het opofferen. Onder de arme bevolking viel er echter weinig meer op te offeren. Wat ook niet te missen is, is het lot van de vrouw. Zo zijn er meerdere afbeeldingen waar soldaten en officieren in de rij staan voor een bordeel. Met tekeningen uit Kriegsmarmelade publiceerde kunstenaar Otto Nagel in 1929 het boekje Für Alle! Voor het eerst waren de tekeningen, die tussen 1916 en 1919 gemaakt waren en een kritische houding tegenover de keizer en de oorlog tot uitdrukking brachten, in het openbaar te zien.83 Het is waarschijnlijk dat Zilles kritische houding er toe leidde dat de tekeningen verstopt bleven. Waarom de tekeningen pas veel later openbaar werden gemaakt, blijft gissen. Zille zou niet de enige kunstenaar geweest zijn die een kritische houding tegenover de oorlog liet zien. Kunstenaars als Otto Dix en Georg Grosz gingen hem voor en verwerkten ook meer drama in hun werk.84 Het is onbekend of Zille zich van zijn eigen kritische houding had gedistantieerd, de tekeningen in de vergetelheid zijn geraakt of dat ze niet meer in Zille zijn bezit waren.

83 Ranke, Vom Milljöh ins Milieu, 275. 84 Ibidem, 275.